Augustus 2015: ik zou snel eens over Koi No Yokan schrijven. April 2015: het wordt eens tijd. Gore staat inmiddels al ruim een week dagelijks op, en ook eerder werk wordt weer gedraaid; zo ook dit meesterwerk uit 2012. Wat een jaar trouwens met fantastisch werk van Kendrick Lamar, Fiona Apple, Frank Ocean en EL-P, en Deftones heeft een album gemaakt dat prima in dat rijtje past (en door al dat muzikale geweld heb ik dit album destijds over het hoofd gezien, maar dat is een terzijde).
Wat mij nog altijd ontzettend bevalt aan Deftones is de muzikale inventiviteit, zeker binnen haar eigen geluid. Dat Deftonesgeluid is heel typisch voor hen, al vanaf debuut Adrenaline (zo’n twintig jaar geleden; in 1995): metal die zowel heel bruut als heel dromerig en gewoonweg mooi is; harde riffs én Chino Moreno’s slepende zang. Op opvolger Around the Fur werd het palet uitgebreid met geluidsmanipulaties van toen nog gastmuzikant Frank Delgado, die een vast lid van de band werd en een steeds grotere rol kreeg, ook als toetsenist. Op White Pony, waar ik een soms wat moeizame relatie mee heb (maar later eens meer daarover, bij dat album) trad een soort versplintering op: én de prachtige triphop van ‘Teenager’, én de zwakke, ongenuanceerde metal van ‘Elite’. Daarna volgden een hoofdzakelijk metalgericht album, en daarna eentje waarop opvallend Pink Floyd-achtig werk af werd gewisseld met minder interessant hard werk.
En daarna kwam Diamond Eyes, de eerste plaat met Sergio Vega als nieuwe bassist. Het was een opvallend consistente plaat, in de zin van dat ze niet geplaagd werd door de wisselvalligheid van de vorige drie albums. Op het titelnummer en ‘Beauty School’ na waren er geen uitschieters, en er waren wat mindere broeders als ‘This Place is Death’, maar dat was niet onoverkomelijk. Wat belangrijker was en is: het album is een soort blauwdruk voor de Deftones-formule 2.0: metal, shoegazing, die hard-zacht-dynamiek, Delgado die een steeds belangrijkere rol krijgt. En nu, nu gaan we het toch eens over Koi No Yokan hebben: daar is die formule op heel hoog niveau uitgewerkt.
Enige punt van kritiek is dat ik Moreno’s slepende refreinen soms wat vermoeid vind klinken; hetzelfde kritiekpunt heb ik trouwens ook op voorganger en (de overigens heel sterke) opvolger. Maar verder is er veel te genieten: Delgado’s toetsenpartijen zijn prominenter tevoren, en soms hoor je zijn synthesizernoten door de gitaarmuren heen prikken. Mooi. Het geluid is me soms wat te gecomprimeerd (hoe zeg je dat?), er is iets te weinig ruimte, de instrumenten worden wat op elkaar geperst (zie wederom voorgaande album en dat daarna), en bij minder actief luisteren kan dat tot enige eenvormigheid leiden. Maar dat is toch schijn: dit is de Grote Integrerende Plaat. Weg versplintering van White Pony of Saturday Night Wrist, hallo elf nummers waarin veel, erg veel van waar de band op die albums mee flirtte op is verwerkt.
Wat levert dat in de praktijk op? Prachtige, slepende nummers die van hoogtepunt naar hoogtepunt gaan. ‘Entombed’ is, in weerwil van de titel, een wijds nummer waarin de band zeker in het refrein bijna het luchtruim lijkt te kiezen; van claustrofobie is geen sprake. ‘Graphic Nature’ is uptempo-Joy Division, door een metalband gespeeld. 'Rosemary' gaat van heel zacht naar heel hard, maar heel vloeiend: de harde riff waar het nummer mee eindigt lijkt niet uit de lucht te vallen, maar logisch uit de opbouw te vloeien. Zulke fantastische nummers getuigen allemaal van een grote beheersing en inventiviteit.
Het mooiste is misschien nog wel 'Goon Squad', waarin alles dat Deftones zo goed maakt samenkomt: een slepend refrein, harde riffs, Delgado die een muur van gemanipuleerde geluiden optrekt (ik kreeg er ‘MX’-flashbacks van). Probeer daar eens overheen te komen. Het lukt niet helemaal met ‘What Happened To You’, maar een waardige afsluiter is dat zeker; het laatste nummer op een plaat die je stil achterlaat.