Juist voor dit buitenbeentje in de discografie van Gary Moore is veel aandacht in de biografie van auteur Harry Shapiro. Hoe kwam de fusion-/hard-/bluesrocker tot een album met de nodige beats?
Het begint met opnamen voor een nieuw soloalbum, waarvoor hij producer Chris Tsangarides vraagt met wie hij tevens privé bevriend was, een vriendengroep waar de wederzijdse echtgenoten ook deel van uitmaakten. Moores huwelijk is inmiddels op de klippen gelopen, maar manager John Martin sleepte dankzij de verkoopsuccessen van compilatiealbum
Ballads and Blues en coveralbum
Blues for Greeny bij Virgin/10 Records een betere deal uit het vuur, zodat Moore met Tsangarides aan de slag kan.
De gitarist strikt vervolgens bassist Guy Pratt en zijn gedroomde drummer Gary Husband uit de band van Jack Bruce. Ze krijgen echter onenigheid als Husband goed luistert naar de sterk autobiografische tekst van
Business as Usual en zijn spel daarop aanpast, tot ontevredenheid van Moore.
Husband merkt ook op hoe de teksten op het album fungeren als een dagboek, waarin Moore zijn relatie met nieuwe liefde Camilla beschrijft. Zeer persoonlijk, zoals in
Where Did We Go Wrong? en
Like Angels. Alhoewel de nummers niet in chronologische volgorde op het album kwamen, bieden ze de aandachtige luisteraar veel informatie over Moores liefdesleven, dat heen en weer kaatst tussen groot geluk en pijnlijke verwijdering.
Vanwege belastingredenen verblijft Moore veel in het buitenland, om slechts voor korte perioden terug te keren naar Londen. Opnamen vinden plaats in Frankrijk en op Barbados. Daar raakt hij onder de indruk van het werk van Bob Marley, terwijl Camilla hem introduceert tot de wereld van drum 'n' bass. Hij is weg van
Walking Wounded (1996) van Everything But the Girl en belt producer/mixer Andy Bradfield, die Moore in Frankrijk opzoekt. Deze neemt Magnus Fiennes mee, producer van het
debuut van All Saints.
Er wordt niet alleen in Frankrijk gewerkt: hierna gaat het naar het Italiaanse eiland Capri en vervolgens Miami, Florida. Drumpartijen worden hier en daar door loops en andere beats vervangen, waarbij Moore tevens aan de drumopnamen van Gary Husband in
Business as Usual sleutelt en diens breaks vervangt door de enige die hem bevalt. In de Londense Abbey Road studio worden strijkers opgenomen, inclusief een tweetal violisten van Turkse of Egyptische afkomst voor de gewenste Oriëntaalse invloeden.
In januari 1997 worden de opnamen afgerond, nadat de platenbazen de druk hebben opgevoerd: de kosten worden te hoog.
Wie de teksten leest en hoort, kan niet anders dan concluderen dat Moore ook in deze relatie niet gelukkig was. Maar liefdespijn leidt vaak tot sterke muziek en tot mijn verrassing vind ik
Dark Days in Paradise (de titel geïnspireerd door een gesprek met David Coverdale) heel fris klinken. Wat klinkt is een vreemde combinatie van pop, blues en beats, die wonderwel werkt. Enkele hoogtepunten.
Soms klinken drums, soms beats en vaak beiden in één en hetzelfde nummer, zoals de opener
One Good Reason. In
Cold Wind Blows huilt de blues eerst met een beat, later met drums.
Echt los gaat het in
I Have Found My Love in You, waar soulpop wordt gecombineerd met een wahwaheffect op de gitaar en
One Fine Day waar jaren '60-pop, violen en sitar samenkomen. Met het langzame
Like Angels zingt Moore zichzelf moed in.
De conservatieve fan gruwt mogelijk van de beat in
Always There for You, waar de gitarist zijn liefde verwijtend toezingt. En zo gaan we van de ene naar de andere aangename verrassing, met
Business as Usual als finale. Moore blikt terug op zijn leven, zoals zijn gewelddadige vader in Belfast en het muzikantenbestaan in Dublin (1968-1970) waarbij hij Phil Lynott en Brush Shiels (
Skid Row) noemt, net als de folkrockgroep Dr. Strangely Strange, die hem in 1970 als gastmuzikant op hun
tweede plaat lieten schitteren.
De plaat sluit af met het titelnummer als hidden track, waar verrassend steeldrums klinken in Barbadosstijl.
Met zijn mijmeringen over de gelukkige muziekjaren in Dublin is het niet verbazingwekkend dat Moore gretig toehapt als Dr. Strangely Strange in 1997 een
derde plaat opneemt en hem wederom te gast vraagt. Op naar dat album.