De tweede plaat van Riot die in Nederland werd uitgebracht was
Fire Down Under. Mijn muziekmaatje en ik wisten dat dit eigenlijk hun derde was, maar het debuut had Nederland nooit bereikt. Al was er waarschijnlijk een heel kleine kans dat je ‘m bij gespecialiseerde zaken in de importbakken tegenkwam; is mij nooit gebeurd.
Wat was hun derde elpee góéd! Man… Knallen, knallen, knallen.
Narita vonden we al prachtig en gelukkig belandde dit juweeltje eveneens in de fonotheek van ons dorp. 1981 was wederom een goed en vernieuwend jaar voor heavy rock. Bij Riot klonk niet de metal zoals die inmiddels in het Verenigd Koninkrijk de toon zette: de New Yorkers maakten snelle hardrock, iets traditioneler dan bij de Britse collega’s, maar de superenergieke inzet maakte dit ruimschoots goed. In mijn hoofd was een zeehond niet meer lief en bedreigd, maar stoer en gevaarlijk.
Op de achterkant van de hoes stond een bio over de strijd die was geleverd, maar zie daar, “We benne terug!” Bijna alle nummers belandden op cassette. Alleen de langzamere liedjes
Feel the Same en
No Lies haalden die niet. Afsluiter
Flashbacks wél, want alweer wordt heerlijk gesoleerd en de soundbites van de hartverwarmende ontvangst die de band kennelijk in Engeland had gekregen vond ik interessant. Waarschijnlijk bedoeld als bedankje aan hun Britse fans.
De afgelopen weken heb ik het album via streaming veel gedraaid. Waar ik vroeger vooral voor de snelste tracks viel, namelijk
Fire Down Under en
Run for Your Life, zijn nu mijn absolute favorieten de songs die net iets langzamer zijn:
Swords and Tequila (indertijd kwam ik voor het eerst de term 'tequila' tegen, nog altijd een prachtig woord),
Outlaw met zijn heerlijke riff,
Don’t Hold Back waarin ik iedere keer oren tekort kom en de powershuffle van
Altar of the King, dat bovendien een wonderschoon intro kent.
Bij deze songs spelen gitaristen Mark Reale en Rick Ventura partijen die met elkaar in contrast staan maar wonderwel samengaan; een lust voor het oor.
Een andere reden dat deze liedjes extra waarde hebben gekregen is de toenmalig debuterende drummer Sandy Slavin: pas nu valt me op dat hij de meest gevarieerde capriolen uithaalt, kan grooven als de beste en daarbij heerlijk veel en stevig zijn bekkens teistert.
Uiteraard móet de stem van Guy Speranza worden genoemd. Helder en krachtig, uit duizenden herkenbaar. Het zijn dezelfde kwaliteiten waarom ik zo van de gouden keeltjes van Steve Walsh (Kansas) en Jon Deverill (Tygers of Pan Tang) houd, stemmen die melodie en energie perfect doen samensmelten.
Met de opvolger was dat voorbij: Rhett Forrester had een hele andere kleur, Riot klonk voor mij niet meer als Riot en ik haakte af. Dat diens opvolger Tony Moore ook zo’n heldere stem bezit, heb ik totaal gemist.
Wel ontdekte ik tot mijn verrassing bij “spin-off band” Riot V iets van die oude magie, al gebeurde dit mij pas in 2018 met het uitkomen van
Armor of Light. Maar Riot V is een verhaal voor een andere keer.
Mogelijk moet ik zelfs de fase Forrester een tweede kans geven, want wat ik op streaming tegenkwam valt me inmiddels niet tegen. Al haalt het niet de magie van
Fire Down Under, voor mij een vijfsterrenklassieker.