Met: Miles Davis (trompet); Barney Wilen (tenorsax); René Utreger (piano); Pierre Michelot (bas); Kenny Clarke (drums)
Davis’ hippe Amerikaanse jazz-sound komt samen met de bruisende Franse filmwereld van de jaren vijftig. Het resultaat is één van zijn meest sobere, meest integere studio-opnames, en misschien wel zijn beste lp tot dan toe.
Ik ben geen kenner of liefhebber van oude Franse crime noir, dus ik kan niets vertellen over de film, of over hoe goed de muziek erbij past. Hoe dan ook nam Davis de soundtrack op in een studio in Parijs (waar hij geregeld kwam: in zijn autobiografie schept hij op over zijn vriendschap met intellectuele geesten als Jean-Paul Sartre, en zijn stormachtige romance met actrice Juliette Greco), en wel in de nacht van 4 op 5 december 1957. Drie Franse jazzmusici staan hem bij, plus op drums Kenny Clarke, zijn oude maatje uit New York, die inmiddels naar Europa was geïmmigreerd.
De muziek werd goeddeels geïmproviseerd, op basis van muzikale schetsjes van Davis. Tijdens de opnames werden beelden van de film op de achtergrond geprojecteerd. De resulterende sessie is zo’n beetje in zijn geheel te horen op latere cd-uitgaves, zoals track 1 t/m 16 hierboven (in totaal werden er zeventien takes opgenomen, maar ‘L’interrogatoire de Julien’ wordt op veel uitgaven weggelaten).
Vervolgens werden tien van deze takes gebruikt voor de oorspronkelijke lp (in 1958 in Frankrijk uitgebracht door Fontana, en later in Amerika door Davis’ eigen label Columbia). De slordigheidjes werden weggepoetst, en er wordt een bak echo over de muziek heen gegooid. Achter deze tien verschillende titels zitten een paar doublures verstopt: zo zijn ‘Générique’ en ‘Florence Sur les Champs-Élysées’ feitelijk take 3 en 4 van ‘Nuit Sur les Champs-Élysées’ (voor precieze uitleg hoe en wat zie de pagina van
Paul Losin, die overigens wel een paar foutjes bevat).
De muziek is spontaan, bijna achteloos, en dat komt vooral het spel van Davis ten goede. Gefocust, maar niet te veel gehinderd door grote ambities of meer getalenteerde sidemen, komt hij hier tot de kern zoals eigenlijk nooit tevoren. Zijn adembenemende trompetspel op tracks als ‘Générique’ en ‘Chez le Photographe du Motel’, borrelend van onderkoelde passie, zorgen dat
Ascenseur bij vlagen het platonische ideaal voor een Miles Davis-plaat dreigt te benaderen.
Voor het eerst heb ik daarom serieus overwogen meer dan vier sterren aan een van zijn platen toe te kennen. Aan de andere kant heeft deze soundtrack ook wel een paar technische mankementen. Sommige nummers blijven wel érg schetsmatig, en Davis’ medespelers halen meestal niet hetzelfde hoge niveau (misschien ook omdat de voorbereidingstijd nihil was). Onder de streep is het lekker genoeg voor mij om dit binnenkort een keer op lp aan te schaffen, denk ik.