Ik heb 'm de afgelopen een bescheiden aantal geluisterd via Last.fm. Ik kan 'm nog niet dromen, maar dat komt wel als ik 'm uiteindelijk op cd heb. Of LP, dat is nog beter denk ik. Ik kan er mijn mening over vormen, maar eerst wil ik even een beetje offtopic gaan.
Sigur Ros is een band die ik, sinds mijn eenzame vakantie in Spanje waar ik ze ontdekt heb, enorm waardeer en die verreweg met ieder album mij enthousiast hebben weten te maken. De duistere geborgenheid van Ágætis Byrjun, het mysterieuze Von en het deprimerende doch wonderlijke (); om nog maar van de EP's en singles te zwijgen. De rode draad van hun muziek, die mij het meest aansprak, was de melancholie en het sprookjesachtige.
Na Takk... zakte de interesse enigszins, logischerwijs wellicht. Nog niet zo lang ben ik op een punt in mijn muziekleven gekomen dat ik een omslag aan het maken ben naar nog duistere uithoeken van muziek. De release van Takk... wachtte ik wat gespannen af; de overstap naar een groot label was erg spannend, maar Sigur Ros kwam er mee weg. Zelfs Hoppípolla kan ik enorm waarderen, en dat is een voor Sigur Ros begrippen een redelijk vrolijk nummer.
Die lijn die in Takk... werd ingezet. Wat meer opgetogen, wat vrolijker en toegankelijker. (Neem die begrippen met een flinke korrel zout overigens, want 'vrolijk' valt in de wereld van Sigur Ros nou ook wel mee.) En de eerste twee nummers van eð Suð Í Eyrum Við Spilum Endalaust (dit blijft een copy/paste optie) neigen daar ook naartoe. Gobbledigook was, de eerste keer dat ik 'm samen met mijn vriendin hoorde, niet in goede aarde gevallen. Gedeeltelijk denk ik daar nog steeds over; die clip vind ik verschrikkelijk. Dat terzijde. Maar Gobbledigook heb ik langzaamaan weten te waarderen. Met die aparte IJslandse indianengeluiden, de totaal van de muziek vreemde zang waren wat wennen; ik moest die lijnen nog wat rechttrekken. Zo halverwege het nummer dompelt het nummer je ook weer wat onder in van die typische Sigur Ros elementen; iets dat ik niet kan beschrijven. Geen hoogtepunt, dat dan weer wel, maar dit is zeer zeker acceptabel.
Inní Mér Syngur Vitleysingur is dan weer een tandje vrolijker, heeft wat weg van Hoppípolla, en ik zie in gedachten Jónsi al met een lach het publiek op Lowlands toezingen. (Waarschijnlijk zal het niet zover komen, die lach bedoel ik dan.) Maar het nummer heeft een mooie opbouw, is ook best wel aanstekelijk, maar is wellicht, net zoals de vorige, iets te vrolijk om echt een persoonlijk Sigur Ros klassiekertje te worden.
Góðan Daginn begint dan weer met een gitaar. Een gitaar zoals ik 'm zelden hoor bij Sigur Ros. Wat meteen opvalt is het hoge 'kampvuurgehalte' (ik heb die term ergens gelezen... ergens op MusicMeter?). Dit is zo rustig, lief, zacht; een leuk niets-aan-de-hand liedje. Een mooi liedje zoals ik 'm graag hoor, maar niet bijzonder.
Við Spilum Endalaust is dan weer een beetje vergelijkbaar met het ritme en de sfeer van het tweede nummer. En zoals de vorige, niet veel bijzonders, zij het dan dat ik mijn aandacht vaak meer bij Jónsi's stem leg; lijkt het nou alsof hij zijn stem in dit nummer gevarieerder gebruikt dan doorgaans?
Maar dan komt Festival. (He, geen copy/paste titel!
