menu

Hier kun je zien welke berichten Slowgaze als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

Patti Smith - Horses (1975)

4,5
"Horses, horses, horses, horses, coming in all directions!" uit "Land" geeft het al aan, samen met de titel van de plaat, dit is een album over dynamiek. Het nummer zelf, een epos van bijna tien minuten waarin we een soort "When the Music's Over" anno '75 zouden kunnen zien, is een perfecte samenvatting van Patti's vrije geest: a la Johnny B. Goode schreeuwt ze "Go Rimbaud! Go Rimbaud! Go Johnny! Go! Go!" Rimbauds geest zweeft ook door de tekst, niet alleen de visionaire hallucinaties van "Illuminations" die zich ook diep in het werk van Bob Dylan hebben genesteld, maar ook deze passage uit "Une Saison en Enfer" (vertaling: Paul Claes) zal haar niet onbekend zijn geweest:
Arthur Rimbaud schreef:
Waar trekken we naartoe? naar de strijd? Ik ben zwak! ze lopen allemaal door. Werktuigen, wapens... tijd!...
Vuur! vuur op me! Toe! of ik geef me over.—Lafaards!—Ik maak me van kant! Ik gooi me voor de paardenhoeven!


Lees het lange gedicht "Mauvais Sang" (of "Kwaad Bloed", als "Bad Blood" terug te vinden op internet ook) er maar op na: de aanwezigheid van de paarden wordt al gevoeld voordat de paarden er zijn; vergelijk dat maar eens met het gedicht van Patti dat in het cd-boekje afgedrukt staat: "the feel of horses before horses enter the scene". Bij zowel Rimbaud als Patti levert dit bijna fysieke poëzie op, bij de laatste wordt dat uiteraard nog versterkt door haar bezielde voordracht. De invloed van Ginsberg en zelfs Wallace Stevens (vergelijk "And the waves, the waves were soldiers moving", later nog geciteerd door Nick Cave, met Patti's "The waves were coming in like Arabian stallions"). Overigens komt de naam Johnny zelfs nog direct bij Burroughs vandaan, volgens Patti zelf (in de documentaire "Dream of Life" en wat uigebreider in “De beat van Burroughs”).

Ook "Birdland" volgt een vergelijkbaar procedé: het begint rustig op piano, maar Patti, die hier eigenlijk gewoon een poëzievoordracht houdt, schroeft de intensiteit steeds verder op, ondersteund door piano en gitaarfeedback. Het draait hier om Peter Reich, zoon van de befaamde psychiater Wilhelm Reich, die ooit samen met zijn vader een machine bouwde om wolken te manipuleren (zie ook “Cloudbusting” van Kate Bush), die zijn vader terugziet. In de tekst komt William Blake overigens ook langs, nog zo’n visionair. Visie is, naast dynamiek, het tweede sleutelwoord hier.

Het laatste kernbegrip op deze plaat is uiteraard “rebellie”. Lucebert schreef ooit dit:
Lucebert schreef:
gij letterdames en gij letterheren,
gij die herenhuizen diep zit uit te pluizen daden,
ik zeg Daden van genot en van ontberen,
wanneer gij blake rimbaud of baudelaire leest;
hoort, door onze verzen jaagt hun heilige geest:
de blote kont der kunst te kussen onder uw sonnetten en balladen.

Nu komt alleen Baudelaire niet langs op “Horses”, maar Luceberts verdediging van de Vijftigers (volgens Bertus Aafje de SS van de poëzie) kan ook op Patti toegepast worden. Ging het bij de Vijftigers niet vaak om het proces van het kunst scheppen, het (bijna) fysieke? Denk hierbij ook vooral aan de schilders van die beweging. Even heel vrij naar Kant: rebellie zonder eruditie is leeg, eruditie zonder rebellie vaak (wat) saai. Ik kan jou, waarde lezer, hier wel het gevoel hebben gegeven dat ik een poëziebundel of een cd met gesproken woord bespreek, maar er is natuurlijk ook de muziek waarin een lange traditie van opstandigheid is verweven.

De Chuck Berry-link heb ik aan het begin al besproken en natuurlijk was rock ’n roll in diens begindagen muziek van de duivel. Daarnaast hebben de nummers “Redondo Beach” en “Kimberly” een reggae-achtige ritmiek, een genre dat in de jaren zeventig nog erg rebels en underground was. Het was dan ook niet gek dat veel punks dol waren op reggae (neem Johnny Rotten bijvoorbeeld), maar ook dat Bob Marley het nummer “Punky Reggae Party” uitbracht en er vele cross-overs tussen reggae en punk gelegd werden.

Ook wordt er nog “intertekstueel”, of intermuzikaal, zo u wilt, gedaan richting de geschiedenis van rock ’n roll. Opener “Gloria” is deels een cover van het gelijknamige Them-nummer. Patti’s eigen stukken en de fragmenten uit de Van Morrison-compositie zorgen voor een nieuwe context door hun juxtapositie. Eenzelfde soort “samplen” gebeurt in “Land”: daarin worden hele stukken uit “Land of the Thousand Dances” hergebruikt en zo krijgt die simpele, wat flauwe tekst een heel nieuwe betekenis. Volgende punt: John Cale, van The Velvet Underground-faam en ook zo’n legger van een brug tussen Chuck Berry-rock ’n roll en avant-garde, heeft de plaat geproduceerd. Geen onbelangrijk detail.

