Ik beluisterde dit album voor het RYM top-250 review topic – anno augustus 2022 was dit RYM #213
Head Hunters heb ik op de een of andere manier altijd gezien als een klassieke instapplaat in de jazz. Geen idee of dat terecht was, maar instapplaten kun je in de regel net zo goed overslaan als je je toch in een genre wilt verdiepen. Toch voelt het een beetje raar dat ik nooit eerder heb getoetst of die op weinig gebaseerde aanname inderdaad van toepassing is op deze classic van Herbie Hancock. Een andere reden dat ik heb gewacht is de fusion tussen in dit geval jazz en funk. Met fusion heb ik soms wat moeite. In het beste geval kan het een lekker soepje zijn, maar het dreigt in mijn oren al gauw een papje of zelfs een brei van ideeën te worden, waardoor ik er minder makkelijk inkom. Maar deze plaat met mooi allitererende artiest en titel heeft geen last van dat alles. Hij is juist lekker puntig en zelfs heel goed dansbaar.
Ik ging vooraf al de mist in door dit altijd te zien als een hele
invloedrijke plaat, die zijn status dus wel uit zijn invloed en niet uit zijn kwaliteit zou halen. Alsof die twee dingen antigecorreleerd zouden zijn. Niets is minder waar! Nu hoor ik inderdaad ladingen invloed op zo ongeveer al mijn favoriete genres, van hiphop (The Roots, …) tot house (Theo Parrish, …) en techno (Carl Craig, …). De tweede helft van ‘Chameleon’ vat de eerste helft van Moodymanns discografie in een kwartier samen – enkel de stemmen ontbreken nog. De kleine geluidjes die als vogeltjes komen binnenvliegen en de centrale groove even lostrekken van zijn nonchalante voortgang. Het straightforward ritme dat je als proto-house kunt betitelen. Maar er zit ook gewoon een enorme berg kwaliteit in de combinatie van enerzijds een strak onderliggend ritme en anderzijds juist de enorm lichtvoetige invulling daarvan. Die lichtvoetige dansbaarheid definieert voor mij deze plaat. Wat een leven zit er in deze funk-brouwerij. Jazz is wat mij betreft dan ook nadrukkelijk het subgenre in dit deel van de plaat, de invulling van specifieke passages, de kers op de funktaart.
Het bevalt me ook goed hoe Herbie en de zijnen spelen met de ongemakkelijkheid, zoals met het centraal geplaatste absurde fluitje op ‘Watermelon Man’. Daarbij zit er een enorme vaart in het album waardoor je mentaal nooit blijft hangen maar doorlopend meegevoerd wordt. Zelfs de ingeleiden en uitgeleiden van tracks als ‘Sly’ kenmerken zich door busladingen aan kleurrijke details. Enige punt van kritiek is dat het me soms net wat te vrijblijvend is en wat te weinig richting heeft, terwijl het je ondertussen wel strak bij de les houdt. Als een ruimte waar je wel de weg moet volgen, maar waar die weg geen bestemming heeft. Misschien is het intrigerend getitelde ‘Vein Melter’ daarom misschien wel mijn favoriete stuk van de plaat, waar die weg gevoelsmatig wordt losgelaten en in het relatieve minimalisme een nieuwe dimensie wordt opengetrokken.
Het is in retrospect maar vreemd dat ik nooit eerder aan
Head Hunters begonnen was: een plaat waar al mijn straatjes kruisen en die me misschien wel daarom vooraf als een onvermijdelijke tegenvaller overkwam. Dat is het dus niet: een heerlijke kleurplaat juist, waarin Herbie je doorgaans strak aan de hand neemt, die veel later dansmateriaal nadrukkelijk in zijn schaduw zet. Dit voelt nu al als een centraal vertrekpunt in mijn muziekbibliotheek, van waaruit andere favorieten vertrokken zijn en waar ze ook weer in samenkomen. De plaat voelt me voor nu nog net te losjes voor een echte topscore, maar die ligt zeker wel in het verschiet.
4.25*