Voordat Niels94 mij dit album tipte in de Super-Tiptopper, had ik hem zo’n 10 jaar geleden denk ik wel eens gehoord. Vermoedelijk had ik hem uit een toplijstje ergens opgedoken, het eerste nummer gedraaid en gedacht: ‘Wacht even, dit klinkt dit niet als A Love Supreme’. Om vervolgens mijn kop weer in het zand te steken wat Free Jazz betreft. Nu 10 jaar later ben ik nog absoluut geen jazz-connaisseur, maar wel een immer groeiend liefhebber. Een interessante tip dus en tevens een confrontatie met mijzelf, om te kijken hoe het album mij nu gaat bevallen.
Wat ik wel weet, is dat dit een mijlpaal is gebleken voor de vermeende vormen waar Jazz in gegoten kan worden. Zoals
dit artikel mooi schrijft: Het was niet de eerste Free Jazz plaat, het was ook niet de meest radicale, maar het is wel de blauwdruk geworden.
Wat ook opvalt is dat het album nogal wat stof doet opwaaien bij voor- en tegenstanders. Kijk maar eens hier op MusicMeter, bij de comments van Spiritual Unity. Van ‘Ayler lijkt hier zijn zoektocht naar spirituele eenheid met zijn spelers te hebben voltooid’ tot ‘Muziek voor Pseudo-intellectuelen die ernstige hersenbeschadiging opgelopen hebben’.
Albert Ayler, Bassist Gary Peacock en percussionist Sunny Murray lijken zich op dit album in een grenzeloze creatieve vrijheid voort te bewegen. De rauwe saxofoon van Ayler blijft de drijfveer. Daar staat tegenover dat Peacock en Murray niet alleen de gezette sfeer van Ayler volgen, maar gelijktijdig creëren zij op hun beurt een persoonlijke diepgang die groeit en weer krimpt, zonder de samenhang van de driehoeksverhouding teniet te doen. Deze dynamiek is vooral goed te horen op ‘The Wizard’, waarin Ayler de vibrato van zijn sax tot de uiterste max blaast, maar beide metgezellen natuurlijk en krachtig in de flow meebewegen.
Al de eerste tonen van Ghosts: First Variation zijn eigenlijk zowel fascinerend als humoristisch. Ayler zet zijn Tenorsaxofoon eens goed aan de lippen en tovert allereerst een eenvoudig -haast kinderlijke- melodie tevoorschijn. Na 30 seconden verschijnen de eerst ongeregeldheden al ten tonele, in de vorm van opzettelijk schelle sax tonen. Vervolgens breekt de dam helemaal en worden we overspoeld door een kakofonie van onorthodoxe percussies en melodieën. Als een overambitieuze automonteur sleutelt Ayler de elementen van jazz uit elkaar en bouwt ze naar eigen visie weer op. Als toeschouwer van dit intense schouwspel krab je je toch wel even achter de oren, maar het is te intrigerend om niet te blijven luisteren. Een geniale touch is dat, tegen het einde van dit nummer, Ayler de cleane sax melodie van het begin weer laat opwellen, alsof tijdens de tussenliggende 5 minuten niets abnormaals plaats gevonden heeft.
Spiritual Unity is een intense luisterbeurt, want het album kent weinig houvast van enig traditioneel ritme. De saxofoon van Ayler is tijdens sommige passages de enige reddingsboei om wat orde te scheppen, maar is tevens een onbetrouwbare verteller. Hoogtepunt, naast het daverende samenspel, is ook de bovenmatig gelaagde bass-performance van Peacock. Het album flowt in een vorm van absolute vrijheid, wat maakt dat dit een absolute stand-out is onder zijn tijdgenoten.