Muziekles tijdens de eerste klas van mijn middelbare schooltijd, en de leraar zette deze toen nog praktisch onbekende plaat op (twee langspeelplaten in een mooie doos). Een schok: sterke rockmuziek, gepassioneerde zang, intelligente teksten, meeslepende melodieën, grote thematiek. Thuisgekomen doorzocht ik de platenkast van mijn vader, en hoewel zijn verzameling voornamelijk uit klassiek, Glenn Miller en Ray Conniff bestond en niet progressiever dan Simon & Garfunkel en The Mama's & the Papa's werd, stond Jesus Christ superstar er warempel óók tussen. Als in een roes draaide ik de hele dubbelelpee achter elkaar, en ik was diep onder de indruk.
Was dit mijn eerste kennismaking met het lijdensverhaal? Hoewel ik niet in enige geloofsrichting ben opgevoed zal ik de hoofdlijnen ervan wel hier en daar hebben opgepikt, maar dit album was de eerste gedetailleerde versie die mij ervan onder ogen (en oren) kwam, en pas naderhand heb ik begrepen dat de invalshoek van het perspectief van Judas en de menselijke benadering van een kwetsbare Jezus bepaald niet gangbaar en in zekere zin zelfs tamelijk revolutionair waren (toen in 1988 The last temptation of Christ verscheen was mijn eerste reactie: maar Tim Rice had het hier in 1970 toch óók al over?). Voor religieuze mensen klinkt dit misschien triviaal, maar in zekere zin is mijn beeld van het essentiële verhaal van het Christelijke geloof door JCS gevormd, net zoals sommige teksten van Ian Anderson op Jethro Tulls Aqualung (1971) dat deden. En daarin ben ik wellicht niet de enige van mijn generatie, getuige het succes van de verfilming uit 1973 en de enorme populariteit hier ten lande van de soundtrack daarvan (ruim een jaar in de elpee-top-20, waarvan 4 weken op nummer 1).
Hoewel mijn toenmalige niet-geloven sindsdien is verhard tot een overtuigd atheïsme, is mijn bewondering voor Tim Rice's benadering nooit verminderd. Maar uiteraard zou die boodschap nooit zo goed zijn overgekomen zonder de technische onderbouwing daarvan, enerzijds Rice's vermogen om zijn teksten zowel qua ritme als qua vocabulaire rijk, elegant en perfect "lopend" te brengen (inclusief grappig gebuik van "moderne anachronismen": "One thing I'll say for him – Jesus is cool", "our expenses are good", "You'll escape in the final reel", "I only ask things I'd ask any superstar"), en anderzijds natuurlijk het hart van de plaat, Andrew Lloyd Webbers muziek die na 45 jaar nog altijd staat als een huis. Soms lees ik ergens een willekeurig tekstregeltje uit één of ander liedje waarvan ik de bijbehorende melodie ken, en als die melodie toevallig erg mooi of pakkend is loopt er dan een denkbeeldige rilling over mijn rug. En als getuigenis van hoe sterk de muziek van JCS is: wie deze plaat goed kent zal vermoedelijk bij elk van de volgende tekstregels meteen de bijbehorende briljante melodie in zijn hoofd horen, en bij wie loopt er dan niet zo'n rilling over de rug? "You have set them all on fire...", "It seems to me a strange thing mystifying", "Matter... more... than your... feet... and HAIR!", "No wait – we need a more permanent solution to our problem", "for ever and ever and ever", "...and leaving me the blame","Should I bring him down?", "Everytime I look at you I don't understand", "But – if – I – die", "Prove to me that you're no fool : walk across my swimming pool!", "The slime and the slime and the slime and the mud", "You innocent puppet!"... Misschien voor elke luisteraar nog wel met diverse voorbeelden aan te vullen. (Zelf begin ik ook te huiveren bij die geweldige gitaarriff waarmee Heaven on their minds opent en die de ruggegraat van The 39 lashes vormt.)
Opgegroeid als ik ben met de originele JCS ben ik die altijd blijven prefereren boven de (misschien wel veel beroemdere) soundtrack van de verfilming; voor iets jongere mensen of voor mensen die de muziek pas via de film leerden kennen gold dikwijls het omgekeerde. Wat mij betreft is en blijft het doorslaggevende argument voor mijn eigen voorkeur toch de aanwezigheid van 's werelds beste rockzanger in de titelrol. En voor alle duidelijkheid: nee, ik kan niet zeggen dat ik vertrouwd ben met alle zangers van alle bands die er ooit hebben bestaan, en soms luister ik ook wel eens liever naar Robert Plant of Sam Cooke of Bob Dylan, maar de intensiteit die Ian Gillan hier meebrengt is wat mij betreft niet te evenaren. Ook de "soulfulle" Yvonne Elliman en vooral de emotionele Murray Head leveren indrukwekkende prestaties, en de andere zangers (inclusief een persoonlijke favoriet, Michael d'Abo als koning Herodes) brengen met soms rafelige maar altijd karaktervolle vertolkingen hun personages eveneens bewonderenswaardig tot leven, maar naast de teksten van Tim Rice en de muziek van Andrew Lloyd Webber is het toch Ian Gillan die dit album voor mij zijn meerwaarde geeft.
Mooi (en "pijnlijk" eerlijk) fotobijschrift (van Roger Glover?) in het boekje bij de 25th anniversary edition van Deep Purple's Machine head : "Ian Gillan [...] grabbed an extra dose of fame singing the part of Christ on an album that nobody thought would go anywhere, 'Jesus Christ Superstar'." (mijn cursivering)