Het zou goed kunnen dat ik dit debuut van New Order nog vóór de twee “voorgangers” hoorde, het tweetal albums van Joy Division.
Movement kwam ik waarschijnlijk als eerste in de dorpsfonotheek tegen, realiseer ik me nu.
Deze puber worstelde met puistjes, onzekerheid en verlegenheid, maar maakte een begin met het vinden van zijn weg naar volwassenheid. Muziek was daarbij mijn therapie en uitlaatklep, met teksten waarin ik mij regelmatig herkende en waarmee ik gelijktijdig mijn matige begrip van de Engelse taal verbeterde. Qua genres hield ik het vooral bij metal en new wave; in de ogen van velen waren dat tegenpolen, maar ze raakten mijn persoon.
Met
Movement kon ik echter niet veel. Weinig gitaarwave en al helemaal niet scheurend; veel synthesizers en bovendien drumcomputers. Ik vond de zware gitaren van voorheen mooier. De hoes vond ik ronduit lelijk, al was het dan wel bijzonder dat het in dik karton was geperst, de muziek in dik vinyl geklonken. Met non-figuratieve kunst had ik echter niks.
New Order was qua sfeer weliswaar duidelijk een voortzetting van Joy Division, zo merkte ik, maar met de digitale geluiden en de stem van Bernard Sumner hoorde ik vooral een lichte versie van hetgeen ze voorheen deden. Geen enkel nummer zette ik op cassette.
Jammer dat ik niet via een tijdreis naar mijn zolderkamer kan reizen. Ik zou mij eerst uitleggen hoe hij kan genieten van de melodieuze baspartijen van Peter Hook en dat ik daarin gelijkenissen met het werk van Jean-Jacques Burnel bij The Stranglers hoorde. Daarna zou ik hem op de overeenkomsten met andere synthesizerbands wijzen, om vervolgens te benadrukken dat New Order daar zijn eigen ding mee deed. ‘Draai die plaat vaker, hij wordt beter bij elke draaibeurt!’ zou ik Puistenronald voorhouden.
Dreams Never End ontstond kort na de dood van frontman Ian Curtis, het was het enige nummer dat ik kon waarderen. Nu geniet ik van veel meer. In
Truth ontmoeten een scheurende gitaar en drumcomputer elkaar, in
Senses en
Chosen Time horen we in de drumcomputers voorbodes van house in combinatie met de nodige gitaar- en digitale effecten.
Op de B-zijde is in
ICB een fijne hoofdrol voor de bas van Hook. Na het ingetogen
The Him en het sferische
Doubts Even Here waarop naast Sumner de stem van nieuw bandlid Gilian GIlbert klinkt, sluit het uptempo en van een rammelgitaar voorziene
Denial de plaat af.
Het zou hun laatste album zijn met producer Martin Hannet, die uiteindelijk tijdens de opnamen van non-albumsingle
Everything’s Gone Green vertrok. Sumner in de biografie Confusion (2007) van David Nolan:
“Fact he walked out halfway through the mix because Hooky and me asked him to turn the drums up." Sinds 2008 ook verkrijgbaar in een speciale
2cd-versie met nuttige extra tracks.
Wat een details miste ik in de winter van ‘81/’82… En ook al houd ik nog steeds niet van abstracte kunst, de balken en stippen op de hoes passen naadloos bij de sfeer, waar nog altijd recessie en uitzichtloosheid klinken, mét de constatering dat kunst een uitweg biedt.
Sumners stem verveelt mij sneller dan die van Curtis, maar smelt hier wonderwel samen met de muziek; eigenlijk zou ik de twee zangers niet moeten vergelijken, maar als tijdgenoot ontkom ik daar niet aan…
Muziek was ook hun therapie en de ontwikkeling die de groep hier doormaakte, bewees dat de resterende bandleden niet in verdriet waren gestold. Wellicht mede doordat een dame hen nu vergezelde, van wie een andere uitstraling moet zijn uitgegaan dan van Curtis.