Na het verschijnen van
Pornography werd The Cure een bandje waar ik weinig meer van begreep. Inleiding was het bericht dat bassist Simon Gallup de band had verlaten, om weer terug te keren en vervolgens "definitief" te vertrekken, The Cure tot een duo reducerend. Drummer Lol Tolhurst stapte daarop over naar toetsen; huh?
Toch kwam al in november 1982 single
Let’s Go to Bed. Maar waarom verschenen op bas en drums slechts huurlingen? En hoezo was Robert Smith ineens zo vrolijk?
Of was The Cure gestopt? Want Smith speelde ineens zowel bij The Glove als Siouxie and the Banshees... Gelukkig verschenen dan toch in juli en oktober 1983 singles
The Walk en
The Lovecats met daarop wederom de nodige lichtheid.
Wat ik bovendien niet snapte, was dat er geen album bij de singles verscheen. En toen daar eindelijk in mei 1984
The Top verscheen, stonden die liedjes daar niet op. Vraagtekens, vraagtekens.
Voorbij waren de soundscapes van de vorige drie albums, symfonieën op zichzelf. Op
The Top met zijn oosters-kleurige hoes klinkt een verzameling losse liedjes. Hoe die heetten, was puzzelen gezien het onoverzichtelijke
label waarop de liedtitels niet nummersgewijs staan vermeld, terwijl ik de
achterzijde van de buitenhoes veelvuldig ronddraaide om die te kunnen lezen.
De A-kant kent grote tegenstellingen: Met
Shake Dog Shake en
Give Me It waait Smith luide gitaarwolken om zich heen door chorus- en/of flangereffecten te gebruiken; melancholie klinkt op zowel
Bird Mad Girl, dat qua gitaargeluid terugkeerde naar 1979, als op
Dressing Up met z’n panfluitkeyboards; terwijl in
Wailing Wall pseudo-Arabische muziek is te horen.
De B-zijde opent met hun eerste hit(je) sinds 1980: het mallotige
The Caterpillar haalde in juni 1984 #35 in de Nationale Hitparade, bij Veronica slechts de Tipparade. Bij
Piggy in the Mirror was de heerlijke melancholie er weer, al dacht ik met die titel vooral aan het personage uit The Muppet Show; bij het intro van
The Empty World meende ik een symfonische rockband te horen waarna (hoera!) de klaaglijke zang van Smith het overneemt.
Daarna was het voorbij voor mij:
Bananafishbones ging met zijn te vaak herhaalde dalende akkoordenschema snel vervelen en hetzelfde geldt voor het eentonige titelnummer, waarop weer enige knipogen uit het Midden-Oosten klinken.
In autobiografie
Cured (2016) gaf Lol Tolhurst mij dan eindelijk antwoorden op de vragen van voorheen. Hij vertelt het nodige over de vechtpartij tussen Smith en Gallup in een club in Straatsburg in 1982, zijn overstap naar de toetsen en hoe de band enige tijd op sterven na dood was. Open is hij over de gevolgen van enerzijds te hard (moeten) werken, drugs en alcohol en anderzijds vakantie in Frankrijk en kunst in Spanje. Ook verklaart hij waarom er drie non-albumsingles verschenen en wat de reden is dat ze zo anders klinken dan de zware melancholie van voorheen.
Wat me nu pas opvalt is hoezeer ik de repetitieve drumpatronen van hem mis: opvolger Andy Anderson was weliswaar technisch veel vaardiger, maar tevens conventioneler. Daarmee verdween iets van de magie van de tripel
Seventeen Seconds - Faith - Pornography. Tegelijk valt op hoe The Cure in al haar vormen toch The Cure blijft: het zit 'm in de stem van Robert Smith. IJl, lenig, emotievol en onvergelijkbaar met andere zangers.