Is het heel raar als ik zeg dat juist Brendan Perry mij altijd het serene Dead Can Dance gevoel wist te geven? Op de één of andere manier heeft zijn stem iets rustgevends waar die van Lisa Gerrard juist avontuurlijker is. Ook zij weet mij soms rust te geven maar toch anders.
Misschien omdat mannenstemmen dit sowieso wat makkelijker voor elkaar krijgen bij mij.
Het heeft elf jaar geduurd eer Perry met een opvolgend solo-album op de proppen kwam en zelfs nu is het nog niet makkelijk om aan Ark te geraken. Een officiële release datum moet nog steeds komen, maar het album is in elk geval al te koop bij zijn optredens.
Zodra
Babylon van start gaat verkeer ik al weer in etherische sferen zoals dat bij Dead Can Dance ook wel eens voorkomt, en met deze mededeling vertel ik natuurlijk gelijk dat Ark behoorlijk dicht tegen Dead Can Dance zelf aanschuurt.
Toch heeft Ark ook genoeg 'eigens'. Electronica wordt hier heel mooi ingezet en geeft het gek genoeg soms een Massive Attack-achtig sfeertje mee en dat is goed te horen op
The Bogus Man.
Het ademt iets mysterieus zoals ook Massive Attack dat doet. Het is de stem van Perry die zorgt voor de bekende sfeer die je doet beseffen dat het geen Massive Attack is. Knap natuurlijk, en het laat horen dat zijn stem een enorm stempel drukt op het geheel. Een stempel? Een lakzegel! Het is majestueus genoeg.
Op
Wintersun merk ik opeens wat nu de kracht was van Dead Can Dance: afwisseling en wisselwerking tussen Perry en Gerrard. Hoe mooi ik de stem van Perry ook mag vinden; het begint op dit nummer opeens te veel van het goede te worden lijkt het wel. Ik wil Lisa horen! Het klinkt ernstiger dan het is natuurlijk, want ook dit nummer is mooi, maar ik raak in een soort roes bij dit nummer. Dat kan fijn zijn, maar hier dwaal ik langzaam ietwat af.
De afleiding duurt maar even want
Utopia ademt ergens een oosters sfeertje als je het intro hoort. Al snel horen we Perry een Dead Can Dance-achtig nummer zingen. Heel erg mooi en vooral uiterst sfeervol. Het is een knappe combinatie: het ietwat onderkoelde gezang tegenover een warme muzikale sfeer. Heerlijk nummer dus.
Inferno klinkt een stuk electronischer en heeft een duister sfeertje. Reptile71 is het op
zijn album ook gelukt om een soortgelijke sfeer neer te zetten die ik erg waardeer.
Als je dit nummer hoort besef je ook dat het album ondanks zijn duidelijke sfeer toch diverse stijlen bevat. Dit is zwaar uitgedrukt, maar zet dit nummer tegenover een paar voorgangers en je hoort het wel degelijk. Ook dit nummer vind ik weer ijzersterk.
This Boy lijkt heel even iets jazzy-achtigs te krijgen maar dat wordt snel omgebogen door de synths die er een oosters tintje aan geven terwijl de basis van het nummer wederom donker en onderkoeld is en zelfs vrij monotoon te noemen. Ook hier laat Massive Attack me niet geheel los, ook al ligt het er niet heel erg dicht bij om van een invloed te spreken (laat staan dat Perry zich daardoor überhaupt zou laten beinvloeden).
The Devil and the Deep Blue Sea klinkt gelijk al aardig electronisch: de basis geeft het een sombere sfeer maar daarover juist flarden lichtere synths die het juist een verhelderende toon mee weten te geven. De term 'luchtig' kan vermeden worden, want dat is het zeker niet, maar het is wel een bijzondere gewaarwording.
Crescent is het achtste en laatste nummer van Ark. Het gaat dromerig van start. Ook hier horen we oosterse elementen terug waarmee de Dead Can Dance-link weer sprekend is geworden.
Er zit door het hele nummer een mooie opbouw die uiterst subtiel is maar wel degelijk voelbaar. Nergens krijgen we een explosie of uitbarsting; wel een uiterst fraai stukje muziek aan het einde. Het lijkt haast een aparte song in een song.
Ik ben behoorlijk onder de indruk van dit solo-album en moet beschamend toegeven zijn vorige niet te kennen. Waar ik Lisa Gerrard wel meer ben blijven volgen daar ben ik Brendan Perry blijkbaar uit het oog (of moet ik zeggen oor) verloren.
Hoe dan ook heb ik dat met beluistering naar Ark vast weer goedgemaakt en kan ik zeggen dat het een zeer mooie cd is geworden.