De titelloze plaat is een nogal onderschat Deftones-album. Als ik in 2003 Deftones zou hebben gekocht, nadat ik eerder onder de indruk zou zijn geweest van Around the Fur en White Pony, zou ik vast ook teleurgesteld zijn geweest. Maar in 2007 leende ik Deftones bij de plaatselijke bibliotheek, en luisterde ik naar mijn eerste volledige Deftones-album, nadat ik al bekend was met verschillende losse nummers van de band (‘My Own Summer’ en ‘Back to School’ natuurlijk, maar ook ‘Minerva’). Waarom deze plaat? Omdat dit de enige Deftonesplaat bij de bieb was. Soms kan het zo gemakkelijk zijn.
Ondertussen zit ik al geruime tijd in een Deftones-fase, sinds ik voor een paar euro de B-Sides & Rarities kocht. Eerst nog over getwijfeld of ik dat wel zou doen, zo’n grote fan was ik niet. Ik was tot op dat punt niet verder gekomen dan de eerste twee platen, waarvan ik Around the Fur echt fantastisch vind en Adrenaline gewoon uitstekend, en de titelloze plaat dus die ik al jaren niet gehoord had, en had White Pony, dat te boek staat als dé klassieker van de band, nog niet gehoord. De verzameling new wave-covers (‘Wax and Wane’!) en flirts met triphop, droompop en shoegazing op B-Sides & Rarities deed me besluiten snel White Pony aan te schaffen, want wat een inventieve band was Deftones toch op die verzamelaar! White Pony bleek bij vlagen briljant te zijn (‘Digital Bath’, ‘Teenager’, ‘Knife Prty’), en bij vlagen mwoah (‘Street Carp’ en vooral de misser ‘Elite’). Maar afijn, de Deftones-fase ging verder en toen kwam ik toch weer bij Deftones uit.
Vergeleken met de softere, experimentelere kant van White Pony is Deftones een stap terug in de evolutie van de band. Vergeleken met de hardere/extravertere nummers van eerstgenoemde plaat, en die nummers vind ik daar toch echt de zwakke(re) broeders, is de titelloze een vooruitgang. Opener ‘Hexagram’ bijvoorbeeld is een fantastische, venijnige rammer, met twee refreinen: één met furieuze screams, en een wijds, shoegazingachtig refrein waarin Moreno’s slepende zang (toch wel een van de sterkste punten van de band) de hoofdrol opeist. ‘Minerva’, al eerder beschreven als een perfecte combinatie van metal en shoegazing, bouwt die kant van de band verder uit. De softe en de harde Deftones komen elkaar op een fraaie manier tegen. Dat gebeurt vaker op de titelloze plaat: ook ‘Deathblow’ (met fraaie mondharmonica) en ‘Moana’ hebben een likje shoegazing meegekregen.
Natuurlijk, Deftones is niet erg consistent, maar dat is, op Around the Fur na, met geen enkel ander Deftones-album dat ik ken het geval. De vaak op Adrenaline aansluitende metalnummers als ‘Bloody Cape’ en ‘Battle-Axe’ zijn nogal lomp en klinken oppervlakkig beluisterd niet al te intelligent, maar de songstructuren maken ze toch best boeiend. Ik moet alleen wel zin hebben om wat aandachtiger naar dat gebeuk te luisteren. In het hardere segment is ‘When Girls Telephone Boys’ wel een heel geslaagde zet. Je hoort op dat nummer trouwens ook weer wat een goede aanvulling Frank Delgado op de band is: die muur van vervormde telefoongeluiden kan niet anders dan uit zijn koker komen.
Als geheel is deze overwegend harde, metalgeoriënteerde plaat toch behoorlijk sterk: veel energie, veel bruutheid die goed aankomt, en als kers op de slagroom is het toch weer zo’n softe Fremdkörper die de show steelt: het claustrofobische, triphopperige ‘Lucky You’ is van een grote schoonheid en beklemming. Uiteindelijk heb ik toch nogal behoefte aan een softe, experimentele Deftones denk ik, zoiets als B-Sides & Rarities maar dan als studioalbum. Vandaar dat u mij binnenkort terugziet bij het eveneens onderschatte Saturday Night Wrist.