Ik heb mijn uitgeleende exemplaar van Osbournes biografie I Am Ozzy (2009) weer terug. Zoals ik me herinnerde vertelt hij weinig over de totstandkoming van albums: in het boek gaat het vooral om zijn persoon. Soms had ik wel meer willen weten.
Over de context van
No More Tears vertelt hij dat hij was geremigreerd naar Engeland en onder de indruk was van Nirvana en hun
Nevermind. Verder was Zakk Wylde
"a genius" en het album
"my best in years" (klopt) en
"Sharon got the artwork spot on. She's very artistic (...)".
Wat mij betreft is de muzikale ontwikkeling van Osbourne gestagneerd na
Bark at the Moon. Dus vanaf
The Ultimate Sin. De formule en het bijbehorende geluid stonden inmiddels vast, zij het dat er altijd kleine variaties zijn door wisselende gitaristen en een enkele persoonlijke getinte tekst, soms over politiek of geloof.
Qua geluid klinkt het alsof de jaren '80 nog volop bezig zijn, hetgeen op zijn navolgende albums tot en met
Scream (2010) vrij voorspelbaar zou worden herhaald. Al heeft hij voor mij geen mislukte albums gemaakt, de verrassing was er vanaf. Dan moet je het vooral hebben van sterke composities en dat lukte volop op
No More Tears. Tenminste, als je geen bezwaar hebt tegen de sentimentele ballade
Mama, I'm Coming Home, dat de grens van popkitsch overschrijdt.
Met de composities zit het wel goed dankzij variatie tussen uptempo en langzamer werk, goed gitaarspel zoals dat in het genre hoort en soms geluidseffectjes, zoals in opener
Mr. Tinkertrain.
Won't Be Coming Home begint als een ballade van Scorpions, maar wordt dan aangenaam uptempo met hakkende slaggitaar en een popachtig refrein. Beter dan
Mama vind ik powerballad
Time After Time. De vette maar toch transparante productie van Duane Baron en John Purdell voldoet nog altijd prima.
Temidden van deze sterke formule duiken vanzelf opvallende details op. Naast een inderdaad heerlijk spelende Wylde bleken de teksten deels van de hand van Motörheads Lemmy Kilmister te zijn:
I Don't Want to Change the World,
Mama,
Desire en
Hellraiser.
Dan is er akoestische blues aan het begin van
A.V.H. Volgens Chris Jericho's
derde biografie een ode van de Brummie aan thuisclub Aston Villa. En net als op vorige albums verdedigt Osbourne zich weer eens tegen de talrijke critici: bonusnummer
Don't Blame Me is tekstueel in de lijn van
I Don't Know (1980).
Het laatste opvallende detail: het complete album is ingespeeld door oudgediende Bob Daisley en niet Mike Inez, die we op tv en foto's te zien kregen. Dezelfde Daisley over wie Osbourne in zijn bio bij hun vertrek na het solodebuut schrijft (p. 210):
"So that was the end of Bob and Lee [Kerslake], although I worked with Bob a few times over the years, until he started suing me every other day of the week.
Kennelijk was de maat voor Daisley dan eindelijk vol na
No More Tears, zijn laatste samenwerking met de madman. Maar die had inmiddels een stabiel team om zich heen verzameld, dat de immer labiele frontman bij misstappen weer terugbracht. De voorbeelden die Osbourne zich herinnert zijn legio en dan is er véél waaraan hij geen actieve herinnering meer heeft, zoals je politici soms hoort zeggen...