Een dikke twee jaar voordat Thin Lizzy's
Fighting in september 1975 uitkwam, bracht Deep Purple
Who Do We Think We Are uit, een titel die verwees naar een identiteitscrisis. Die titel zou ook op de vorige plaat (
Nightlife) van Lizzy kunnen slaan; maar waar Purple steeds verder wegzakte in het moeras, klom Lizzy daar uit. Moeizaam misschien, maar toch.
Fighting is hun tweede in viermansbezetting, dus met twee gitaristen. Daarbij is het de eerste waarop de befaamde dubbele gitaarlijnen klinken, de één een kwart of kwint hoger dan de ander. Ze kunnen zelfs zwakkere composities laten zingen als nachtegalen.
Frontman Phil Lynott wilde de plaat per se zélf produceren. In zijn biografie Thin Lizzy: The Boys are Back in Town meldt gitarist Scott Gorham dat dit geen verstandige keuze was: Lynott kwam erachter dat het moeilijker is dan het lijkt en de plaat had beter moeten klinken. Toch kon de band oogsten van hun onstilbare honger tot optreden: op deze plaat klinkt Thin Lizzy voor het eerst als de groep waarvoor ze was "bedoeld".
Vooral van de A-kant word ik vrolijk, met name van
Wild One krijg ik nooit genoeg. Eén van de beste songs in hun catalogus: stevig en toch romantisch, gebouwd op akoestische gitaar en voorzien van een folkachtige melancholie, versterkt door de tekst over het gemis van een geliefde vriend(in).
De overige nummers zijn opvallend steviger dan hetgeen op de vorige plaat klonk, waar cocktailrock (de benaming van Gorham ervoor) de boventoon voerde. Op
For Those Who Love to Live en
Suicide (dat de band al in 1973 speelde, toen nog als trio waarbij gitarist Eric Bell) stuwen twingitaren de liedjes naar grotere hoogte dan de groep voorheen kon.
Op de B-kant echter (vanaf
King's Vengeance) pakken de liedjes me minder. Bovendien steekt het euvel van
Nightlife weer enigszins de kop op met het triestige
Spirit Slips Away en het swingende
Silver Dollar. Niet dat het altijd hard moet rocken, maar deze jongen heeft niet zoveel met deze composities.
Op streaming vinden we de Deluxe Edition uit 2012. Het meeste erop vind ik hoogstens matig interessant, maar
Half Castle is leuk met z'n reggaesfeer, de Amerikaanse mix van
Rosalie mag er ook zijn en het-semi-instrumentale-slaapliedje-voor-zoon-van-vriend-van-Brian-Robertson
Song for Jesse vind ik vertederend. De laatste is overigens ook op de schitterende verzamelbox
Rock Legends te vinden, daar als
Jesse's Song.
Geen wild enthousiasme van mij voor deze plaat, maar dat Thin Lizzy geleidelijk in vorm kwam, is duidelijk. Vooral live was dat hoorbaar: de volgende plaat van de band die ik eens goed ga beluisteren is
UK Tour 75, opgenomen tijdens de promotietournee voor
Fighting.