Wel eens meegemaakt dat het bedrijf waarvoor je werkte, werd overgenomen door een grotere vis? Het overkwam The Stranglers in januari 1979, toen United Artists/Liberty in handen kwam van EMI. Korte tijd later brachten zowel Jean-Jacques Burnel als Hugh Cornwell vrij abstracte soloplaten uit, te weten
Euroman Cometh en
Nosferatu, die niet goed verkochten.
Hetzelfde gold voor de experimentele groepsplaat
The Gospel According to Meninblack. Ik kan me voorstellen dat de vier eigenwijze creatievelingen werden ontboden op het kantoor van de Grote Platenbaas, die hen vriendelijk doch beslist duidelijk maakte dat er geld moest worden verdiend. “We need a hit single!” zal de man in zijn driedelige grijze pak hebben benadrukt.
Tegenwoordig weten we dat dit zowaar op ongekende wijze lukte met
Golden Brown, een semi-progrocklied, waarvan de muziek door toetsenist Dave Greenfield werd gemaakt omdat Burnel en Cornwell vonden dat hij ook eens een liedje moest leveren. Met zijn deels 3/4-, deels 7/8-maatsoort en klavecimbel was het de tweede single van het album, kort voor Kerstmis 1981 verschenen (waar met de groep was afgesproken dat ie in januari zou uitkomen) en aanvankelijk zonder promotie tot een grote hit uitgegroeid: EMI en de productiestaf wisten zeker dat dit niks zou worden...
La Folie werd geproduceerd door Steve Churchyard en gemixt door grote naam Tony Visconti, die van EMI moesten zorgen voor een radiovriendelijk geluid.
De liedjes op de A-kant gaan van kort naar langer. Het zijn er zes, dus geen van allen duurt lang: opener
Non Stop slechts 2’29” en afsluiter
The Man They Love to Hate klokt af op 4’21”. Het licht-grommende basje met zijn soms tegendraadse lijnen is overal aanwezig, maar in ieder lied zit wel een pakkende melodie, alsof de heren braaf naar hun platenbaas hebben geluisterd.
Mijn andere favorieten van de eerste helft:
Everybody Loves You When You’re Dead en het briljante
Tramp. Degenen die de band langer volg(d)en verschillen ook hier van mening: hierboven schreef
LucM dat hij dat liedje juist helemaal niks vindt.
Eerste single was
Let Me Introduce You to the Family, #47 in Engeland; hier kan ik op mijn beurt weinig mee, net als met
Ain’t Nothing to It, dat klinkt als een kliekje van het vorige album.
De B-kant is minder sterk, zoals wel vaker op elpees.
It Takes Two to Tango met zijn (Beach Boys) koortjes bijvoorbeeld.
How To Find True Love lijkt ook weer een restje van de vorige plaat te zijn.
Golden Brown zit “verstopt” als derde song op de B-kant, tijdloos mooi en ironisch genoeg waarschijnlijk het bekendste lied van de band geworden. Afsluiter
La Folie is aangenaam loom met zijn gesproken Franse tekst, de titelsong werd als single #47 in het Verenigd Koninkrijk. Altijd fijn als Burnels Franse achtergrond bovensijpelt en een muzikale vooruitwijzing naar volgende albums van de band.
Als extra’s staan op mijn cd (editie 2001) en streaming twee juweeltjes: zigeunerjazz in
Cruel Garden en het magnifieke kleinood
Strange Little Girl: vanaf het moment dat ik in ’82 de clip
op Sky Channel zag, was ik verkocht. De laatste is oorspronkelijk afkomstig van hun afscheidsplaat van EMI,
The Collection 1977-1982. Onbegrijpelijk dat dit niet dezelfde hitstatus kreeg als
Golden Brown.
De overige bonusliedjes doen me weinig, alhoewel menigeen
Vietnamerica kan waarderen. Ronduit irritant en overbodig is de audiocollage
Cocktail Nubiles, een mislukte knipoog naar
Bring on the Nubiles van
No More Heroes (1977), een lied dat ook al geen hoogvlieger was.
La Folie is niet de beste Stranglers; het debuut
Rattus Norvegicus en derde album
Black and White bijvoorbeeld smaakten mij beter. Toch is het vaak genieten. Ik moet regelmatig denken aan
The Raven uit 1979, waarop de ruwe kant van de band voor het eerst sluw werd gemixt met de popachtige, melodische zijde. Aan
La Folie geef ik een half puntje minder, 3,5.
Tenslotte: neem eens de moeite om het gehele album te letten op de geïnspireerde, vaak tegendraadse baslijntjes van Burnel. Verstopte diamantjes!