Vorig jaar maakte ik kennis met Ben Cooper, als lid van Electric Presidents, een project dat hij samen met ene Alex Kane heeft opgezet. Zij maken poppy folkdeuntjes, met een elektronische inslag. Een maand geleden of zo kwam ik Ben Cooper weer tegen, nu in de gedaante van Radical Face. Ook folkpop, maar dan zonder de electronica. En veel, veel mooier, naar mijn mening.
‘The Family Tree: The Roots’ is de eerste plaat die deel uitmaakt van een drieluik, over familie, gezin, jeugd, en alle perikelen van dien. Met behulp van piano, akoestische gitaar, percussie en melancholische zang wordt een uniek sfeertje opgeroepen; catchy en aanmoedigend om vrolijk mee te neuriën, maar ook donker en fragiel. Dat valt vooral op als je de voortreffelijke teksten van Cooper leest.
Het album opent met het korte ‘Names’. De reis begint, en het eerste wat Cooper opvalt, is dat je er gelijk helemaal alleen voor staat. “This road is now my only friend; it welcomes me through straights and through bends; but no matter how long I stay; it will never know my name”, predict Cooper, alsof hij de wijsheid in pacht heeft. Het belangrijkste is dat ik ‘m voor de volle 100% geloof, en met hem meeleef.
‘A Pound of Flesh’ is niet mijn favoriet nummer, maar wel nog altijd erg sterk, en dat wil vooral wat zeggen over de kwaliteit van de andere nummers. Tekstueel sterk, Cooper gaat op zoek naar een oude bekende, en besluit met “So keep your candle burning in the window; I’m almost home”. ‘The Family Portrait’ is een valse trage, en bericht over de liefde, en hoe die twee mensen verenigt, en een ongewenst kind laat krijgen, en hoe de vrouw sterft, en de man wegkwijnt, en hoe vader en zoon van elkaar vervreemden, en schaduwpersonen worden. Grote zus moet voor kleine broer zorgen, terwijl vader zichzelf een ongeluk zuipt. Om maar aan te geven dat Cooper thema’s aankaart die niet leuk zijn om het over te hebben, ellendige toestanden, maar die vaker voorkomen dan we er erg in hebben.
‘Black Eyes’ is een wat sneller nummer, met vinnig pianospel in de hoofdrol. Dat instrument wendt hij erg vaak aan, en dat vind ik erg goed. Het past bij de stem van Cooper, en bij de teksten. Mistig, droevig. ‘Black Eyes’ gaat over de liefde die het hoofdpersonage zelf meemaakt. Zwartgalligheid troef, blijkbaar is het hopeloos op de klippen gelopen: “My heart will be blacker than your eyes when I’m through with you”. Cooper verwoordt hier op prachtige wijze de duistere kant die een mens zomaar kan overvallen.
‘Severus and Stone’ is een lieflijk klinkend liedje, met mooie pianomelodieën, aandoenlijke koorzang en vooral een ontstellend trieste tekst over de teloorgang van een broer, en het feit dat je niets aan de situatie kan veranderen. Cooper schrijft vlot, soms op een poëtische wijze mijmerend. ‘The Moon Is Down’ is een liefdesliedje, waarin het ik-personage zijn liefde met erg mooie bewoordingen uit. Zelfs als de maan afwezig is. Maar die liefde is onmogelijk, want zij leven in twee verschillende werelden: “You make the World seem small for a time; though it’s still too big for me”.
De laatste vijf nummers op de plaat zijn echt prachtig, zonder uitzondering. Het is dit jaar nog niet veel voorgekomen dat ik zoveel geweldige nummers op één plaat heb gehoord. Ook is deze plaat een mooi geheel, zowel in thematiek als in het instrumentale gedeelte. ‘Ghost Towns’ is misschien wel het beste nummer op de plaat, en misschien ook niet, maar ach, wat geeft het, het ligt allemaal zo dicht bij elkaar, en elk van deze laatste vijf nummers heeft wat mij betreft louter sterke punten. De accordeon op het einde van het nummer bijvoorbeeld, gaat als een lichtstraal recht op z’n doel af, te weten het centrum van het hart. Het aanstekelijke refrein doet me elke keer weer luidop mee blèren, en doet me nadenken over het bestaan van de outcast, en over het grijpen van het moment. Carpe diem, maar dan in een veel donkerder en pessimistischer variant.
