Het gebeurt niet vaak, maar af en toe, eens om de zoveel tijd, ontdek ik een plaat die mijn muzikale spectrum opnieuw een stukje uitbreidt. ‘Low’ van David Bowie was er zo één, ‘Loveless’ van My Bloody Valentine, ‘The Milk Eyed Mender’ van Joanna, ‘Endless Summer’ van Fennesz, en de laatste in het rijtje, ‘Sister’ van Sonic Youth. Dergelijke ontdekkingen zijn natuurlijk even zeldzaam als nuchtere momenten in het leven van Amy Winehouse, of concerten van Pete Doherty/Babyshambles die níet op het laatste moment worden afgelast. Mijn laatste (Sister) dateert al van meer dan een jaar geleden, en ik zit sindsdien op een droogje. Gelukkig dient zich heden ten dage een opvolger aan, die ik tot mijn grote vreugde kan toevoegen aan mijn quasi heilige lijstje. ‘Relationship of Command’ van At the Drive-In, oftewel: mijn introductie tot de sound van American Hardcore.
Het begon allemaal met een video, waarop ik nog geen twee weken geleden – oja, ik heb deze band véél te laat leren kennen – botste tijdens een poosje ‘youtube’-en. ‘One Armed Scissor’. Werd ik toen even weggeblazen door de energie die haast letterlijk van het scherm afspatte; het ging zelfs zo ver dat ik ogenblikken later al door mijn kamer meestuiterde met de charismatische zanger Cedric Bixler-Zavala, zijn haast spastische stapjes en tics zo goed mogelijk imiterend. Het was liefde op het eerste gezicht (ik heb het nu weer over de video hé, voor alle duidelijkheid), dus dacht ik bij mezelf, “laat ik maar eens een plaatje van die mannen beluisteren”. Ver moest ik niet zoeken, een vriend van me had alle albums van At the Drive-In een jaar of twee geleden op m’n pc gezet, tegelijk met een stuk of 500 andere albums (vandaar dat ik dit niet eerder luisterde) – ik besloot eerst maar eens ‘Relationship of Command’ te luisteren, mijn keuze baserend op de positieve beoordelingen van quasi elke muziekwebsite op het net. Op dit punt kreeg ik echter een kleine dégoût van de band: want zoals het een zelfverklaarde elitarist betaamt voelde ik me natuurlijk té goed om iets dat door praktisch iedereen de lucht wordt ingeprezen in mijn armen te sluiten. Desalniettemin – en gelukkig maar – besloot ik te luisteren. At the Drive-In kwam, zag en overwon.
Donderende trommels en wat lijkt op honderden simultaan pulserende basgitaren (denk The Cure, ‘The Hanging Garden’), vergezeld van SY-esque, dissonante gitaaruitspattingen, worden na 40 seconden overmeesterd door een zero-sum baslijntje dat het speelveld weer ontruimt, waarna een heerlijk schel gitaarakkoord de opgebouwde spanningsboog versplintert als een twijgje. Cedric krijst de amandelen uit zijn keel, in een soort van energetische manie die hij de volledige speelduur van het nummer blijft aanhouden, en die uiteindelijk culmineert in 20 verpletterende seconden van haast voorhistorisch oergeschreeuw. Met zo’n opener belooft het een rit te worden tijdens dewelke de veiligheidsgordel best omblijft. Even energiek, maar eerder neigend naar de sound die bandjes als The Libertines later zouden uitwerken, is ‘Pattern Against User’; een vette knipoog naar vergankelijkheid? Wie zal het zeggen. Heerlijk overigens, de manier waarop ‘ie “Please lift the way out of this/It takes the way out of living” uit zijn strot duwt.
