Sinds de jaren ’90 begon het zware, onophoudelijke tourschema van Dylan zijn tol te eisen; zijn platen volgden elkaar immers met langere tussenpozen op. Minder kwantiteit dus, maar tegelijkertijd ook meer kwaliteit, want na ‘Time Out of Mind’ en (in iets mindere mate) ‘Love & Theft’, is ‘Modern Times’ alweer de derde schot in de roos. En weer puurt Dylan uit de rijke geschiedenis van de Amerikaanse muziek.
Net als zijn voorganger, is ‘Modern Times’ een soort topografische kaart van het Amerikaanse muzieklandschap. Vooral de oude, iconische genres, zoals blues, folk, country en rockabilly komen weer veelvuldig aan zet. De krassende stem van Dylan past daar ook perfect bij, en heeft op ‘Modern Times’ naar mijn mening nog een extra schakering gekregen. Alsof hij ditmaal nog wat dieper naar de ziel weet te tasten.
De albumcover verwijst, samen met de titel van het album, naar het ontluikende optimisme na Wereldoorlog II. Het was een tijd van ontbering en mensonterende omstandigheden, vooral aan de andere kant van de oceaan, dat moet wel gezegd. Maar nadat de asmogendheden het onderspit moesten delven, werd er in de Amerikaanse maatschappij toch een mechanisme in werking gesteld, dat de mensen weer hoop gaf. Hoop om uit het dal te klimmen, en een nieuwe, bloeiende economie te creëren. De foto op de hoes biedt een fraai, onscherp beeld van een voorbijrijdende taxi. De albumtitel moeten we dan weer gaan zoeken in de hoestekst van zijn eerdere plaat ‘World Gone Wrong’, waarin hij deze moderne tijden de nieuwe middeleeuwen noemt.
‘Thunder on the Mountain’ begint alvast spetterend, en houdt de gehele tijd een snel tempo vast. De tekst heeft scherpe randjes, maar het doet geen zeer om je daaraan te snijden; de insteek is vaak licht humoristisch, zoals uit dit fragment blijkt:
“Gonna raise me an army, some tough sons of bitches;
I’ll recruit my army from the orphanages;
I’ve been to St. Herman’s church and I’ve said my religious vows;
I’ve sucked the milk out of a thousand cows.”
De tweede song is van een iets ander kaliber, wat trager. Meer een diesel, want als je ‘m een paar keer beluisterd, ben je er helemaal aan verknocht. Ik, althans. Dit was niet meteen mijn favoriete song, maar heeft zich sedertdien toch wel opgewerkt naar de hogere regionen. Dat komt vooral doordat Dylan hier wederom met een heel erg sterke tekst komt, en het ritme (half slepend, half trekkend) iets hypnotiserend heeft. Het is in wezen een liefdesliedje, maar heeft meer om het lijf, omwille van kwinkslagen, slim uitgekozen strofes en ook de zeer uitgekiende instrumentatie. Vooral de voorlaatste strofe vind ik sterk:
“I wanna be with you in paradise;
And it seems so unfair;
I can’t go to paradise no more;
I killed a man back there.”
In vier simpele zinnetjes drukt Dylan zich straf uit, en laat zo een indruk na. Daar gaat het vaak om.
‘Rollin’ & Tumblin’’ is wéér iets anders. Zo zie je maar dat deze plaat, hoewel de nummers allemaal vanuit eenzelfde filosofie zijn voortgekomen, erg divers is. Dylan wil hier volgens mij ook wel mee aantonen dat de Amerikaanse muziek tout court erg divers en kleurrijk is, dus kunnen we dit zien als zijn zoveelste loftuiting aan de muziek die Alan Lomax ooit najoeg. Een vinnige bluesstamper, waarin gitaristen Stu Kimball, Denny Freeman en Donnie Herron vaak vrij spel krijgen. Dylan wordt hier trouwens begeleid door dezelfde band die hem ook op het podium ruggensteunde in die periode.
Op ‘When the Deal Goes Down’ horen we Dylan achter de piano, en klinkt hij voor het eerst op de plaat zalvend. De toon die Dylan aanslaat, is eerder berustend, en daar komt het op het eind van elke strofe ook op neer. “I’ll be with you, when the deal goes down”, verzekert hij een oude liefde dan telkens. Op ‘Someday Baby’, het enige nummer dat onder de vijf minuten afklokt, klinkt Dylan dan weer als een moderne versie van Chester Arthur Burnett (Howlin’ Wolf), en verwacht ik na het zinnetje “Someday baby, you ain’t gonna worry po’ me anymore” nog een extra uitschieter in de vorm van wolvengehuil, in de aloude traditie van Burnett. Dat blijft echter uit, en recent las ik pas dat Dylan dit nummer losjes heeft overgenomen van Muddy Waters, die het op zijn beurt weer van een andere, nog oudere, bluesman (Sleepy John Estes) overnam. Plagiaat of niet, het is gewoon een lekkere brok verkneukelende blues.
