‘Together Through Life’ is een plaat die erg onverwacht kwam; zelfs toen de release werd aangekondigd op een blog, in januari 2009, en nadat de eerste voorbesprekingen op het wereldwijde web waren gepost, klonken velen sceptisch. Ik was toen nog niet de Dylan-fan die ik nu ben, maar wist toch al van de man z’n bestaan af. Volgens mij begon ik toen m’n eerste CD’s van Dylan aan te schaffen, waaronder ‘Highway 61 Revisited’.
De reden voor zoveel ongeloof was simpel; het lag niet binnen het verwachtingspatroon. Tussen ‘Time out of Mind’ en ‘’Love and Theft’’ lag dik 4 jaar, tussen deze laatste en ‘Modern Times’ nog eens 5 jaar. Dat Dylan nog wel ‘ns wat zou uitbrengen, geloofden de meesten wel, maar zo snel? Neen. Want; heeft de man, die ook al wat ouder wordt, daar met zijn drukbezet tourschema nog wel de tijd voor? Verbluffend genoeg wel, en met een mooi resultaat dan nog!
Dit album zal nooit op gelijke voet staan met zijn absolute monumenten, maar kent toch wel een hoog gemiddeld niveau, in ieder geval nog redelijk ver boven het maaiveld uit (dat is dan mijn mening). Het tweede nummer op het album was eigenlijk de aanzet voor deze plaat. ‘Life Is Hard’ schreef Dylan (samen met oude vriend Robert Hunter, waarmee hij in het verleden onder andere de hit ‘Silvio’ bedacht) voor de nieuwe film van de Franse regisseur Olivier Dahan. Dylan was klaarblijkelijk gecharmeerd door diens vorige film, ‘La Vie en Rose’, en stelde meteen voor om ook nog wat instrumentaaltjes te bedenken, om de soundtrack nog wat meer op te fleuren. Dahan maakte daar dankbaar gebruik van.
En van het één kwam het ander. Dylan vond in september en oktober 2008 twee maanden de tijd om een nieuwe plaat in te blikken, tussen twee tours in. Hij vond een geschikte ruimte in Santa Monica, Californië; Groove Masters, een studio van collega-muzikant Jackson Browne. Interessant detail: zoon Jakob nam daar met The Wallflowers zijn album ‘Bringing Down the Horse’ op.
Een aantal dingen zaten natuurlijk mee, moesten onvermijdelijk meezitten, anders had de plaat er niet geweest. Dylan, bekend om zijn nukken en streken in de studio, was op wat meer gevorderde leeftijd blijkbaar toch wat milder geworden. Een producer duldde hij niet meer naast zich (dat is het misschien, dat voor wat meer innerlijke rust in de studio heeft gezorgd?), hij nam genoegen met zijn eigen werk onder het bekende pseudoniem Jack Frost. Zijn vaste technicus Chris Shaw had andere lopende projecten, dus wendde Dylan zich tot David Bianco, ook een gerenommeerde geluidsman. De basis nam Dylan uit z’n tourband (met Tony Garnier op bas en George Recile op drums). Ook Donny Herron speelde destijds mee op optredens, en met Mike Campbell (van Tom Petty & The Heartbreakers) en vooral de geweldigde David Hidalgo (van Los Lobos, die ooit in Mexico in de jaren ’90 in het voorprogramma van Dylan speelden) had Dylan nog twee extra klasbakken aan boord. Spektakel verzekerd, dus.
‘Together Through Life’ heeft een erg, hoe zal ik het zeggen, authentieke sound. Dat is absoluut geen verrassing, na de drie voorlopers; het verschil zit ‘m bij deze plaat echter in een wat moderner randje. In die twee maanden heeft Dylan veel oude Chess- & Sun-platen beluisterd, en die hebben voor een groot deel de sound van het album bepaald. De idee was, volgens Hidalgo, om te vertrekken vanuit een oude standaard, en zo gaandeweg een origineel nummer te verzinnen. Dat lukte bij het gros van de nummers, met ‘My Wife’s Home Town’ als uitzondering; deze song bleef zo dicht bij inspiratiebron ‘I Just Want to Make Love to You’ (van Muddy Waters) dat de tekstschrijver van die song, Willie Dixon, een speciale vermelding kreeg in het CD-boekje.
