Met de koude nacht die we vannacht plotseling meemaakten (-7° in mijn woonplaats) en de bevroren rijp (moest de auto stevig krabben) moest ik denken aan Jethro Tulls
A. Dit omdat ik nog goed weet hoe koud mijn zolderkamer was toen ik deze plaat uit de bieb had opgepikt. Het zal in begin 1981 of ’82 zijn geweest, want dit album kwam toen heel digitaal op me over. Anders dan
Aqualung of
Stormwatch zijn de synthesizers hier heel dominant; althans, zo ervaarde ik dat.
Daarbij wist ik dat dit eigenlijk een soloplaat van frontman Ian Anderson was; de titel slaat op zijn achternaam, en niet op ‘anarchy’ zoals nogal eens werd gedacht maar wat hij ferm van zich wierp. Van de nieuwe bezetting van de groep was ik me niet bewust, net zomin als van het feit dat degenen die moesten vertrekken dat vernamen dankzij een bericht in Melody Maker. Een journalist van dit tijdschrift was met Anderson naar de kroeg geweest en de laatste was daar wat loslippig geraakt, beschrijft Scott Allen Nollen in zijn biografie ‘Jethro Tull: A History of the band, 1968-2001’.
Had ik de groep Kansas in die dagen al gekend, dan had ik hier en daar de vergelijking gemaakt met die groep. Dit door de toetreding van Eddie Jobson van de groep UK, die naast keyboards ook viool speelt. Ook nieuw was bassist Dave Pegg, die door de slechte gezondheid van zijn voorganger al bij de Stormwatchtournee was toegetreden. Wonderdrummer Barrie Barlow was klaar met de groep – en de anderen met hem; Mark Craney moest zien of hij in diens voetsporen kon treden.
Dit album was geen makkie voor de tiener die ik was, maar ik wist inmiddels dat herhaaldelijk draaien werd beloond. Onder die ingewikkelde structuren zaten waarschijnlijk verborgen pareltjes verborgen. Dat lukte echter nauwelijks, omdat er wel veel synthesizerbliepjes klonken ten koste van de scheurende of juist akoestische gitaar.
Batteries Not Included bijvoorbeeld vond ik té digitaal.
Vanaf 2014 ben ik de discografie van de band gaan herontdekken en kwam dit album heel anders binnen. Het verschil met de voorganger is echt niet zo groot en sterke gitaarpartijen zijn er wel degelijk.
Uniform bevat de progressieve rock die mij dankzij de vioolpartij tegenwoordig aan Kansas doet denken; prachtige track.
Maar al op de A-zijde is het genieten;
Fylingdale Flyer met zijn sterke drumpartij, het deels akoestische
Working John, Working Joe grijpt ondanks de eigentijdse synthesizergeluiden terug op vroegere albums en
Black Sunday heeft niet alleen een vrij lang en spannend toetsenintro, daarna ontvouwt zich sterke en gevarieerde progressieve rock met Andersons altijd fijne dwarsfluit als kers op de taart.
Op de B-zijde biedt naast de twee sterke nummers die ik al noemde
Protect and Survive, Jethro Tull in bekende topvorm (hoezo Anderson solo?);
The Pine Marten’s Jig biedt zowel traditionele folk als die gecompliceerde geintjes waar de band zo dol op was, waarna
And Further On een enigszins gedragen slotnummer is.
Waarschijnlijk was ik indertijd nog niet rijp hiervoor. Over de opgepoetste en sterk uitgebreide heruitgave
A La Mode van Steven Wilson uit 2021 kwam ik laatst
deze informatieve vlog tegen van Now Spinning Magazine. Maar ook zonder al die extra's is het duidelijk: sterk album, niks meer of minder.