Dit is mijn eerste kennismaking met Iron & Wine, een project van Sam Beam. Ik heb hier tot nu toe al heel wat negatieve commentaren gelezen, en ik moet zeggen dat ik daar niet geheel akkoord mee ga. ‘Kiss Each Other Clean’ is een leuke, veelzijdige plaat. Niet alle nummers zijn voltreffers, maar er staat toch genoeg moois op dunkt mij.
De opener ‘Walking Far From Home’ is bijvoorbeeld een erg mooi nummer. Niet al te ingewikkeld, beginnend als een schijnbaar rustige folksong, maar het is toch wel wat meer dan dat. Mooie vocalen, die Beam heeft een erg goeie stem. Vrij spaarzame instrumentatie, met ook wat electro-invloeden. De achtergrondzang trekt me voornamelijk aan in deze song. ‘Me And Lazarus’ is een pak minder, is ook nog niet half zo intens als de opener. Ik vind het een vrij saai nummer. Beam probeert het geheel dan gaandeweg wat op te smukken met saxofoon, maar dat lukt niet zo best. Die saxofoon zal het later op deze plaat wel een stuk beter gaan doen.
‘Tree By The River’ is dan weer een meer pop-georiënteerd nummer, en bevalt prima. Ik betrap mezelf er geregeld op dat ik het luidkeels meezing. “Mary Anne, do you remember; the tree by the river; when we were seventeen.” Het gitaarstukje na pakweg 2 minuten 20 seconden vind ik erg mooi, en het hele nummer straalt een zekere vrolijkheid uit. ‘Monkeys Uptown’ herbergt weer wat meer van die electro-invloeden. Maar nog altijd vrij spaarzaam, zoals bijvoorbeeld een eels dat ook gebruikte op ‘Tomorrow Morning’. De instrumentatie weet me helaas niet helemaal te boeien hier; maar het is geen straf om er naar te luisteren of zo. Een leuk nummer, maar ook niet meer dan dat.
‘Half Moon’ gaat dan weer wat meer richting country, met dat dromerige gitaartje. Maar voor de rest kiest het nummer het midden tussen pop en folk. De achtergrondzang is leuk gedaan en klinkt wel prettig. ‘Rabbit Will Run’ is een wat langer nummer, en klinkt (net als ‘Monkeys Uptown’, trouwens) wat funky. En tegelijk klinkt het ook erg relaxed. Dat is contradictorisch natuurlijk, en ook erg moeilijk om zo’n gevoel op te roepen. Dat vind ik best wel sterk, dat het Beam en de zijnen toch is gelukt op dit nummer. Er worden vrij veel instrumenten gebruikt op dit nummer (zo hoor ik in het midden van het nummer ergens een prachtig fluitje). En volgens mij hoor ik ook een Hammond-orgeltje. En een dwarsfluit, maar nu ben ik al helemaal aan het gissen, en ik heb geen zin om het op te zoeken.
‘Godless Brother In Love’ is weer van een heel andere orde. Een ingetogen song, op gospelachtige wijs door Beam gezongen. Prachtig nummer, triest op z’n geheel eigen manier. En de tekst vind ik hier ook zo mooi. Ik heb nog niet veel over de teksten gezegd, maar dat ga ik hier dan maar eens doen. De woorden zijn niet groots, maar weloverwogen uitgekozen, en vormen samen een mooi, pakkend verhaal. (“And you can hear them on the hilltop laughing; cursing every bird in the air; telling her what fun they’re having; driving eyes closed”).
‘Big Burned Hand’ klinkt, het gaat vervelen op den duur dat ik dat altijd vermeld, maar het is niet anders, wederom volstrekt anders. Het nummer wordt op sleeptouw genomen door een nerveus aandoende saxofoon, wat het een luchtige jazzsfeer geeft. Het korte pianostukje tussendoor komt geheel onverwacht, en weet me dus aangenaam te verrassen. En de plaat wordt er zeker niet slechter op. ‘Glad Man Singing’ vind ik nog net iets beter, en begint mooi, met akoestische gitaar, en die mooie zang van Beam. De achtergrondzang klinkt ook weer aangenaam, en let ook op het spaarzame pianogetokkel. Beam vindt zichzelf een gelukkig man, omdat hij de vrijheid heeft om over alles te zingen. Die outro had voor mij niet gehoefd, maar het stoort me ook niet.
Het laatste nummer van deze plaat is ook het beste, naar mijn bescheiden mening. ‘Your Fake Name Is Good Enough For Me’ lijkt een schitterende samenvatting van het hele album; vrijwel alle stijlen die op de plaat voorkomen, worden hier nog eens samengebundeld. Eclectisch gedoe leidt soms tot songs van inferieure kwaliteit, maar in dit geval niet. Die gekke sax in het begin, die lekkere gitaarriff na de tweede en derde strofe, het subtiel binnensmokkelen van de titel van de plaat in de tekst, de abrupte maar gesmaakte overgang naar het “Become”-gedeelte (een soort van mantra dat meer dan vier minuten duurt), en de geweldige spanningsopbouw in dat deel van de song. Ik vind het allemaal erg fraai, moet ik zeggen. Je hoort ook dat Beam ten volle opgaat in die tekst, het lijkt zelfs dat hij naar het einde toe de woorden begint uit te spuwen. Schitterende apotheose van een sterke plaat.
Een sterke plaat, maar geen geweldige plaat. Geen viersterrenplaat. Daarvoor is het net wat te wisselvallig. Maar hou nummers 1, 3, 6, 8, 9 en 10 bij, en voeg 4 andere nummers toe, betere dan diegene die ik schrap, en je hebt wel een viersterrenplaat in mijn ogen. Jammer dat dit niet gebeurd is, maar ik kan zeker met dit resultaat leven. Met Sam Beam heb ik een nieuwe baardman in mijn galerij om te koesteren.
3,5 sterren