De zomerse dagen van het vorige bericht zijn op deze 6e januari 2024 weg: het gaat zowaar vriezen. Met een groepsnaam als Alaska de perfecte dag om hun tweede album eens goed te beluisteren.
In die jaren '80 bekroop mij als liefhebber van hardrock en heavy metal zo af en toe een ontevreden gevoel: wat is het toch met artiesten die een grote naam verlaten en dan met slappe aor terugkeren? Het
debuut van Alaska benaderde in de verste verte niet de grandeur van Whitesnake, zoals Eddie Clarke (ex-Motörhead) en Pete Way (ex-UFO) met hun Fastway een flauw gerecht opdienden, evenals Paul Di'Anno (ex-Iron Maiden) toen hij een doorstart maakte onder de vlag van zijn artiestennaam.
Alaska verbeterde zich evenwel op hun tweede worp
The Pack. Het afmixen lukte aanvankelijk niet, tot groepsbaas Bernie Marsden besloot tot een laatste poging in de studio van Jimmy Page, waar Stuart Epps alsnog een bevredigend resultaat voor elkaar bokste. Er lukte meer: zijn vriendschap met platenbaas Gerry Bron en diens zoon Richard leidde ertoe dat hij voor de Amerikaanse markt onderdak vond bij hun Bronze Records, zo vertelt hij in
zijn bio.
Deels ouder werk (
S.O.S. stamt uit de
periode kort na Whitesnake), keert Marsden na het overgladde debuut sterker terug met
The Pack. Tweede bekende naam op de plaat is Don Airey, bekend van Rainbow, hier als 'guest' vermeld.
Het management werd wederom gedaan door London's Pride, Whitesnakes merchandisebedrijf dat hem na het gedwongen vertrek uit de groep hielp een nieuwe carrière op te bouwen.
Op
The Pack dus meer gitaar en al wenste Marsden niet het geluid van Whitesnake te herhalen, toch gaat het iets meer die kant op. Dat is meteen duidelijk op
Run with the Pack en wordt daarna gecontinueerd, al ronkt op
Where Did They Go net als op het debuut een saxofoon. Op
Schoolgirl is echter de in blues gedoopte gitaar volop terug en daarmee mijn aandacht, net als op de blueshardrock van
S.O.S.
Help Yourself rockt voorspelbaar volgens het boekje,
Miss You Tonight is de onvermijdelijke ballade. Pakkender is
The Thing met een spannend intro en als de zangpartij volgt moet ik met tekst én riffs én breaks warempel aan Whitesnakes
'Till The Die I Die van
Come an' Get It denken. Met opgewekte aor sluit
I Really Want to Know de plaat af.
De stem van Robert Hawthorn is licht voor het genre maar wel hees, al komt hij tekort als de muziek steviger wordt.
Kennelijk zag Marsden weinig heil in een vervolg van de groep, want hij hapt toe als London's Pride hem vraagt om het te proberen met gitarist Mel Galley (nota bene zijn plaatsvervanger in Whitesnake, maar inmiddels daar vertrokken) en bassist Neil Murray, eveneens ex-Whitesnake. De groep wordt MGM genoemd en als Bobby Kimball van Toto een demo hoort, voegt deze zich bij de groep. Met hem erbij worden opnamen gemaakt, waarna de boel binnen enkele dagen implodeert om redenen die Marsden niet uitlegt.
Met David Coverdale heeft Marsden overigens af en toe vriendschappelijk contact. Eén van de redenen dat MGM niet van de grond kwam is drummer John Marter, door Marsden meegenomen uit Alaska maar door Coverdale ontraden. Achteraf geeft Marsden hem gelijk.
Omdat er liveverplichtingen zijn aangegaan krijgt het publiek in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland wel MGM te zien met de onbekende Ier Rob Cas bij de microfoon. Ook wordt het Engelse Reading Festival '87 gespeeld, dan met de eveneens onbekende John Saxon als zanger.
Het grootste succes levert echter een rechtszaak tegen John Coletta op: na twee jaar voorbereidingen en traineren van Coletta's kant, krijgt Marsden eind jaren '80 dan eindelijk de auteursinkomsten voor zijn muziek in Whitesnake.
Ondertussen werkt hij gedurende een jaar aan een soloproject van Andy Taylor, ex-Duran Duran, waarbij hij tevens in een project voor filmmuziek rolt. Hierdoor komt hij samen te werken met naamgenoot Bernard Edwards van Chic.
De Bernards kunnen het goed vinden, maar de leuke anekdotes verdoezelen niet dat dit alles weinig deed voor Marsdens carrière. Taylor ontbrak meestal in de studio, diens soloplaat verscheen nooit en in de filmsoundtrack van
Tequila Sunrise (1988) is van Andy Taylor slechts
Dead on the Money te horen met Marsden op gitaar.
Deze tweede Alaska is grotendeels aangenaam. Met de gitaren nadrukkelijker in de mix klinkt dit herkenbaarder als Marsden. Vanaf 1996 verschenen heruitgaven met als bonus onder meer
Show Some Emotion, geschreven door Fast Eddy Clarke van Motörhead en Fastway.