De hitmachine die The Police was, ging in 1981 succesvol door. Wat ik achteraf bijzonder vind, is dat de band een brede groep tieners aansprak: zowel de gewone hitparadevolgers, als de kakkers (type poloshirtje, op mijn middelbare school was het de heersende trend) als de liefhebber van alternatieve muziek, in die dagen vooral new wave.
Waar voorganger
Zenyatta Mondatta op de B-kant hoorbaar aan tijdsgebrek leed, blijft het niveau op
Ghost in the Machine hoog. De heren kregen dan ook veel meer tijd én de mogelijkheid om de muziek ver weg (het Caraïbische eiland Montserrat) op te nemen. De luisteraar werd beloond.
Every Little Thing She Does stond in Nederland één week #1 in de Nationale Hitparade van de NOS en in de Top 40 van concurrent Veronica zelfs drie weken op die plek. Heerlijk uptempo liedje.
Opvolger
Spirits in the Material World haalde in december #8 en in januari 1982 in de Top 40 #6.
Derde single
Invisible Sun haalde met zijn geheimzinnige titel en sfeer in april #27 en bij Veronica slechts de Tipparade. Ik vond ze daarop klinken in de lijn van een band als Joy Division: melancholie overheerst. Wij noemden dat toen doomwave.
Die sfeer staat in contrast met wat ik op tv zag. Daar werden ons drie frisse blondharigen getoond, grappen makend met elkaar. Dat het achter de schermen minder gezellig was, wist ik toen nog niet. Voor mij stonden ze voor onbezorgdheid met af en toe een kritische noot in de teksten, zoals in
Too Much Information en
One World (Not Three).
Eerder noemden MuMensen de toevoeging van keyboards en blazers aan de plaat. Je kunt beweren dat de band, opgericht door drummer Stewart Copeland, op dit album vooral het vehikel van bassist/zanger Sting was geworden. Gitarist Andy Summers schijnt er niet blij mee te zijn geweest lees ik op diverse websites, want de sound ging inmiddels verder dan gitaar-bas-drums.
Desondanks behield de band op
Ghost in the Machine de invloeden van ska en reggae, zo belangrijk voor hun stijl. Je zou daar door de blazers soul aan kunnen toevoegen, getuige bijvoorbeeld
Demolition Man.
Het werd een energiek en uptempo album, dat veel van mijn leeftijdsgenoten aansprak. Nu ik de plaat een dikke veertig jaar later hoor, is opvallend hoe fris het nog altijd klinkt. Onmiskenbaar The Police, met als kanttekening dat ik wel iets snap van het gemopper van Andy Summers: de blazers nemen een behoorlijk deel van zijn gitaarruimte in. Dat Sting verantwoordelijk is voor het leeuwendeel van de composities zal daar debet aan zijn geweest. Tegelijkertijd zijn blazers wel heel relevant voor een band die met ska stoeit.
Op
Ωmegaman echter klinkt vooral het triogeluid van vorige albums, lekker lied. Gedurende de hele plaat is te horen dat Stewart Copeland zelfs op hoog tempo niet alleen gepassioneerd maar ook gevarieerd kan drummen.
De enige song waar ik mijn tanden nog steeds niet kan zetten is afsluiter
Darkness; het laat de plaat als een nachtkaarsje uitgaan.
Voor de fan die meer wil: op onder andere streaming zijn bovendien twee B-kantjes van singles bij dit album te vinden. In november 2018 verscheen
Flexible Strategies met restmateriaal. Van de
Ghost-singles hoor je daarop
Shambelle en
Flexible Strategies. De eerste klinkt als een instrumentaaltje van hun vorige elpee, de tweede is heel funky mét blazers.
Hartstikke leuk, maar
Ghost in the Machine is op zichzelf al overtuigend genoeg, zeker met de constatering dat ie nog altijd fris klinkt.