Op 16 augustus 1981 vond bij Slane Castle
een groot gevecht plaats tussen de heersende band Thin Lizzy en hun uitdagers U2. Voor het eerst in de historie van het land was er een openluchtfestival. Beide managers probeerden hun groep per helikopter te laten arriveren, maar waar U2 faalde, kwam, zag en overwon Lizzy, op dat moment op tournee voor hun album
Chinatown. Hierna werden de rollen omgedraaid: de jonge Dubliners wonnen het van de oude en U2 werd Ierlands populairste band, lees ik in 'Philip Lynott: The Rocker' (1994) van Mark Putterford.
Nabij datzelfde Slane Castle nam U2 hun vierde studioalbum op en maakte zo alweer een grote stap vooruit. Deze keer dankzij gelaagdere composities én de rijke productie van Brian Eno en Daniel Lanois. Het moet een droom te zijn geweest om met de eerste te mogen samenwerken, jongensheld van de vier uit diens dagen bij Roxy Music en later als producer van het mijlpaalalbums
Low,
"Heroes" en
Lodger van David Bowie, experimenterend met nieuwe geluiden en opnametechnieken.
De prachtige hoes met foto's van Anton Corbijn van Moydrum Castle, waaromheen een opvallend lila kader, waren eveneens een stijlbreuk met de zakelijke kleuren van voorheen.
De zorg voor audio klinkt vanaf de eerste tonen op
The Unforgettable Fire. Verdwenen is de onstuimigheid van de eerste drie albums met producer Steve Lilywhite, maar als er wederom sterke nummers klinken, hoor(de) je mij niet klagen.
Pride (In the Name of Love), met dat bizar-effectieve intro dat je direct het nummer inzoog, haalde in september en oktober 1984 #5 in de Nationale Hitparade. Gefascineerd ontdekte ik dat het over dr. Martin Luther King ging, een biografisch lied wat ik associeerde met het thema van een nummer
over diezelfde periode. Geschiedenis in muziek, het blijft mooi! In mei 1985 bereikte de
maxisingle met daarop het titelnummer eveneens de top 10.
We waren wederom onder de indruk van een nieuwe U2. Vooral van de A-kant, waarop alles goed was, vanaf het ietwat dromerige intro van
A Sort of Homecoming, gevolgd door de intense stem van Bono. Een stem die mij alweer raakte. Hierna volgen drie andere juweeltjes. Alleen het laatste, korte
Promenade pakte me niet, maar duidelijk is dan wel dat The Edge zijn arsenaal aan gitaarklanken had verbreed.
De B-kant begon met niet bijster boeiende ambientgeluiden in
4th of July, als opmaat naar het bedachtzame, prachtige
Bad echter effectief. Nog sterker vond ik het daarop volgende uptempo
Indian Summer Sky. Daarna dooft het onvergetelijke vuur voortijdig uit, dat kon dus ook.
U2 met synthesizers en strijkers? Van tevoren was ik bang geweest voor een goedkope poging om een groot publiek te bereiken, maar de sferische toevoegingen werken als een malle. Sterker nog, het uittro van het titelnummer maakte die toch al sterke compositie extra mooi.
Sommige teksten tonen Bono's fascinatie met de Verenigde Staten, zoals Philip Lynott dat vóór hem ook uitte na diens eerste bezoek aan de andere kant van de Grote Plas. U2 ontwikkelde zich stormachtig en slaagde erin dat te combineren met zes zeer indrukwekkende nummers.
Fans maar ook critici waren onder de indruk, getuige
dit recensiefragment in Oor van Bert van de Kamp. Mijn vrienden en ik eveneens en toen ik de plaat vanmiddag voor het eerst in lange tijd opzette, was daar wederom blijde verbazing. Tijdloos mooi.