Op reis door new wave, momenteel in oktober 1979, kom ik van het debuut van powerpopgroep
20/20 bij de derde van Wire. Op hun debuut
Pink Flag (1977) punk die zowel met de stroom mee als ertegenin ging en meteen op opvolger
Chairs Missing werd gezocht naar nieuwe geluiden en stijlen.
Die trend zet zich op
154 voor. Na alle recente publiciteit rond de #1-positie van dit album op de postpunklijst van Oor - of eigenlijk die van Erik van den Berg persoonlijk - heb ik Oor's Popencyclopedie editie 1982 erbij gepakt. Relatief kort na de beginjaren van punk en wave gepubliceerd, ben ik benieuwd naar hoe toen naar
154 werd geluisterd:
"Begin '79 weet de groep zich in ons land verrassend sterk waar te maken als voorprogramma van Roxy Music. (...) 154 is een stuk toegankelijker dan beide voorgaande platen en telt naast enkele sfeertekeningen in geluid ook verschillende nummers die verrassend veel weghebben van een heuse song met kop en staart. Vooral in die categorie toont de groep haar enorme potentie om een eigenzinnige geluidsbehandeling te koppelen aan het ambacht van songschrijven. Daarmee slaat de brug een waardevolle brug tussen avantgarde en toegankelijkheid." Dat is minder lyrisch dan Van den Berg anno 2024 is, zonder de kwaliteit ervan te verloochenen.
Ik ga voor dit dertien nummers tellende album mee met de 1982-visie. Met de
"sfeertekeningen in geluid" heb ik weinig, met als kanttekening dat ik van nature verknocht ben aan uptempo muziek tot aan scheurende gitaren toe.
Die sfeertekeningen bepalen de sfeer op kant 1 in het door gitarist B.C. Gilbert gedeclameerde
The Other Window en het nummer-met-vooral-spraakzang van bassist Graham Lewis
A Touching Display. Op kant 2 in
A Mutual Friend en de twee slotnummers: het dreigende
Indirect Inquiries en
40 Versions. Die kalmte kan fraai zijn maar mede door de (spraak)zang grijpt het me niet gedurende deze vijf.
Liever hoor ik de stem van tevens gitarist Colin Newman. Mijn favorieten zijn vooral uptempo én door hem gezongen: de als een dieselmotor startende opener
I Should Have Known Better, het stormende
Two People in a Room, het rammende
On Returning, de melancholie van
Blessed State, de onrust van
Once Is Enough en het lichtere
Map Ref. 41°N 93°W (een titel om uit het hoofd te stampen, koeklend leer ik dat dit in Iowa ligt).
Er valt dus volop te genieten, mede door de heldere productie. De nummers die ik niet noemde zijn nog altijd aardig, wat in de oren van sommigen vloeken zal zijn... Graag had ik meer toetsen willen horen: die bijdragen van producer Mike Thorne smaken naar meer, zoals in het nummer met de coördinaten.
De eerste persing bevatte een
bonus-EP met daarop een sololied van ieder van de vier leden. In het cd-tijdperk uiteraard als bonus bij de heruitgave gezet, zoals deze fraaie
editie uit 2018.
Geen hitsingles zoals van
Missing Chairs met
Outdoor Miner gebeurde, wél de hoogste albumnotering tot dan: in die schamele ene week in de Britse albumchart haalde het begin oktober 1979
#39. De groep valt mede door succesgebrek uit elkaar en de leden gaan solo, waardoor de EP een onbedoelde voorbode blijkt te zijn. In 1985 komen ze weer bij elkaar.
In mijn oren is
154 de derde goede Wire op rij, lyrisch ben ik echter niet. Een 7,5 als schoolcijfer, waarbij dit album nét iets beter bevalt dan de voorganger. Uit ditzelfde 1979 heb ik meer met Buzzcocks (
A Different Kind of Tension) en The Stranglers (
The Raven). Dankzij het sterke basspel van Lewis valt me net als bij de voorganger op dat Wire de nodige invloed had op de eerste jaren van The Cure - en daarmee mogelijk ook op hun over twee weken te verschijnen
Songs of a Lost World.
Mijn reis door new wave (een nog groter containerbegrip dan postpunk) vervolgt bij The Adverts, die net als Wire in 1977 met punk debuteerden en pas in '79 toe waren aan hun
tweede album.