En zo hebben we middels een handig bruggetje de hoes van het album weten bereiken, want daar wilde ik toch wel even een lans voor breken. Het is een foto van Bruce Davidson (wiens foto’s ook de hoofdrol spelen in de clip van ‘Beyond Here Lies Nothin’’), uit zijn reeks ‘Brooklyn Gang’, en toont een half-slapend, half-knuffelend koppel in de openstaande koffer van een auto. Zwart-wit. Het beeld is misschien voor velen nietszeggend, maar bezit in mijn ogen de kracht van de romantiek. Niet romantiek in de trant van “een dinertje bij kaarslicht”, eerder de ideologie achter het begrip. Gebondenheid, een vertrouwd lichtje in een dreigende duisternis. Het meisje zou zomaar Jolene kunnen zijn, uit het gelijknamige nummer op het album. Als je dan de titel van het album boven die foto ziet prijken, klopt het als een bus.
De songs zelf dan. Het is een tiental geworden, hoewel Dylan & Hunter er samen iets meer dan een dozijn hadden geschreven. Er is met andere woorden dus weer wat materiaal op de plank blijven liggen. Het is een bonte mengeling van pittige americana, lome liefdesliedjes en geïnspireerde moerasblues geworden. Er gaat geen bepaalde urgentie van uit; het is, met andere woorden, geen plaat die je absoluut gehoord moet hebben. Dat werkt hier wel in het voordeel, omdat er ook helemaal geen druk is. Ik zie geen enkele reden waarom ik dit goed zou moéten vinden, maar vind het desondanks gewoon goed, omdat het dit in mijn beleving is. Jawel, Dylan heeft al betere teksten geschreven, hij heeft al feller geklonken en intensere composities gemaakt, maar dat doet er tijdens de drie kwartier die ‘Together Through Life’ in beslag neemt allemaal niet toe; ik krijg er (hoewel die platen toen nog moesten uitkomen) een beetje eenzelfde gevoel bij als bij de laatste twee albums van Leonard Cohen, nog zo’n oude held. Beiden artiesten die ooit beter hebben geklonken, ooit betere songs hebben geschreven, maar toch gewoon goede platen uitbrengen.
Een favoriet kiezen is bijna onmogelijk; het wisselt. Soms ga ik voor ‘Life Is Hard’, waarin Dylan zich op neuzelende (maar o zo onweerstaanbare!) wijze doorheen een mooie tekst over onthechting en eenzame bitterheid (“My dreams are locked and barred; admitting life is hard; without you near me”) worstelt. In een meer melancholische bui prefereer ik dan weer het machtige ‘I Feel a Change Comin’ On’, met zijn geweldige gitaarsolo (als we het zo al kunnen noemen?), enkele zeer sterke tekstflarden (waarvan de passage over James Joyce toch wel zeker van Dylan zal komen, neem ik aan) en de drijvende kracht van de accordeon, die sowieso een behoorlijk bepalende rol speelt (dankjewel, señor Hidalgo!).
En als het één van die twee niet is, zal de stoere opener wel boven de oppervlakte komen drijven, of het wat vreemde, soms sarcastisch klinkende, maar altijd even swingende ‘It’s All Good’. Onderstaande strofe is zelfs regelrecht cynisch, en wil ik u zeker niet onthouden:
“Cold-blooded killer, stalking the town;
Cop cars blinking, something bad going down;
Buildings are crumbling in the neighborhood;
But there’s nothing to worry about, ‘cause it’s all good.”
Gelukkig is er nog een extra, humoristische strofe achteraan geplakt, maar die mag u zelf ontdekken. Dat is dan ook de kern van mijn slotpleidooi voor dit album. Het leent zich perfect om gewoon naar te luisteren, te genieten en je voor de rest van weinig tot niets iets aan te trekken. En dat Dylan met deze worp meer harten wist te doorboren dan schenen te verbrijzelen, bewijzen de charts; zowel in de Verenigde Staten als het Verenigd Koninkrijk bereikte het album de eerste plaat. Dat in tegenstelling tot de film ‘My Own Love Song’ van de reeds eerder genoemde Fransman Olivier Dahan, die al een week na de première uit roulatie werd genomen. Een groot contrast, in het voordeel van de meester. Niet voor het eerst, en hopelijk ook niet voor het laatst.
4 sterren