) Hier is iets moois mee aan de hand. Over de algehele lijn vind ik ook dit geen bijzonder nummer. Niet bijzonder binnen de muziek van Sigur Ros. Het rustige eerste deel en de grote climax in het tweede deel, ik ken het. En ik hou ervan. Maar de eerste helft van dit nummer is bijzonder. Het klinkt enorm rustig, bijna kerkelijk; zet er eens een orgel onder of iets dergelijks. Wat mij vooral in dit nummer aantrekt, is dat ik het gevoel krijg dat dit een behoorlijke krachttoer is wat betreft de zang. De afgelopen tijd ben ik een heel klein beetje mijn vraagtekens bij de zang van Jónsi in het algemeen gaan zetten, dat ligt misschien ook in de fase waar ik nu in ben, maar Festival brengt me weer helemaal terug naar de essentie van Sigur Ros' muziek; de prachtige, unieke stem van Jónsi. Dit is zo puur, dit is echt ontzettend mooi. En het blijft maar doorgaan en doorgaan en doorgaan en doorgaan en... Ik krijg er gewoon geen genoeg van! En die climax... Mwa, die wordt nu een beetje ondergesneeuwd door de rest van het album. En misschien is ondergesneeuwd niet de goede benaming. Maar op een of andere manier lijkt het wel een ietwat geforceerde manier, omdat het echt de enige grote wending is van de hele plaat. Als die aanbiddelijke zang er niet voor was gezet, was dit misschien een wat nietige poging geweest om de fans een plezier te doen. Een poging die ik dan toejuich, want ik mag dit wel. Die enorm lange opbouw, waar weer die heerlijke strijkers achter worden gezet, en de snelle drums die een ontlading aankondigen; van mij mag het allemaal.
Suð í Eyrum is dan weer een rustpunt om even bij te komen van... Tja, waarvan eigenlijk? Nou ja, hij is mooi, ontzettend mooi zelfs, met weer die rare geluidjes zoals je die wel vaker hoort. Maar niets had mij voor kunnen bereiden op wat komen zou. Want Ára Bátur is een briljante dat mij verreweg bij de eerste beluistering wist te betoveren. Alsof ik gapend van verbazing van het ene naar het andere fantastische kijk. De eerste noten bezorgen me al kippenvel, zetten het voorgaande (en het gehele oeuvre van Sigur Ros) in perspectief en laten mij, als ik 's avonds laat in bed met een goede koptelefoon aan het luisteren ben, constant aan mijn lieve Colette denken. Tranentrekkend mooi; die uitermate subtiele violen op de achtergrond kleden het geheel bijna onhoorbaar aan. Schitterende zang weer, ontzettend mooi. Als ik zeg dat ik hier geen woorden voor heb, lieg ik, maar sommige momenten zou je alleen maar moeten horen, moeten ondergaan, om exact te weten wat ik hier bedoel. Ik ervaar rust, een enorm gevoel van rust, fysiek, maar ook mentaal; het engeltjeskoor dat de zang begeleidt maakt me kalm, terwijl ik alle problemen, zowel werelds als persoonlijk, even achter me laat.
En dan heb ik nog niet de tweede helft gehoord.
Halverwege een moment van wanhoop. Het lijkt alsof er iets mis is. Wonderschoon, breekbaar en meesterlijk gezongen; dit nummer gooit pardoes Andvari van mijn persoonlijke eerste plaats van mooiste nummers ooit gemaakt. Kan zelfs het grote einde, met koor en al, niet doorbreken. Sigur Ros komt hier gewoon mee weg, met bravoure!
Na dit nummer kan alles wat volgt alleen nog maar tegenvallen. Dat is echter niet helemaal waar. Nog overmand door emoties probeert Illgresi je wat tot bedaren te brengen, alsof je na heel lang je adem ingehouden te hebben weer boven water komt en je gerust wordt gesteld met een kampvuur en vier muziektovenaars eromheen. het lijkt erop dat we diep in het tweede gedeelte van het album zijn; rustige liedjes, heel degelijk zelfs, en niet de opmerkelijke nummers die we van de voorgaande albums kennen. Dat is opmerkelijk en vraagt een andere benadering van de stof. Hoewel ik van de fangroep ben die de epische nummers prefereert voor de wat kortere, kan ik dit heel goed hebben. Van Illgresi tot All Right blijft het lekker rustig, en dat maakt het album erg anders dan de voorgaande.
Een overall mening is niet eenvoudig te geven. Aan de ene kant mis ik de lange, unieke nummers met ieder hun eigen kenmerken. Aan de andere kant juich ik deze richting ze juist toe. Uiteindelijk hoor ik in de toekomst liever weer wat meer speeldoosriedeltjes in een romantisch zwaarmoedige elfjes-sfeer, maar dit gaat er ook in als zoete koek. Sigur Ros (ik kan het bijna niet geloven, maar het is echt zo) weet mij met ieder album weer enthousiast te maken. Het zet de hele muziekbusiness zoals ik die op werkdagen de hele dag door op de radio hoor in een hele grote schaduw, waarbij ik de neiging krijg om naar de radiomakers van een 8FM, 538 of in Hemelsnaam, X-FM te schreeuwen dat zij hun horizon in vredesnaam moeten verbreden, want er wordt zo ontzettend veel moois gemaakt! Ik weet dat dit een kansloze gedachte is, maar waar het op neerkomt, is dat Sigur Ros met hun muziek nog eens benadrukken hoe goed echte muziek kan zijn. Een waarderend applaus!