In 2011 schreef ik, 17 jaar oud, het volgende over dit album:
Kramer schreef:
Dankzij de eerste en laatste track toch nog 3,5. De nummers op zich zijn meestal wel goed, maar ik kan dit album niet in een keer luisteren: het lome tempo en die allesoverheersende viool beginnen al snel op de zenuwen te werken.
Ik kan me de teleurstelling van destijds nog goed herinneren. Ik was al lange tijd een liefhebber van Bob Dylan, maar nog altijd een relatieve beginneling in 's mans oeuvre: ik hield van zijn vroege akoestische hitjes uit de vroege jaren zestig en de elektrische klappers van de jaren daarna. Verder had ik een paar jaar ervoor op LimeWire (weten we het nog?)
Hurricane gedownload, en bij de Free Record Shop in Amersfoort dit plaatje gekocht op basis van die eerste track. De rest van het album kon ik echter niet waarderen: sentimenteel gejengel.
Vier jaar later (inmiddels ook al bijna vier jaar geleden) was ik al wat milder geworden. Ik schreef hier toen:
Ik moet mijn mening toch iets verzachten. Na Hurricane zakt dit album natuurlijk onwijs in, maar One More Cup of Coffee is een magistraal nummer, en daarna blijft dat niveau bijna gehandhaafd. Ondanks de lichte verveling die toeslaat is het geen zware bevalling om dit album uit te zitten. Ik zal niet iedere minuut even aandachtig luisteren, maar de sfeer is lekker. De hypnotiserend jengelende viool bevalt me steeds beter. Mijn beoordeling van 3,5* blijft staan.
Nu is het eind 2018 en is
Desire aan de beurt voor een uitgebreide bespreking. Ik ben inmiddels nog milder geworden: deze plaat bevat een paar van Dylans mooiste liedjes, en is als geheel zeer, zeer sterk.
De hoes, hoe potsierlijk ook, vat de toon van
Desire eigenlijk heel goed samen: dit is geen stadsmuziek meer. Dit zijn liedjes van reizigers te paard, van uitgestrekte prairies en poesta's, van zigeuners met woonwagens en een vrouw met een viool. Tekstueel mag Dylan dan nog met één been in de wereld staan (
Hurricane verhaalt van een zaak die de voorpagina's beheerste, en ook in
Joey, over de in 1972 vermoorde gangster Joe Gallo, wordt de actualiteit behandeld), wat muziek betreft wanen we ons steeds verder buiten de ring. De akoestische gitaren overheersen, verder zijn de viool van Scarlet Rivera en Dominic Corteses accordeon alomtegenwoordig. Dit zorgt voor een sfeer die op het eerste gehoor misschien drukkend aandoet. Het helpt ook niet mee dat Dylan als vanouds ruim de tijd neemt (met ruim elf minuten voor één nummer als uitschieter), waardoor de plaat zich soms voort lijkt te slepen. Bijna een uur voor negen liedjes, het is ook niet niks.
Als componist bevindt Bob zich halverwege de jaren zeventig echter op een hoogtepunt. Wat een mooie melodieën weet hij hier, in samenwerking met Jacques Levy, uit zijn zadeltassen te toveren. Melancholie en slagkracht gaan hand in hand, en soms (
Mozambique, ontstaan als grapje om te kijken hoeveel rijmwoorden hij kon verzinnen, en
Black Diamond Bay) mag er zelfs voorzichtig gedanst worden. De uitvoering is over de gehele linie fenomenaal. De instrumentatie vormt een warm bad, waarin ieder lied optimaal tot zijn recht komt. Dylans stem wordt honingzoet verleid door die van Emmylou Harris, wat de mooiste harmonieën oplevert. En waar de latere Nobelprijswinnaar zich tekstueel eerder nog weleens verloor in pretentieuze zelfbevrediging, zingt hij de luisteraar hier, hatseflats, de koude ziel binnen, zonder aan poëtische zeggingskracht in te boeten. Bob wist al langer hoe hij zijn luisteraars bij de kloten moest grijpen, maar op
Desire laat hij ook niet zomaar meer los.
In de loop der jaren is dit een van mijn favoriete albums van Bob Dylan geworden. Het niveau dat hij hier, halverwege de dertig, neerzet, zou hij later niet meer evenaren. Dylan-dwepers hebben de vervelende gewoonte hun favoriete bard als godheid te beschouwen, en zijn werk als Bijbel - wie naar
Desire luistert, begrijpt die neiging. Een rijk album om te koesteren.