menu

Japan - Gentlemen Take Polaroids (1980)

mijn stem
4,07 (301)
301 stemmen

Verenigd Koninkrijk
Rock / Pop
Label: Virgin

  1. Gentlemen Take Polaroids (7:07)
  2. Swing (6:25)
  3. Burning Bridges (5:20)
  4. My New Career (3:52)
  5. Methods of Dance (6:53)
  6. Ain't That Peculiar (4:40)
  7. Nightporter (6:57)
  8. Taking Islands in Africa (5:12)
  9. The Experience of Swimming * (4:05)
  10. The Width of a Room * (3:15)
  11. Taking Islands in Africa [Steve Nye Remix] * (4:57)
toon 3 bonustracks
totale tijdsduur: 46:26 (58:43)
zoeken in:
avatar van dazzler
5,0
GENTLEMEN TAKE POLAROIDS 1980

Belangrijkste verschil tussen dit album en zijn voorganger
is het terugdingen van de gitaarpartijen. Staat Quiet Life nog
met één been in de 70s artrock traditie, dan richt Gentlemen Take
Polaroids zich nadrukkelijker op het komende, 80s synthpop tijdperk.

In de titelsong en single Gentlemen Take Polaroids hoor ik
bijvoorbeeld de zeilboot van Duran Duran en de hobo van China Crisis.
Dit is een klasse popsong die in albumformaat en met een licht
zeurende Sylvian misschien toch een pietsje te lang duurt.

Interessant in dit hitpotente nummer is de manier waarop bas
en synths de compositie voorzichtig inkleuren zonder zich op te dringen.
Vindingrijke arrangementen zijn het handelsmerk van Japan.

Swing danst op een funky bas en om een gefloten melodie.
Vergt enige luisteroefening, maar maakt zich uiteindelijk van je meester.
Het valt me op hoe ik bij Japan veel meer naar de muzikale vormgeving luister
en David Sylvians vocalen slechts een begeleidende rol vertolken.

Burning Bridges is een sfeervolle semi-instrumental
met weliswaar een zeer typische, vroege jaren 80 synthgeluid.
Met een hoog new age gehalte, maar daarom niet minder beklijvend.

My New Career is een aardige albumtrack
met een muzikaal thema dat zich graag in het oor nestelt.
Opvallend ook hoe de nummers op dit album haast naadloos
in elkaar overvloeien (geen crossfading, maar organische trackorde).

Op Gentleman Take Polaroids slaagt Japan er in
de soms overduidelijke Roxy Music en David Bowie referenties
naast zich neer te leggen en met een meer eigen geluid uit te pakken.

De songs op Quiet Life zijn misschien sterker,
maar het totaalgeluid op Gentleman is dan weer rijker.

Methods of Dance (tevens de naam van een in die tijd verschenen
tweedelige Virgin sampler met new wave dance tracks) is een hoogtepunt.
Hier bevind je je als luisteraar in een volstrekt unieke Japan wereld.
Met rollende percussie, hypnotiserende vibrafoon (doet denken
aan Change van Tears For Fears), stevige saxofoonstoten
en vrouwelijke backing vocalen als wuivende sirenen.

Ain't That Peculiar zegt me het minst. Tot ik na raadpleging
van de literatuur vaststelde dat het om een Smokey Robinson cover gaat.
En inderdaad, het is (vooral vocaal) zoeken naar enige Japan connectie.

Het fameuze Nightporter, dat hier al menigmaal
met tonnen lof beladen werd is een wonderschone ballad.
Voor het eerst mag de piano weer de boventoon voeren op dit album.

Nightporter steunt compositorisch op Eric Saties Gymnopedies,
maar dat hoor je pas als je echt op het bijna walsende ritme gaat letten.
Sferisch is het weerom hoogstaande Japan muziek.

