More like black treacle/ than tar
Het was een eigenaardige move voor een band waar zo veel belangstelling voor bestaat als voor de Arctic Monkeys: het eerste nummer wat lekte van de nieuwe plaat werd gezongen, of eigenlijk gescandeerd, door de drummer. Vervolgens brachten ze als eerste single een absurde exercitie in melige stonerrock uit, omdat (ik citeer Alex Turner): ‘It’s loud. Riffs. Funny.’
Toegegeven: het getuigt van zelfrelativering, en, nog belangrijker, een fijne fuck you houding naar iedereen die klaar staat om de band de grond in te stampen, of juist dweperig de hemel in te prijzen. Het is waarschijnlijk de enige gezonde manier waarop je als jonge rockband kunt omgaan met succes, waarmee je je onafhankelijkheid kunt bewaren. Een band met een songschrijver als Alex Turner in de gelederen, verdient het ook zeker om in alle rust, onder hun eigen voorwaarden, te groeien.
Een songschrijver als Alex Turner, die na zijn Last Shadow Puppets-avontuur misschien gedacht heeft: ‘no way dat ik terugga naar die brutale, snelle rocksongs die we eerst speelden.’ De eerste twee vrijgegeven nummers van Suck It And See, Brick By Brick en Don’t Sit Down Cause I’ve Moved Your Chair, zijn dan ook niet representatief voor de plaat. De nadruk ligt hier juist op dromerige, melancholieke songs met rijke, zwierige melodielijnen.
Het is me onduidelijk wat de rest van de band , stoere jongens uit Sheffield, vindt van deze nieuwe stijl. Denken ze: ‘wat mooi, die verworven diepgang’? Of bijten ze op hun tanden tijdens het reperteren: ‘gingen we maar weer eens lekker rocken.’?
Oordelend naar Suck It And See lijken de andere bandleden de nieuwe songs wel degelijk te voelen. Van nature speelt de band luid, intens, vrij agressief, en dat wordt ook niet weggepoetst op deze plaat. Soms zit deze natuurlijke stijl de liedjes wel een beetje in de weg, zoals op Reckless Serenade. Maar overwegend weten ze de sfeer van Alex Turners woorden en zanglijnen goed te ondersteunen, en bouwen ze eigen lagen van diepgang in de liedjes.
Een songschrijver als Alex Turner: onbetwistbaar een van de beste tekstschrijvers onder de jonge rockmuzikanten. Tijdens sommige momenten op Suck It And See lijkt hij wel een beetje te verslaafd te raken aan zijn talent voor oneliners, en soms dringt ook de vraag zich op die zorgde dat Humbug net geen meesterwerk werd: ‘Moet je niet iets minder blowen, vriend?’
Neem nou dit stukje tekst uit (het verder prachtige) That’s Where You’re Wrong:
Jealousy in technicolour
Fear by name than love by numbers
Street lamp amber wanderlust
Powder in a blunderbus
Best aardig verwoord, hoor, maar wat betekent het in godsnaam?
Daar tegenover staat dan weer het beslist Leonard Coheneske (!) Love Is A Laserquest:
And when I’m hanging on by the rings of my eyes
And I convince myself I need another
For a minute it gets easier
To pretend that you were just some lover
Het valt op dat Suck It And See als geheel frisser klinkt dan het toch wat zwaar op de maag liggende Humbug. De beste vergelijking is misschien, dat als Humbug Queens Of The Stoneage was, is deze plaat The Smiths. In het veelvuldige gebruik van rinkelende gitaarlijnen in combinatie met dromerige, poëtische zanglijnen, lijkt het tandem Morrissey/ Marr mij de meest voor de hand liggende referentie.
Ik heb niets met The Smiths, heel eerlijk gezegd, en van die vijf Smiths-klonen die jaarlijks op ons losgelaten worden als next big thing moet ik al helemaal niets hebben. Misschien dat ik daarom deze plaat eigenlijk geen klap aan vond, toen ik hem voor het eerst beluisterde op de Luisterpaal. Een paar weken later verscheen hij op Spotify, en kreeg de plaat een tweede kans. Hoewel ik nog steeds moeite had mijn aandacht de volle veertig minuten bij de plaat te houden, merkte ik dat bepaalde stukken me begonnen te raken. Ik begon hem bijna dagelijks te draaien, niet zozeer omdat ik stug wilde doorbijten of ‘het begrijpen’, maar omdat ik elke keer als ik terugkeerde naar deze rare liedjes, getroffen werd door fraaie details, die me nog niet eerder waren opgevallen.
Een paar dagen geleden heb ik hem aangeschaft op plastic schijfje, en inmiddels ben ik er dol op, zonder echt hoogte van de plaat te hebben gekregen. Lekker dus: deze plaat gaat nog wel een paar maanden mee, waarschijnlijk.
Ik geef uiteindelijk dezelfde waardering in sterren als voor Humbug, hoewel ik deze momenteel nog wel zie stijgen, terwijl de voorganger meer richting de 3,5* neigt. In ieder geval weer een sterk album van de Arctic Monkeys, de vierde op rij. Poeh, poeh.