De tijd dat alles wat Damon Albarn aanraakte in goud veranderde lijkt voorbij te zijn. Na zijn succesvolle solo album Everyday Robots, en de geslaagde Blur comeback The Magic Whip vielen de laatste twee Gorillaz platen Humanz en The Now Now enigszins teleur. Alle hoop lijkt nu gevestigd op de onverwachte release van The Good, the Bad & the Queen; Merrie Land. Prachtige albumhoes, met daarop acteur Michael Redgrave als buikspreker in Dead of Night. Een horror die verscheen tijdens de nasleep van de tweede wereld oorlog, en feitelijk gezien worden als voorloper van de Child’s Play filmreeks. Ook hier wordt Albarn ondersteund door voormalig The Clash bassist Paul Simonon, meestergitarist Simon Tong en de Nigeriaanse drummer Tony Allen, bekend van Fela Kuti. Qua aankleding van de leden moet ik sterk denken aan die van de ska bandjes rond 1980. Een beetje het verlopen straatschoffie die zich een gangsterlook probeert aan te meten. Het sex, drugs en rock & roll leven heeft zichtbaar de sporen achter gelaten op de uiterlijke verschijning van de kernleden. Hier wist het debuut minder indruk te maken vanwege een te hoog tralala en kermismuziek gehalte, hopelijk werkt Merrie Land een stuk overtuigender.
And specially, from every shire’s end of England
The holy blissful Martyr for to seek
That them had helpen when they were weak
De naoorlogse stem die passend bij Introduction introduceert, sluit perfect aan bij het door de frontfoto opgeroepen sfeertje. Vervolgens komt het kitscherige foute wooncaravan gevoel, inclusief nep goud en grote porseleinen beeldjes weer op. Een sterk bubbelend gorgelend geluid waant mij in de Efteling te midden tussen de hier zo gehate waterorgel in het Carrouselpaleis. Door middel van sierlijk bewegende spuitstukken werd water op de maat van de muziek omhoog gespoten en belicht met gekleurde foute kerstboom lampjes. Gelukkig is deze verschrikking in 2010 gesloten, maar dat nostalgie nachtmerrie getinte herinneringen op kan roepen bewijst titelstuk Merrie Land. Het flowende tegen de rap aanleunende praatzang van Albarn zou passend zijn op een Gorillaz track, maar het is de zoete begeleiding die dit tegen houd. Wat zwaar op de hand gezongen, maar het past absoluut bij de weerzinwekkende sound, die juist hierdoor een bepaalde schoonheid weet op te roepen. Weer eens een geniale zet van dit creatieve muzikale wonder. Duidelijk verwoord door een kind van de Margaret Thatcher generatie, welke begon te puberen toen The Iron Lady aan de macht kwam, en alle daar uit voort komende ellende bewust heeft mee gemaakt. De angst voor een nieuwe kansloze situatie dreunt door in zijn achterhoofd.
Is het daadwerkelijk een neusfluit die je daar in het begin van Gun to the Head hoort? Het moet dus nog gekker worden. Dit als het toekomstbeeld van het Verenigd Koninkrijk. Dat men door de gevolgen van de Brexit financieel gezien alleen nog in staat bent om van die goedkope speelgoed instrumenten aan te schaffen. Na een oud relaxt klinkende interactie tussen drummer en bassist worden vervolgens Zuid Limburgs carnavalesk hoempapa tonen opgeroepen. Een muzikaal rariteitenkabinet met Albarn als kapitein in deze langzaam zinkende Titanic; And The Band Played On. Als een haperende rammelende wekkertune vervolgen we Nineteen Seventeen , met sterk drumwerk wordt deze symbolisch de kop ingedrukt. Wat volgt is zeer passende lyric, waar afscheid wordt genomen van een sterk kapitalistisch veel zeggende Verenigd Koninkrijk, bezongen als een stuk gelopen relatie van een geliefde. Muzikaal wil The Great Fire meer binnen komen, nog steeds dezelfde benadering, maar nu een heel stuk donkerder en spookachtig, de Ghost Town van The Good, the Bad & the Queen, alleen wordt hier niet een door werkeloosheid in de slop geraakte stad bekritiseerd, maar een heerschappij in verval. Albarn durft in ieder geval een duidelijk standpunt in te nemen, zijn milde God Save the Queen punk slogan.
Lady Boston gaat over in een kakofonie van door traag elkaar slaapwandelende kinderliedjes. Hierdoor heeft het iets onschuldigs en beschermends in zich. Die overgang naar het mannenkoor geeft het een mooi statisch einde. Lazy vervolgen we onze reis door een steeds verder afstompend nationalistische kijk op het gebeuren, waar een vermoeid klinkende zanger in Drifters & Trawlers hier verslag van doet. The Truce of Twilight gaat meer de new wave kant op. Exotische blazers, en tevens hoor je het stoerdere gebalde arbeidersklasse van Paul Simonons The Clash verleden terug in de lompe In Your Face backings. Met Ribbons wordt de intimiteit en warmte opgezocht. Klein van opzet, neer gezet als het statement welke de verbintenis oproept tussen Wales, Schotland en Engeland (dus niet het Verenigd Koninkrijk) in de duidelijke benoeming van de kleuren van de vlaggen. Deze eenheid lijkt vakkundig tot een einde gebracht te worden. Het verhalende komt nog terug in het als een dronkemanslied opgevoerde The Last Man to Leave. Havenarbeiders, scheepslui en soldaten discussiërend in een café. Allen beroepsmatig afhankelijk van een stabiel regerend Brits koninkrijk.
Op het einde staat de goed gekozen albumhoes synoniem voor de mond die gesnoerd wordt van het volk. Altijd als marionetten de lijntjes strak gehouden, maar bij enig verzet de verschrikte reactie. Als in een tijdmachine dwalen we af naar 1945, waar een start werd gemaakt aan de wederopbouw. Bij The Poison Tree volgt nog een allerlaatste sneer naar de Brexit. Men probeert de vruchten te plukken van een vergiftigde boom, om ziek gemaakt ten overgave het vernieuwde regime te volgen, en dat is echt heel triest. Damon Albarn wind er geen doekjes om. Heel duidelijk laat hij zijn mening horen, de ene keer meer gecamoufleerd, dan weer zeer treffend verwoord. Op muzikaal gebied kan Merrie Land zich niet meten met zijn klassiekers, maar van zijn juist gekozen woorden ben ik zwaar onder de indruk.
The Good, the Bad & the Queen - Merrie Land | Alternative | Written in Music - writteninmusic.com