Ik moet bij de titel Nightporter ook aan The Chauffeur denken
van Duran Duran. Ik heb nooit zo goed begrepen waarom Duran Duran
op het Rio tekstvel bij enkele songs data plaatste die teruggaan tot 1978.
Onlangs las ik dat beide groepen elkaar tijdens studiosessies ontmoetten.

En inderdaad, de sferische, langere composities op de twee eerste
Duran Duran platen, zijn duidelijk geïnspireerd op het langere Japan werk.
Japan bouwt doorgaans een album op aan de hand van acht langere composities.
Die lengte verveelt zelden en draag zelfs bij tot de magie van de nummers.
Ze sluipen traag maar onomkeerbaar je ziel in, na een paar draaibeurten.

Taking Islands in Africa speelt met electronische new wave
snufjes die anno 1980 door meerdere, opkomende bands ontdekt werden.
Opnieuw een zeer mooi muzikaal thema en samen met de titelsong
een terechte, maar ondergewaardeerde single kandidaat.

Tijd voor gewijde stilte.

The Experience of Swimming is voor mij het subliemste nummer
van deze langspeler (alleen op de CD remaster als bonus toegevoegd).
Ik moet denken aan Dead Can Dance die op hun eerste platen
een brug smeedden tussen wave en klassiek. Japan kon het ook.
Op het eerder vermelde Nightporter en op hun meeste instrumentals.

The Width of a Room mag er om diezelfde reden ook wezen.
Iets lichtvoetiger wellicht, maar opnieuw zeer fraai vormgegeven.
Bonustracks 8 en 9 tillen dit album, met hier en daar toch een wat
meer naar de mainstream synthpop neigende compositie
(zoals de beide singles) boven alle concurrentie uit.

Ik weet trouwens nu al dat Roxy Music en Brian Eno,
net als deze Japan, dringend moeten heropgevist worden.
Dazzler goes seventies ... eindelijk, het heeft lang genoeg geduurd.

Maar eerst nog maar eens naar Tin Drum gaan luisteren.
Het enige album dat ik echt kende. Hoe blijft het overeind na
de ontdekking van Quiet Life en Gentlemen Take Polaroids?

avatar van BoyOnHeavenHill
5,0
Vroeger beschouwde ik dit eigenlijk altijd als het overgangsalbum tussen het atmosferische Quiet life en het "Oosterse" Tin drum, maar feitelijk is dit een plaat die heel goed op eigen benen kan staan. Misschien wel de meest toegankelijke en soms bijna poppy plaat van de drie, zonder dat de muziek door de unieke combinatie van (déze) toetsen, drums, sax en zang ook maar één moment z'n otherwordly quality verliest, en met het onweerstaanbare Methods of dance (briljant gebruik van die tweede stem) en de sfeervolle samenwerking met Sakamoto Taking islands in Africa als hoogtepunten voor mij. Night porter is natuurlijk eveneens een mooi nummer, maar het duurt wat te lang, de woordloze zang op het einde vind ik een beetje anticlimactisch, en als geheel wekt het bij mij teveel de indruk echt als een magnum opus bedoeld te zijn. Daarnaast is de cover het enige matige nummer. Voor de rest: *****

avatar van Niek
Dit is precies de jaren 80-muziek die maakt dat ik de jaren 80 doorgaans links laat liggen. Hier kan ik echt niks mee. Het komt op mij over alsof alles toen goed werd gevonden zolang het maar uit de synthesizer komt. Die futuristische klanken zijn ook tikkielachwekkend bij muziek die anno 2020 ontzettend gedateerd klinkt. Bizar lelijk artwork ook. Wel passend wat mij betreft dus. Snel door.

avatar van Reint
4,0
Duidelijk de plaat waarop Japan zijn meest consistente geluid en hoogste 'overall' kwaliteit vindt (tenzij ik wordt verrast door Tin Machine?). Ja, soms hoor je nog de croon van Bryan Ferry, of de invloeden van Bowies Low (zie 'Burning Bridges' en 'Warszawa' van the thin white duke.

