'Songs Of A Lost World', een hoge vlucht over leven en dood, getekend: Robert Smith, The Cure's heuse danse macabre. Als uit de nevelige somberte van de new wave-eighties klimt na jaren eindelijk dan toch die nieuwe, allerhoogst gehypete 'Songs Of A Lost World'. In al zijn meedogenloze zwartheid, droefenis moest dit album symbolisch welhaast de dag na Halloween, op 1 november de kop opsteken, dag waarop velen ook de geliefde doden herdenken. Van het resultaat spat de droeve sfeer van een Ensoriaans eindfeest met prominent vooraan aan de microfoon een eeuwig in het zwart uitgedoste, verwilderde Theodorakis, croonend in zijn gothic gemaquilleerd wit, oogzwart en uitlopend lippenrood. Deze charismatische hoofdman Robert Smith staat er als het manusje-van-alles helemaal aan het roer, alles zelf geschreven en gecomponeerd. Van dit veertiende album trok hij als een eigenwijze perfectionist alles tot en met de productie naar zich toe.
De titels en de lyrics ervan zijn opvallend en spreken voor zich: lost world, fragile, alone, war, drones, goodbye, nothing forever, the end... Zoals ze het ooit zelf aankondigden, dit moest The Cure's meest intense, verdrietigste, meest dramatische, meest emotionele score worden van alle. Een duistere gitaarband met songs niks minder dan requiems, het leven, de liefde, tederheid, broze gevoelens er fijn tussenin verweven, in majestatische, spirituele muzikale hoogmissen om liefst met de ogen dicht zalig op weg te dwalen.
Stuk voor stuk zitten ook de acht struise composities van 'Songs Of A Lost World' vol met die huizenhoge melancholie, grote emotie, doem, bevatten ze slechts een enkele sprankel euforie als remedie. Heel veel donker en een beetje licht. Met dit cement zijn ze evenwel hecht aan elkaar samengeklit en rollen ze overweldigend als een duistere pletwals over de na zestien jaar vergenoegde navolgers heen. Ogenschijnlijk weinig onmiddellijke catchiness ook in het nieuwe recept, maar wat zou het, wat je van The Cure binnenkrijgt het blijft steevast nagalmen en het nestelt zich in al zijn transcendentie sowieso.
Zo de weidse openingsong 'Alone', kletterend en beukend in zijn slependste mineur. Gebaseerd, bij uitbreiding zelfs het hele album, op dat superdroevig gedicht 'Dregs' van ene Ernest Dowson. 'Alone', wat doet het vooreerst hemels goed dat karakteristiek eigenzinnige stemgeluid van Robert Smith als vanouds zo zuiver, vitaal, krachtig te horen snerpen, jammeren. Hoor ook die allereerste verbijsterende, apocalyptische openingszin - "this is the end of every song that we sing" -, song over desolate eenzaamheid waarna Smith ook wist dat hij op zijn treurigste lijn zat, de juiste tristessetoets had gevonden, de juiste beelden had voor die hele rits 'Songs Of A Lost World'.
'And Nothing Is Forever' is in hetzelfde duister een sterfbednummer. Over de niet nagekomen belofte elkaar uiteindelijk die laatste keer ooit samen te komen omarmen. Het is sobere piano, gedistingeerd baswerk en vooral een karrevracht zwaarmoedig rondzwiepende strijkers als meest trieste introductie. De zaken daarmee minutenlang breed gearrangeerd uitzetten dat deed The Cure overigens vroeger ook al en zo zal ook hier Smith's klagende vocale schoonheid zich bijna drie minuten weten in te houden vooraleer alles in al zijn droefenis los te laten en als novemberbladeren te laten uitdwarrelen.
'A Fragile Thing' is een gelaten liefdesgedicht geheel romantisch op de wijze van The Cure. Diep gekwetst worden, verdrietig zijn en zich in eenzaamheid achtergelaten voelen met een gebroken hart. Weer, zoals zo vaak op dit album, eerst de solitaire pianotoetsen en dan door prachtige rockgitaar, schitterende percussie, de hele perfect musicerende band ingehaald worden.
Die hopeloos bittere doomer 'Warsong'. Is het mensdom niet geboren om oorlog te voeren? Van relatiebetrokken kleine tot grote emoties naar een wijde metafoor voor de barre stand van de wereld. Nog zo'n mistroostig hypnotiserend monster, het krijgt weer een instrumentale intrap. Diep aanhoudende orgelnoten, krachtige holle drumslagen in de verte, dissonant gierende gitaren en industriële chaos voor de dreigendste soundtrack, een hoge breedbeeldvlucht boven slachtvelden. 'Warsong', als vanaf blubberige loopgraven in de prent '1917' tot de horror van Oekraïne, anything changed. Een monoliet van een song.