Het derde nummer vermeldde ik hierboven reeds: de catchy energiebom (oja, ik besef net dat ik mij blijf bedienen van variaties op het woord ‘energie’ om elk nummer te beschrijven, dus laat ik daarmee ophouden – ga er maar gewoon van uit dat elk nummer ‘energiek’ is, tenzij ik expliciet het tegengestelde neerpen) ‘One Armed Scissor’. Wat dit nummer ietsje verheft boven de meeste andere nummers op ‘Relationship of Command’, zijn de vocalen in de tweede strofe: “Unknown origin/Is this the comfort of being afraid? Enz enz”. Cedric’s stem lijkt daar haast ongrijpbaar, volledig losgekoppeld van alle instrumentatie, een solovlucht die enerzijds volledig arbitrair lijkt, soms gewoon vals klinkt, maar al bij al volledig op zijn plaats is. Voor mij een van de hoogtepunten van de plaat, die vijftien seconden. Dat gezegd zijnde, is het verder ook gewoon een uitstekend nummer, en zoals ik u hierboven reeds trachtte te verduidelijken: catchy as hell!
‘Sleepwalk Capsules’: u weet wel..
‘Invalid Litter Dept.’ doet mijn respect voor deze band enkel groeien. Het nummer raakt een andere snaar dan de vier voorafgaande klassebeestjes; voor de eerste keer is het voornaamste kenmerk niet ‘energie’ – neen, dit neigt meer naar ‘sfeer’. Een enerzijds dreigende, anderzijds melancholische gitaarlick, begeleid door gemoedelijk pianospel vormt de introductie tot deze andere zijde van At the Drive-In. Qua dynamiek zit dit nummer zeer strak in elkaar, en net op het moment dat de opeenvolging van rustpauzes en energiestoten haar verzadigingsniveau heeft bereikt, ontpopt het nummer zich tot een bulderend monster van Kyuss-ian riffage en schurende kreten. Briljant.
Hierop volgt het makkelijker verteerbare ‘Mannequin Republic’, dat zich bedient van een bijzonder leuk baslijntje, en opnieuw die verschroeiende vocale uitbarstingen. Zelfde verhaal voor ‘Rolodex Propaganda’ – cu-cu-cu-cu-cut it!! – en het majestueuze ‘Quarantined’, één van de pronkstukken op ‘Relationship of Command’. Psychedelisch gitaarlawaai ruimt plaats voor een haast wanhopige gitaarriff, waarna Cedric weer uitbarst in een krachtige klaagzang; het is een nummer dat enorm beklijvend is – het doet allemaal zeer echt aan - en de lyrics worden met zoveel overtuiging gezongen dat die laatste paar uitbarstingen (“a single spark can start a spectral fire”) mij haast de stuipen op het lijf jagen.
Maar At the Drive-In bouwde blijkbaar ergens naartoe, een climax, die finale kers op de taart, iets waar ik zelfs niet meer op durfde te hopen – het zou gewoon teveel gevraagd zijn na die eerste 40 minuten van schitterende muziek: een afsluiter die alle voorafgaande pracht overschouwt vanop een ivoren toren. ‘Non-Zero Possibility’ ís die afsluiter. Een ware wervelwind van emotie, van pure wanhoop, van haast onontkoombaar fatalisme, een ware opeenvolging van kippenvelmomenten, een soort maalstroom van genialiteit. Het punky elan van de rest van de plaat wordt afgezworen, en maakt plaats voor een hoogst emotionele smeekbede, een downtempo ballad die aan je hele lichaam blijft plakken (Jezus, ik ben hier weer een eind aan het doordraven besef ik net). Soit, een zéér sterke afsluiter…
…als het een afsluiter was geweest. Maar waarom deze beste heren de onverklaarbare nood hadden het nummer ‘Catacombs’ nog achter het ultieme hoogtepunt van de plaat te plakken, is mij een raadsel. Niet dat het een slecht nummer is, alleen vind ik de plaatsing ervan een grote misser. Een schoonheidsfoutje, maar het bepalen van de volgorde van de nummers kan natuurlijk ook veel bijdragen aan/afdoen van het muzikale geheel. Maar bon, da’s dan ook het enige wat mij ervan weerhoudt de volle mep te geven – misschien verandert dit ooit nog, maar vooralsnog hou ik het bij 4.5 sterren, en het ongelooflijk prettige gevoel dat ik na meer dan een jaar zoeken opnieuw op een album ben gestuit dat me zoveel doet..