De tropenvogeljazz die op het vorige album werd uitgevonden wordt hier uitgestrooid over liedjes van verschillende tempo's; (maar) zweven doen deze nummers praktisch allemaal. Soms wordt het daardoor wat tandeloos (de Smokey-cover 'Ain't That Peculiar'), maar als de composities en synth en oboes impressionistisch genoeg zijn kunnen je gedachtes daar lekker in verdwijnen.

Deze is wat constanter en heeft geen uitschieters omlaag, maar de beste momenten van Japan staan wat mij betreft op de voorganger.

De Eno-exotica (waarbij er door middel van de textuur geluidscombinaties een 'sense of place of time' wordt gesuggereerd) werkt het best op 'Gentlemen Take Polaroids', 'Swing' en 'Taking Islands in Africa'.

avatar van erwinz
4,5
Recensie op de krenten uit de pop:
De krenten uit de pop: Japan - Gentlemen Take Polaroids (1980) - dekrentenuitdepop.blogspot.com

Japan - Gentlemen Take Polaroids (1980)
De Britse band Japan oogstte de meeste lof met haar zwanenzang Tin Drum, maar voorganger Gentlemen Take Polaroids is wat mij betreft het hoogtepunt binnen het helaas niet erg omvangrijke oeuvre van de band

De Britse band Japan werd als exponent van het genre New Romantic lange tijd niet erg serieus genomen. De kentering kwam met Quiet Life, het derde album van de band, maar met Gentlemen Take Polaroids uit 1980 zette de band pas echt grote stappen. Op haar vierde album werkt de band aan een bijzonder eigen geluid, dat zorgvuldig is opgebouwd uit meerdere lagen. De songs op het album schuwen het experiment niet en zijn bovendien zeer veelzijdig. In muzikaal opzicht valt alles op zijn plek en ook de zang van David Sylvian komt veel beter uit de verf. Tin Drum is volgens velen het meesterwerk van Japan, maar ik kies zelf voor Gentlemen Take Polaroids.

De Britse band Japan werd een paar jaar voor de komst van de eerste Britse punkgolf geformeerd, maar debuteerde op een moment dat de punk de popmuziek op zijn kop had gezet. In 1978 bracht Japan twee albums uit, Adolescent Sex en Obscure Alternatives. Het zijn albums die werden voorzien van etiketten als New Wave en New Romantic, maar ik vond er zelf niet veel aan, al hoorde ik wel dat Japan beter was dan de meeste andere bands in het New Romantic genre.

Op het in 1979 verschenen Quiet Life werd de muziek van Japan al een stuk interessanter, maar mijn favoriete Japan album is het in 1980 verschenen Gentlemen Take Polaroids. Het is een album dat een jaar voor Japan’s zwanenzang en erkend meesterwerk Tin Drum verscheen. Tin Drum is inderdaad een prachtig album, maar ik heb Gentlemen Take Polaroids altijd net wat beter gevonden, omdat het niet alleen de basis legt voor Tin Drum, maar ook veelzijdiger is dan dit album.

Op Gentlemen Take Polaroids zoekt en vindt de Britse band een bijzonder eigen geluid en het is een geluid dat invloedrijk zou blijken. Het is ook een geluid dat geen geheim maakt van haar inspiratiebronnen, want met name invloeden van Roxy Music spelen een zeer voorname rol op het album, wat de band door een deel van de critici zwaar werd verweten. Het album werd overigens geproduceerd door John Punter, die ook Roxy Music’s Country Life produceerde.

Japan zoekt op Gentlemen Take Polaroids het experiment in vaak wat langere songs, die hier en daar nog wel tegen de popsongs van de New Romantic aan schuren, maar die ook dieper graven en waarin klanken en texturen met enige regelmaat belangrijker zijn dan de standaard elementen van een popsong.

