Starsailor... De culminatie van Buckley’s zoektocht naar de perfecte fusie van folk en (free) jazz. Daarnaast is dit op vocaal gebied waarschijnlijk één van de grootste prestaties ooit. Buckley zingt zo onbeschroomd dat het haast plaatsvervangende schaamte opwekt. In werkelijkheid kan je alleen maar met open mond toehoren hoe deze man alle registers opentrek en gilt, schreeuwt en tettert alsof de duivel hem achterna zit (Die waarschijnlijk zijn ziel komt opeisen. Verkocht is verkocht.
).
Buckley is hier misschien wel op het hoogtepunt van zijn creatieve periode, en het concept voor deze plaat is één van de uniekste in de rockgeschiedenis. Ik kan dan ook bar weinig soortgelijke platen uit mijn mouw schudden. Een soort van duivelse, psychedelische hybride tussen folk en jazz, met als middelpunt de titanische vocale capaciteiten van deze meneer, van wie je de algemene indruk krijgt dat hij ‘tikkie-tikkie’ is, zoals mijn buurmeisje dat altijd zo mooi omschrijft. De sterrenzeiler neemt ons mee op een reis door zijn geniale brein.
Opener
Come here woman is een werkelijk angstaanjagende, obsessieve, erotische nachtmerrie, met dat ijzingwekkende
“Cooooooooooooooome heeeeeeeeeeeeeeeeeeere wooooooooooooman”. Kippenvel. Het nummer (zoals de meeste hier) springt van de ene tempowisseling in de andere en de luisteraar desoriënteren en de schrik op het lijf jagen lijkt het verheven doel te zijn.
I woke up is een stuk minder wild, en doet misschien van alle nummers het meest terugdenken aan
Lorca. Maar nog altijd is het nummer vergeven van die karakteristieke onheilspellende, spookachtige sfeer.
Monterey, dan, wordt voortgestuwd door een alsmaar herhaald rauw gitaarriff, terwijl Buckley weer als een hondsdolle alles uit zijn stembanden perst wat hij er gevonden krijgt.
Het sfeertje lijkt gezet, maar opeens is daar
Moulin rouge, een soort van boheemse serenade, die onmogelijk meer uit de toon kon vallen na het voorgaande, maar door de bondigheid en het simpele maar bijzonder lieflijke melodieuze motief zeker geen onwelkome afwisseling vormt (Bunk Gardner van de Mothers of Invention blaast overigens mee!).
Vervolgens komt het bekendste nummer van de plaat, en tevens één van de prachtigste liefdesliederen ooit geschreven: [iSong to the siren[/i]. En ja, ook dit nummer valt uit de toon en draagt niet bij aan de cohesie van het album, maar wie boeit dat nou als het zo’n ont-zet-tend mooi liedje is?
Jungle fire dan. Het experimentele, duistere sfeertje van de eerste 3 nummers wordt weer opgepakt en in dit nummer is het nog intenser dan tevoren. De climax van de intro:
“...And life breathes from deeeeeep insiiiiiiiiihijahijahijahijahijahijahijahijiiiiiide!!!” is de aanzet tot een wervelende folk-jazz-boogie die zijn weerga niet kent.
“I love you like a jungle fire”, schreeuwt Tim als een bezetene, en je weet dat hij het meent.
Hierna komt het meest experimentele nummer (en dat betekent op dit album zéér experimenteel), het titelnummer. En het doet die titel eer aan: een hyper-psychedelische, spaced-out, meerlaagse zangpartij (en alleen zang, geen begeleiding) waar je mond wijd van openvalt. Een zeiltocht tussen de sterren (lees: muzikaal onbetreden gebied), die je hulpeloos in het vacuüm van de ruimte doet belanden.
Dan volgt het fantastische
The healing festival, een duivelse parade van om aandacht schreeuwende instrumenten: onwrikbare, ‘onontkoombare’ bas- en gitaarpartijen, spastische drums, ontketende trompet. Buckley laat horen dat hij ook normaal kan zingen, althans enigszins zoals we dat gewoon waren/zijn van zangers.
Afsluiter
Down by the borderline begint met een Spaanse trompetpartij, waarna alweer een spetterende boogie wordt ingezet en Buckley nog één keer alles uit de kast haalt, voor één van de hoogtepunten van het album.
Buckley's zang is niet alleen geniaal op het grensverleggende vlak, ook in de traditionele zin heeft de man een meer dan hemelse stem, die zijn zoon rode wangetjes geeft van schaamte (Ja, echt waar, mensen met Grace in uw top 10).
Starsailor is als je het mij vraagt één van de geniaalste albums van één van de grootste artiesten van de twintigste eeuw. De muziek heeft iets ‘dwingends’, iets dat gezegd MOET worden, en het wordt gezegd zoals het moet. 5/5
P.S. Graag wil ik trouwens nog vermelden dat de beste man slechts 23 (!) jaren telde toen hij dit opnam (en hij hiervoor al 2 meesterwerken op zijn naam had (Happy sad en Lorca)).
(En ook maar eens die top 10 in gewerkt. Werd tijd.
)