‘Kin’ heeft de tekst die me misschien wel het meest doet. Het hoofdpersonage denkt terug aan zijn familieleden, zoals zijn drinkende vader, die altijd ruzie had met moeder, en over zijn grootmoeder die liedjes zong, en grootvader in zijn schommelstoel. Het zijn herinneringen, die door het hoofd spoken van het ik-personage. “I do my best just to ignore them; but the sound always finds me; despite them being dead and gone”. Het gaat er volgens mij ook om (maar dat is een vrije interpretatie van mijnentwege), dat hij verder wil met z’n leven, maar dat niet kan omdat al die herinneringen aan hem vreten, en het uiteindelijk altijd uitdraait op een avondje eenzaam in een koud huis toeven. Of iets in dien trant.
‘The Dead Waltz’ is (de naam zegt het al) een wals; het is een modern sprookje, opgesmukt met subtiel pianospel en warme akoestische gitaar. Het gaat over magie en kleingeestigheid, twee begrippen die amper met elkaar overweg kunnen. Het gaat over de mythe van het leven, en het feit dat sommige dingen onbegrijpelijk zijn, maar dat we er ons bij moeten neerleggen. Weer een vrije interpretatie, want je kan er ook heel andere conclusies uit te trekken. Enfin, luister maar eens aandachtig naar de tekst. Iets wat aan te raden is bij elk nummer op deze plaat.
‘Always Gold’ begint erg ingetogen, maar bloeit steeds meer open, en is achteraf bekeken uiteindelijk de ideale popsong gebleken. Mijn boodschap voor Coldplay en consorten: listen and learn. Hier wordt ook ge-oh-oh-ohd, maar dat is voor één keer niet irriterend, maar juist het tegenovergestelde; het draagt enorm bij tot de sfeer van het nummer, en trekt de luisteraar nog meer mee in de wereld van Ben Cooper, en specifieker: de wereld van Radical Face. Ook hier horen we die warme accordeonklanken, die het plaatje compleet maken. Het nummer snijdt ook een onderwerp aan dat geheel in dezelfde lijn ligt als de hele plaat; het gaat over het hoofdpersonage en z’n broer, de grootschaligheid van hun dromen en de kleinschaligheid van wat uiteindelijk hun leven werd. De enorme tegenstellingen tussen beide broers, en de onvoorwaardelijke liefde die hen desondanks verbindt, het door een vuur willen gaan voor elkaar.
Afsluiter is ‘Mountains’, en de mooiste regel vinden we in deze song: “My brother was home; just returned on army leave; told his stories with a distant stare”. Dit vind ik zo treffend weergegeven, en zo plastisch ook; je kan het haast voelen, hoe die broer zich voelt. Alle ellende die zo’n oorlog met zich meeneemt, de unieke kampvuursfeer, en vooral het rechtuit onder de indruk zijn van het hoofdpersonage. Maar ook de rest van de tekst is prachtig, vol geweldig mooie, en sterke beelden. De zekerheid en het vertrouwen dat je als kleine jongen kan putten uit je vader, je moeder, je grote broer; het zijn rolmodellen, en dat soort ervaringen blijven je voor altijd bij.
En zo komt er na ietsje meer dan drie kwartier een eind aan deze fantastische plaat van Ben Cooper alias Radical Face, en ondanks het feit dat ‘The Family Tree: The Roots’ zwaar op de maag ligt, een mens in het wild doet filosoferen tot hij een ons weegt en meer vragen oproept dan antwoorden geeft, kan ik er voorlopig nog altijd geen genoeg van krijgen, en kijk ik dan ook reikhalzend uit naar de volgende twee delen. Het zal in ieder geval erg moeilijk worden om dit te overtreffen.
4,5 sterren