Het album transformeerde niet alleen het geluid van Japan, maar is ook een blauwdruk voor het eerste soloalbum van zanger David Sylvian, dat in 1984 zou verschijnen. Over de zang van David Sylvian zijn de meningen altijd verdeeld geweest en ook van de zang op Gentlemen Take Polaroids moet je houden. Persoonlijk vind ik de zang op het album prima.

In muzikaal opzicht zal het album minder tegen de haren instrijken. De basloopjes van Mick Karn zijn prachtig en stuwen de muziek van Japan steeds flink op, het drumwerk van Steve Jansen is inventief en de wolken synths van Richard Barbieri op het album zitten vol avontuur. De gitaren van Rob Dean, die de band na het album verliet, hebben een flinke stap terug moeten doen op het album, maar de enorme, zeer diverse en destijds hypermoderne batterij synths die is te horen op het album maakt veel goed.

Japan zou op Tin Drum de Aziatische muziek omarmen, maar op Gentlemen Take Polaroids is het van alle markten thuis. Het album bevat met Nightporter een prachtige ballad, experimenteert flink met elektronica en laat bovendien de eerste samenwerking met de Japanse muzikant Ryuichi Sakamoto, die terug zou keren op Tin Drum, horen.

Gentlemen Take Polaroids flirt ook wat met de Berlijnse periode van Bowie, maar laat vooral de muziek horen die Roxy Music na Avalon niet meer zou maken. Ik schreef een paar weken geleden nog een stukje over Avalon en nu hoor ik eigenlijk pas hoe dicht Japan af en toe tegen het geluid van Avalon aan kruipt. Het bijzondere is natuurlijk wel dat Gentlemen Take Polaroids twee jaar voor Avalon verscheen, wat de typering van Japan als Roxy Music copycats stevig relativeert (al hoor ik ook wel flink wat invloeden uit het eerdere werk van Roxy Music).

Ik had echt al jaren niet meer naar dit album geluisterd, maar Gentlemen Take Polaroids is wat mij betreft uitgegroeid tot een klassieker en tot een van de muzikale hoogtepunten van de jaren 80. Voor mij is het bovendien het meest aansprekende album van de helaas vaak wat miskende band Japan. Erwin Zijleman

avatar van RonaldjK
3,5
De tweede Japan in ingetogen stijl, waarbij de toetsen van Richard Barbieri en David Sylvian en de fretloze bas van Mick Karn het geluid bepalen. Het gitaargeluid van Rob Dean versmelt met de keyboards en bas door het gebruik van de ebow, waardoor ik die moeilijk te herkennen vind.

Barbieri's bijdragen zijn belangrijk. Soms is zijn uitwaaierende spel vergelijkbaar met dat van Dave Greenfield van The Stranglers, toen die groep min of meer parallel van stevige muziek overschakelde naar rustiger wateren.
De reden dat ik in het werk van Japan dook, is omdat ik bezig ben de eerste jaren van synthesizer new wave te (her)ontdekken; van die invloed is echter na de verrassende voorganger nauwelijks meer sprake. Alleen in Methods of Dance klinkt een duidelijke sequencer, waarover warme lagen toetsen, bas en gitaar worden gelegd. De zachte vrouwelijke achtergrondvocalen zijn van ene Cyo, een dame wier identiteit door de bandleden nimmer is gedeeld. Het levert een warm en dansbaar nummer op met bovendien sterk drumwerk.
Ook in Swing valt op dat een gevarieerde beat aanwezig is, die weliswaar strak doordendert, maar tegelijkertijd af en toe een tel lijkt over te slaan. Líjkt: schijn bedriegt.
Bij het verschijnen van het album was deze artrock niet zo mijn ding. Mijn eerste kennismaking kwam pas met Nightporter, toen het twee jaar later op single uitkwam. Een mooie pianoballade, buitenbeeldje in het werk van de band. In Nederland haalde het echter niet eens een tipparade. Desondanks kon je het af en toe op de radio horen.

