basketballerke
Wat moet er nog over deze plaat gezegd worden? Alles is er al zo'n beetje over gezegd. Toch wil ik mijn eigen visie er even over kwijt, het is tenslotte één van mijn grote favorieten op het moment.
Met dit album kwam ik (weer) in contact met Sigur Rós. Weer tussen haakjes, omdat mij de naam vrij bekend in de oren klonk toen ik hem hier weer zag. Na even zoeken kwam ik erachter dat ze ooit een award hadden gewonnen op de MTV awards. Vrij vreemde winnaar vond ik dit toen, echt geweldig vond ik ze niet. Ze leken een beetje op van die typische 'world peace' muzikanten. Helemaal verkeerd dus. Deze mannen zouden zo je buren kunnen zijn, spelen maar wat en maken scheetgrappen. Hun muziek is alleen niet van deze wereld.
Dat laatste vind ik vooral op hun de twee opvolgers hiervan van toepassing, want hier staat Sigur Rós vind ik nog met beide benen op de grond en maken ze een 'aardse' plaat, waarop ze nog een beetje zoekende lijken naar een sound. ( ) Is hierbij overigens niet te bepalen, enkel het eind geraakt in de hemel, Takk... is overduidelijk de hemel, wat dat betreft hebben ze zich steeds beter weten te ontwikkelen per plaat, naar mijn mening. De plaat kent vele passages, sferen en emoties: droevig, blij, euforisch, opgewekt, donker, grimmig, spannend, desolaat, rustig, ruig, en op werkelijk alle punten weten ze hier te slagen met een cum-laude. Goeie start dus!
De intro kan vaak een beetje nietszeggend zijn, maar hier weergeeft hij gelijk op treffende wijze wat volgt: het is soms wat bevreemdend en onverklaarbaar. Het is dan ook achterwaarts gespeeld.
Dan begint de plaat werkelijk met Svefn-G-Englar. Hoewel deze plaat aan de 'aardse' kant is weten ze hier wel heel dicht bij de hemel te komen, het nummer is verder vrij opgewekt. Ook hier blijkt weer dat de 'cello-bow' één van de geniaalste vondsten ooit is in de muziekgeschiedenis, wat produceerd een gitaar dan een geweldig geluid. Het orgel riedeltje is ook prachtig.
Starálfur is dan het allermooiste van deze plaat. Ook deze heeft vrij goed de vreugde te pakken, hoewel dit toch ook een wat droevige ondertoon met zich meedraagt, vooral in de viool stukken. Maar vooral de piano springt er hier bovenuit. Dit nummer ligt al heel dicht bij Takk...
Dan is het voor nu even over met het vreugdevuur. De volgende drie nummers bevinden zich in donkere, grimmige atmosferen.
Flugufrelsarinn is de mooiste van deze drie, vooral de orgel klinkt geweldig. Kale, grauwe landschappen worden er hier voor onze ogen geopend. Echter openbaard zich twee keer het paradijs, waarna we op zoek zijn. En die stukken zijn van ongekende schoonheid.
Ný Batterí brengt dan ook wat spanning op deze plaat. Het begin heeft wat weg van die van 'Exiles' (King Crimson). Het drumwerk valt hier voornamelijk op, en overstemd een beetje de rest van de instrumenten. Het is wel een ongelooflijk lekkere drumpartij moet ik zeggen.
Hjartad Hamast (Bamm Bamm Bamm) heeft ten eerste al een wat vreemde titel maar is ook een beetje een vreemde eend op het eerste gehoor. Het begin is namelijk wel heel erg blues-achtig. Maar na verloop van tijd klopt het toch weer gewoon. Vooral de uitbarstingen zijn hier prachtig, alsof er een zware storm over ons woedt.
Waarna deze langzaam verdwijnt. Ergens ver van ons vandaan klinkt er een piano, die steeds dichter bij ons komt en steeds meer van zich blootgeeft. Het pianostuk blijkt dan wanneer hij zich in volledige sterkte laat horen prachtig te zijn. Dit nummer staat inmiddels voor mij symbool voor depressiviteit. Het lijkt alsof wij hier de buitenbeentjes zijn, vriendloos, altijd gepest. De versnelling en het chaotische eind lijkt dan een boodschap te willen verkondigen: wees altijd sterk, vecht tegen ze terug, vecht voor je rechten, en uiteindelijk zijn wij dan de toch de winnaar. Mag ik hierbij ook weer even verkondigen wat een geniale vinding die 'cello-bow' is? Ongekende schoonheid
Olsen Olsen is dan weer van totaal andere aard. Dit is weer vreugde, uiteindelijk zelfs uitkomend in euforie, we vieren nog even onze overwinning door. Wat hier toch vooral opvalt is die fluit, en dan vooral aan het eind. Na alle euforie weet deze ons op een heel beklemmende en griezelige wijze achter te laten, zo dat de kamer waarin ik zit opeens ijskoud is. Hoewel simpel, vind ik dit het beste eind van een nummer ooit.
Het titelnummer is dan net als het voorafgaande track een warm deken. Het nummer kent helaas geen versnellingen of uitbarstingen, waardoor ik het waarschijnlijk de minste vind. Maar toch is dit ook gewoon weer heel erg mooi, het heeft eigenlijk geen wendingen nodig.
Avalon is dan nog kaler, en ook griezelig. Dit nummer ís ijs, gitzwarte melancholie, en laat ons helemaal alleen achter in het niets. Dit laat mij wel heel duidelijk voelen hoe klein we toch wel niet zijn, hoe weinig wij eigenlijk betekenen. Als je dat voor elkaar weet te krijgen met zo'n simpel nummertje, ben je een hele goede.
En dat is deze band dan ook absoluut. Inmiddels heb ik ook hun debuut, Von, mezelf ten gehore gebracht, en ook dit klonk weer goed, hoewel ze daar nog maar zo weinig middelen tot hun beschikking hebben en nog meer zoekende zijn dan op deze plaat.
Een heel miniscuul minpuntje weet ik toch wel ergens héél erg ver te vinden. Hoewel Jónsi ook hier weer vrij goed laat blijken dat hij een geweldige stem heeft, mis ik een beetje die hele hoge uithalen die hij wél op de opvolgersheeft. Maar dit is natuurlijk te klein om een lagere score te geven voor één van de beste platen voor mij momenteel. Nu alleen nog ooit een keer live zien, deze zege-roos...