Vanaf 1978 zocht Phil Lynott aansluiting bij nieuwe muziektrends, zoals punk en new wave. Ook begon hij liedjes te schrijven die niet geschikt waren voor de stadionhardrock van zijn Thin Lizzy, met wie hij overigens in de eerste jaren al rockloze liedjes opnam,
Dublin bijvoorbeeld.
Het hardrocklabel opgeplakt krijgen, dat was hem te beperkt. Zo verscheen november 1979 kerstsingle
A Merry Jingle met The Greedies met daarin twee ex-Sex Pistolsleden.
Tijdens de opnamen van
Black Rose, een jaar eerder, viel het de bandleden op dat je opeens niet meer wist waarvoor een liedje werd opgenomen: voor Thin Lizzy of Phil solo?
Dat blijkt inderdaad op zijn solodebuut, april 1980 verschenen, vernoemd naar een Londense wijk, net als het Lizzyalbum
Chinatown dat later dat jaar uitkwam.
Het is een komen en gaan van ex- en nieuwe bandleden, aangevuld met vrienden.
Het Thin Lizzy van dat moment (naast Lynott: Brian Downey, Scott Gorham en Snowy White) hoor je het vaakst; zoals in de stevigste track, opener
Dear Miss Lonely Hearts.
Ex-leden: Midge Ure, gitarist tijdens het tweede deel van de Black Rose Tour in 1979, speelt synthesizers op
Yellow Pearl, dat hierop lange tijd de herkenningstune van BBC's Top of the Pops was.
Mark Nauseef, drummer tijdens de Australische tour in 1978, speelt op
Ode to a Black Man en
Talk in '79.
Gary Moore, gitarist bij Lizzy van half '78 tot half '79, speelt op
Jamaican Rum een wonderzoete solo.
Enkele vrienden: Bobbie Benberg van Supertramp, zwager van Lizzygitarist Scott Gorham, speelt met onder meer bassist Jimmy Bain op
Girls, een compositie van Bain, Lynott en ex-Lizzyaan Brian Robertson.
Huey Lewis speelt mondharmonica op
Tattoo en
Ode.
Mark Knoflook van Diarree Straits, zoals Urbanus hem ooit noemde, speelt gitaar op
King's Call, na Lynotts dood een hitje, hierboven door
kaztor al vermeld.
Fiachra Trench hoorden we al jarenlang op platen van Lizzy voor orkestrale arrangementen, hij keert hier terug voor
A Child's Lullaby en
Tattoo.
Muzikaal gaat het ook diverse kanten op; Lynott biedt een gevarieerd tapasmenu met allerlei hapjes. Van rock via reggae naar synthesizerpop, plus nog meer. Heel smakelijk, mede omdat het goede composities zijn die fraai worden gespeeld, bijeengehouden door de productie van o.m. Kit Woolven, Tony Visconti en Will Reid Dick en het grootste bindmiddel: de warme stem van de zwarte man.
Die laatste term diept hij uit in
Ode To a Black Man, resultaat van zijn zoektocht naar zijn afkomst en identiteit.
Op King's Call verwoordt hij fraai zijn gevoelens na het overlijden van Elvis Presley in 1977, een onderwerp dat op
Do Anything You Want To van album
Black Rose ook al langskwam.
Talk in '79 is een poëtische samenvatting van het popjaar 1979, waaruit zijn dichterlijke talent blijkt.
Met die teksten was hij overigens ook aan het schuiven: delen van de tekst van
Ode hoorden we het jaar ervoor op het zojuist genoemde
Do Anything.
Heerlijk popplaatje, dat mij van tijd tot tijd toeroept dat het wil worden gedraaid, waaraan ik dan blijmoedig toegeef.