Afgelopen weekend zag ik op Netflix de documentaire Blitzed! over de Londense club van Steve Strange (van de groep Visage) met eigenzinnige kleding en make-up. Japan werd daarin niet genoemd maar imago en trendsettende mode pasten wel bij die van de groep.
Synthesizerpop? Nee, maar wél een voorbeeld hoe de nieuwste digitale mogelijkheden van dat jaar werden geïntegreerd in een groepsgeluid, waarbij de drummer niet werd vervangen door digitale geluiden. De groep als collectief creëert een warme sfeer rond de toetsenpartijen, leidend tot het herkenbare geluid van Japan.

avatar van jorro
4,5
(Eerder verschenen op jorros-muziekkeuze.nl)

De in 1974 opgerichte band Japan (toen nog naamloos) begon met het spelen van Funk. De band won een talentenjacht in 1976 en kon tekenen bij het Duitse Hansa-Ariola en werd omgetoverd tot een glamrock band in de traditie van oa. David Bowie en Roxy Music.

In het eigen Groot Brittannië werd Japan niet echt geaccepteerd. Het eerste succes had Japan in Japan. Het debuutalbum Adolescent Sex had in Engeland dan ook weinig succes. Ook de opvolger Obscure Alternatives scoorde geen hoge ogen. In hun thuisland was de punk en new-wave rage big business en was glamrock achterhaald.

Uiteindelijk schakelde Japan over naar de New-wave en dat was duidelijk te horen op het derde album Quiet Life. Desondanks scoorde het album matig en werd het contract met Ariola beëindigd.

In 1981 werd de band ten onrechte gerekend te behoren tot de New Romantic scene vanwege hun uiterlijk vertoon. Voor de New Wave bands was het echter een verkleedtruc die bij hun act hoorde terwijl het voor de leden van Japan een levensstijl was.

Het is bijzonder dat er toch nog critici waren die het album afkraakten als zijnde een stel imitators van Roxy Music. Persoonlijk denk ik dan ‘en wat dan nog’. Beter goed gejat dan slecht zelf bedacht. Het album staat als een huis. Prachtige baslijnen, fijne zang, fijne composities wat wil een mens nog meer? Het album is nog een paar maal opnieuw uitgebracht en met redelijk succes.

Het album opent sterk met het titelnummer. In Swing zijn het de drum en de prachtige baslijntjes die het doen. Burning Bridges is als vervanger van het nummer Some Kind Of Fool op het album terecht gekomen. Net voordat de persen begonnen te draaien. Ik denk niet dat ze daar spijt van hebben. Een bijzonder buitenbeentje.

Terug naar de baslijnen en prominent slagwerk met My New Career. En dan Methods Of Dance en Ain’t That Peculiar. Twee songs waar toch een beetje de sleet van de tijd op komt. Dat geldt absoluut niet voor Nightporter.

Het instrumentale The Experience Of Swimming is ook niet meer wat het vroeger was. Dan is het daarop volgende The Width Of A Room, ook instrumentaal, wat beter gebalsemd. Afsluiter Taking Islands In Africa is nog steeds een prettig einde.

Ik merk dat ik het album wat minder kan waarderen dan destijds. Misschien toch de tand des tijds. Mijn 5 sterren worden er 4,5.

Gast
geplaatst: vandaag om 21:52 uur

geplaatst: vandaag om 21:52 uur

Let op: In verband met copyright is het op MusicMeter.nl niet toegestaan om de inhoud van externe websites over te nemen, ook niet met bronvermelding. Je mag natuurlijk wel een link naar een externe pagina plaatsen, samen met je eigen beschrijving of eventueel de eerste alinea van de tekst. Je krijgt deze waarschuwing omdat het er op lijkt dat je een lange tekst hebt geplakt in je bericht.

* denotes required fields.