‘Workingman’s Blues #2’ had ik hier eerder aangevinkt als één van mijn favoriete nummers, maar ik ben daar op termijn toch van moeten afstappen. Het nummer heeft dan weel baat bij het nogal clichématige pianodeuntje, het doet toch afbreuk aan de oerkracht die het nummer in zich draagt. Het is overigens een nummer dat Dylan nog steeds graag live ten berde brengt. Ik begrijp het ergens wel; het klinkt allemaal wat makkelijk, en dus zullen meer mensen er sneller mee weg zijn. Voor de band is het ook een dankbare song, kan ik me inbeelden. Dat zijn voor mij echter allemaal redenen om het nummer wat minder hoog in te schatten, en moest er niet weer die geweldige tekst van Dylan zijn geweest, had dit misschien wel een onvoldoende kunnen krijgen. De enige die daarvoor in aanmerking komt op dit album, dat wel.
‘Beyond the Horizon’ is zo’n type nummer dat zich het best laat beluisteren vanuit de luie stoel. Een gezapig tempootje, met af en toe wat steel guitar ertussen, en Dylan die z’n stem door de strofes laat meanderen. De instrumentale intermezzo’s tussen de strofes door maken het lome sfeertje helemaal af. ‘Nettie Moore’ is meteen een stuk statiger, en begint met een mooie intro, die me meteen een pak alerter maakt (‘Beyond the Horizon’ houdt namelijk het risico in dat je ervan kunt indommelen), met die bonkende drumslag. De ritmesectie zorgt voor de solide basis, en de gitaren laten af en toe wat kleine flicks horen, die er wat peper aan toevoegen. ‘Nettie Moore’ is het mooiste liefdesliedje op de gehele plaat, ook vanwege de randuitstapjes die Dylan in zijn verhaal maakt, de voor hem typische humor (“They say whiskey will kill ya, but I don’t think it will”) en de scherpte (“I’m going where the Southern crosses the Yellow Dog; get away from these demagogues; and these bad luck women stick like glue; it’s either one or the other or neither of the two”), om dan weer naar dat prachtige refrein te gaan:
“Oh, I miss you, Nettie Moore;
And my happiness is o’er;
Winter’s gone, the river’s on the rise.
I loved you then, and ever shall;
But there’s no one here that’s left to tell;
The world has gone black before my eyes.”
In LP-termen zijn we nu aan de vierde en laatste kant aanbeland. Daarop staan twee songs die niet meteen bij mekaar passen, vind ik. Het eerste is ‘The Levee’s Gonna Break’, waarvan vooral de muziek weer duidelijk gebaseerd is op een ouder nummer, ditmaal ‘When the Levee Breaks’ van Kansas Joe en Memphis Minnie. Er zit in ieder geval schwung in, en ook dit nummer speelt Dylan soms nog wel ‘ns live. Ik vind dit echter geen nummer om voor honderdduizend man te spelen, het leent zich eerder voor bescheiden puboptredens, waarbij man (cowboyhoed en –laarzen) en vrouw (zwierige, gekleurde jurk) elkaar in de armen vallen en een eind wegdansen. Dylan heeft van deze pure bluessong een vurige, countryswing-achtige versie gemaakt.
Afsluiter is het wat mistroostige ‘Ain’t Talkin’, meteen ook het langste nummer van de plaat, dat begint met een wat langere intro, waarin de cello van Tony Garnier een glansrol vervult. Hierop neemt Dylan weer de rol van doemprofeet aan, waartoe hij zich in eerdere periodes ook al liet verleiden. Het gevaar met dat soort songs is dat het wel ‘ns te prekerig kan overkomen, maar dat is hier gelukkig niet het geval. Door de raspende klank van Dylan’s stem geloof je ‘m ook echt, en de instrumentatie is traag en somber. En dat Dylan soms niet bepaald het zonnetje in huis is, bewijst volgend fragment uit deze song:
“Now I’m all worn down by weepin’;
My eyes are filled with tears, my lips are dry;
If I catch my opponents ever sleepin’;
I’ll just slaughter them where they lie.
Ain’t talkin’, just walkin’;
Through the world mysterious and vague;
Heart burnin’, still yearnin’;
Walking through the cities of the plague.”
Dat fraai stukje doemdenken wilde ik niemand onthouden.
‘Modern Times’ is een album dat, net als de gelijknamige film van Charles Chaplin overigens, duidelijk ergens voor staat, en kwalitatief gezien verre van een schande is voor de zaak die Dylan vereert. Meer nog, de Amerikaanse muziek had er in augustus 2006, toen dit album uitkwam, alweer een mijlpaal bij. In het jaar daarop won hij dan ook terecht, en reeds met het derde album op rij, een Grammy voor beste folkplaat.
4,5 sterren