Het zesde en, tot op heden, laatste deel van de onvolprezen American Recordings-reeks van Johnny Cash, in samenwerking met producer Rick Rubin en een hele karrevracht aan geweldige artiesten. Ik verwacht, een slordige 12 jaar na datum, ook geen vervolg meer, dit lijken me eerder de laatste restjes die nog uit de sessies werden gepuurd, de laatste sessies voor Cash' verscheiden in 2003. Dezelfde sessies als die voor het vijfde deel dus, en er spreekt dan ook eenzelfde berusting uit voort, al is een ironische noot nooit ver weg bij Cash.
De hoes van dit postuum uitgebrachte album bestaat uit een foto van een Johnny Cash in zijn kindertijd, weer in zwart-wit, zoals bij de eerdere American Recordings-platen. Het jongetje kijkt ons monter aan, uit zijn blik spreekt levenslust, een soort aangeboren gretigheid om van het leven te proeven. Op de achterzijde zien we dan weer een raam met de reflectie van een boom en, in vage contouren, het gezicht van de oude Cash. En zo komen twee ver uit elkaar liggende tijdsgewrichten nauw samen.
Het album wordt afgetrapt met de titelsong, een misschien wat minder bekende gospelsong van Claude Ely. De manier waarop Cash en muzikanten 'm brengen, komt echter zo overtuigend over en heeft, na zijn dood, ook nog 'ns een extra, symbolische betekenis gekregen: "Ain't no grave, can hold my body down". Het is uiteraard niet zo dat Cash is verrezen uit het graf, maar eerder dat hij voor eeuwig blijft voortleven dankzij zijn muziek. Redemption Day is een fraaie cover van Sheryl Crow, die eerder ook al meezong op Mary of the Wild Moor, dat verscheen op deel 3 van de American Recordings-serie. Knappe song, sober uitgevoerd.
For the Good Times is een song van Cash' maat Kris Kristofferson, die zelf in de jaren '70 furore maakte. Het is een song met een wat melancholische ondertoon, die door Cash' vertolking alleen maar dieper gaat graven. Vervolgens krijgen we I Corinthians 15:55, het enige "eigen" nummer op dit album, en volgens enkele bronnen ook het allerlaatste nummer dat Cash ooit schreef. Het vangt aan met vers 15:55 uit het eerste boek Corinthians uit de Bijbel. Ook dit nummer handelt over Leven en Dood, toch wel universele thema's in het werk van Cash (en zoveel andere artiesten met hem). Je zou het nummer eigenlijk kunnen interpreteren als één lange metafoor voor de overgang van het Rijk der Levenden naar dat van de Doden, met een religieuze inslag. Ik ben zelf niet gelovig, maar dit kan me wel ontroeren!
Can't Help But Wonder Where I'm Bound is dan weer een song die Tom Paxton, weer zo'n wat vergeten singer-songwriter uit het verleden (zie ook Rod McKuen bij het vorige album) schreef in de jaren '60, en een zoveelste treffend voorbeeld van Cash' kwaliteiten om de klasse van een song, die in andere vertolkingen misschien wat in de schemering blijft, te doen ontluiken. Het is echter niet altijd prijs, want de versie van Satisfied Man op dit album vind ik dan weer wat anoniemer gebracht. Sober, jazeker, maar het doet me gewoon wat minder dan bij andere songs.
I Don't Hurt Anymore lijkt een positieve boodschap uit te dragen (gaat over een man die eindelijk over het stukgaan van een fel gekoesterde relatie is geraakt en ziet dat het leven verdergaat en er zich nog wel andere lichtjes zullen aandienen, denk ik), en zo klinkt het ook; Cash zingt haast op een stemmige manier, en de instrumentatie is ook wat vrolijker, iets meer uptempo. Cool Water is een Western-song van oorsprong, in 1936 geschreven door ene Bob Nolan. Weer een sterke performance van Cash, met name de manier waarop ie "cool, clear water" intoneert, doet me spontaan dorst krijgen. De song werd trouwens later ook nog gebruikt in de film The Ballad of Buster Scruggs van de Coen Brothers, gebracht door acteur Tim Blake Nelson.
En dan volgt één van de fraaiste pareltjes van het album: Last Night I Had the Strangest Dream, een oude folk/countryklassieker, geschreven door Ed McCurdy. In de jaren '50 bracht Pete Seeger de song uit als single, en ook Simon & Garfunkel namen een versie op. Deze van Johnny Cash vind ik er mooi en aantrekkelijk klinken, je hangt echt aan zijn lippen alsof ie een sprookje vertelt bij de open haard terwijl de kinderen met grote ogen en een mok warme chocola halsreikend naar Cash opkijken, in afwachting van alweer de volgende strofe van dat begeesterende verhaal. Hier komen Cash de performer en Cash de verteller op meesterlijke wijze samen!
Het album sluit af met Aloha Oe, een - u raadt het al - van oorsprong Hawaiïaanse folksong. Een soort exotische variant op We'll Meet Again, waarmee American IV: The Man Comes Around wordt afgerond. Maar, eerlijk is eerlijk: ik vind dit toch allemaal wat minder geslaagd hoor. En zo draait het album alweer na een dik halfuur op de conclusie uit. Ik vind deze de minste van de zes delen, en wellicht zal hier en daar flink geïmproviseerd zijn geweest met opnames en dergelijke, en had Cash bij leven en welzijn nog wel wat in de pap gebrokt om er meer zijn draai aan te geven. Maar dat is allemaal niet zo uitgedraaid, dus laat ons vasthouden aan alle mooie liedjes en verhalen die deze Grote Meneer ons, nederige luisteraars, heeft geschonken.
3,5 sterren