Wordt dan ingeschoven de hoogst intense popsong 'Drone:Nodrone', levendigheid op aloude wijze, vintage The Cure. Het blijft eindeloos zoeken in het zwart naar wat geluk. 'Happiness is a warm gun!', gedachte aan John Lennon die een paar keer opduikt bij de lyrics. Hier wordt een nodig tussentijds energieshot toegediend, vol repetitieve industrial en funk: Cooper's percussie, korzelig doordenderend als op sissend te lassen staalplaten, Gallup's almaar diep doorjumpende basrif, die wolk van O'Donnell's synths, Gabrels snijdende gitaarsolo en Robert Smith, die zich er als een volleerde postpunker mooi noir-rappend doorheen jaagt.
Losbrekend onweer op 'I Can Never Say Goodbye'. Na 'And Nothing Is Forever' nog een hoogst persoonlijk, traag rouwlied voor een geliefde broer en bij uitbreiding voor zijn beide ouders die hem enige tijd ervoor eveneens ontvielen. Het zich welluidend herhalend citaat over het naderend onheil - "Something wickes this way comes" - diepte hij op uit Shakespeare's 'Macbeth'. Smith's poëtisch hoogstandje met muzikaal alle hens aan dek. Opnieuw een heel lange intro, fraaie baslijn met beklemmende synths, die steeds meer klimmende gitaarsolo en doorheen alles die steeds herhalende, allertreurigste piano.
Dan onderneemt Smith op 'All I Ever Am' een bevreemdende introspectieve reis naar zijn eigen identiteit. Rondom hem heel wat strijkers, maar toch een energiebooster met lagen synths, gitaren en niet aflatend aanjagende drumbeats. Onder een mooie spanningsboog en in een alles inpalmende The Cure-sfeer.
Eindigen doet 'Songs Of A Lost World' met het melancholisch orgelpunt voor de arena's, Smith's hoogst deprimerende 'Endsong'. Hij herinnert zich de sterrennacht de dag dat de mens landde op een bloedrode maan. In een vervlogen tijdsgewricht vol positiviteit en mogelijkheden. Tot Smith al vlug stilstand zag opdoemen en de wereld sindsdien alleen maar dieper afgleed. Een monumentaal synthesizerstuk, groots in al zijn wervelende uitgestrektheid, weer met machtige drums en prachtige gitaren en finaal Robert Smith's hypnotiserend stemgeluid. Meesterlijke song die zijn volle tien slotminuten evenredig in eindapplaus waard wordt.
The Cure kwam in 1979 met zijn eersteling 'Three Imaginary Boys' op de proppen en ze stonden en staan tot op heden voor velen als model, evolueerden en overleefden genres en stijlen. Vandaag zitten ze als band gegoten in hun prachtige herfst. Van desintegratie, somberte en vergankelijkheid maakten ze een bedwelmend handelsmerk. In dit 2024 schakelden ze daarmee zelfs naar de hoogste stand.
Hoe ze tristesse ook laten voorkomen, dit is voor de band toch nog niet het eindfeest, de 'Endsong', de zwanenzang. Zie hen puur bezig, zelf genietend van al hun doom en gloom, eerst tijdens die intieme studiosessie 31 oktober op BBC Radio 2 of daar in die Londense Troxy in London de releasedag zelf van hun 'Songs Of A Lost World', waar ze openden met het album, song na song. Deze band schittert en acteert als in zijn hoogdagen op indukwekkende hoogte. Ze hebben naar verluidt zelfs nog veel meer fantastisch materiaal in hun mars, zoniet al in de pipeline. Of en wanneer het er allemaal ook nog wordt uitgelaten hangt weer alleen van The Cure's grootmeester-bedenker Robert Smith af, wiens gemoed al zijn leven lang gefixeerd is op eindigheid. Stelde hij nu The Cure's nieuwe finale punt niet in op 2029, vijftig jaar na hun debuut, zijn zeventigste geboortejaar? Never mind, laten we zolang al minstens even intens met hem meevieren. Dan horen we het wel.
Line-up:
Zang, gitaar, bas - Robert Smith
Gitaar - Reeves Gabrels
Basgitaar - Simon Gallup
Keyboards - Roger O'Donnell
Drums - Jason Cooper
Keyboards, gitaar, bas - Perry Bamonte (live)