Want natuurlijk, ’75 is al een hele tijd terug; ik kan het me in elk geval niet meer herinneren. “Horses” is naast de hoofdrolspeelster een broedplaats voor creatief talent geweest: Tom Verlaine (bekende achternaam) van Television speelt mee op “Free Money”, de later beroemde Robert Mapplethorpe verzorgde de androgene, iconische hoesfoto en Lenny Kaye is ook bepaald geen onbekende gebleven. Dynamiek, visie en rebellie, ze komen maar zelden zo knap en intens samen als op dit album.


Bibliografie:
-Blake, William. The Selected Poems of William Blake. Ware: Wordsworth Editions Ltd, 2000.
-Burroughs, William S. The Soft Machine. Parijs: Olympia Press, 1961.
-Ginsberg, Allen. Collected Poems 1947-1997. New York: Harper Perennial, 2007.
-Rimbaud, Arthur. Gedichten, Een seizoen in de hel, Illuminations. Vertaald door Paul Claes. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2006.
-Lucebert. Verzamelde Gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij, 2007.

Patti Smith Group - Easter (1978)

4,0
Mooie plaat van Patti Smith, vooral op een dag als deze. Het bizarre paasverhaal van de titeltrack wordt uitgeluid met kerkklokken en doedelzakken, maar daarvoor heeft Smith een monoloog afgestoken waarin ze zichzelf onder andere 'the scorned disfigured child of Kain' noemt, maar waarin ze ook al haar reïncarnatie voorspelt. Geen Jezusidentificatie dus, maar de naam Isabella is de sleutel: Isabelle Rimbaud, de zus van Arthur. Die laatste schreef immers ooit dat hij terug zou komen met ijzeren ledematen, een donkere huid en kwade ogen.

Maar niet alleen deze magistrale, verwrongen pastorale maakt het album de moeite waard. Alleen al hoe Smith op bijzondere wijze tussen conventioneler en eigenzinnig navigeert is al intrigerend, al levert het niet altijd geweldige resultaten op. Opener ‘Till Victory’ vind ik zelfs aan de zwakke kant: een soort matige vrouwelijke Bruce Springsteen die een eigen ‘Born to Be Wild’ doet. De invloed van Springsteen steekt nog een keer de kop op, in het mede door hem geschreven ‘Because the Night’. Hier moet ik even een kleine bekentenis doen: nog een jong ventje zijnde vond ik de Jan Wayne-versie van dat nummer echt fantastisch. Intrigerende tekst had dat liedje ook: lovers en lust, ik had nog geen idee hoe dat allemaal in elkaar stak, om nog maar te zwijgen van de taferelen in de bijhorende videoclip. Zulke dingen had ik in de jeugddisco nog nooit gezien.

Jaren later heeft de wereld van Patti Smith nog altijd een betoverende werking op mijn geest. Het furieus gesproken ‘Babelogue’, prachtig toch? Dat daarop het schuimbekkende ‘Rock ‘N’ Roll Nigger’ volgt maakt het allemaal nog mooier. Jezus, oma en Jackson Pollock zijn ook negers; interessant, want alleen van Jimi Hendrix wist ik dat tot op dat moment. Probeer de rauwe statements van die nummers (‘I would measure the success of a night by the way by the way by the amount of piss and seed I could exude over the columns that
nestled the P.A.’) eens te rijmen met het esotherische ‘Ghost Dance’; sjamanistischer is Jim Morrison nooit geworden.

Op eenzelfde manier deelt een pianonummer over een driehoeksverhouding, met de prachtig jongensboekachtige titel ‘We Three’, een plekje op het album met het bizarre ‘Space Monkey’ waarin Smith apengeluiden na begint te doen. De rocknummers zijn wat conventioneler ten opzichte van bijvoorbeeld prachtdebuut Horses, maar juist in de rustigere nummers vindt Smith zichzelf opnieuw uit. Misschien wel rustiger aan het oppervlakte, maar met een onderhuidse spanning die niet onderdoet voor een nummer als ‘Gloria’. Patti Smith is terug met ijzeren ledematen, maar in plaats van er mee te stampen schuurt ze ze tegen elkaar aan; dat levert minstens zo'n ongemakkelijk, maar boeiend geluid op.

Perfume Genius - Put Your Back N 2 It (2012)

4,0
Toen ik ‘Hood’ voor het eerst luisterde was ik even naar beneden gelopen om een kop thee in te schenken, ik laadde het filmpje alvast, maar toen ik naar boven liep speelde het nummer blijkbaar al af. Ik werd, nog de trap oplopende, direct gegrepen door het orkestrale arrangement. Vooruit, toen het afgelopen en ik het nog eens aanzette was kwam ik er achter dat het liedje van een zacht begin toewerkte naar een Elbow-achtige explosie, ja, toen was ik nog overtuigder. Toch vind ik ‘Hood’ eigenlijk niet eens het mooiste nummer.

Het mooiste nummer is namelijk ‘No Tear’, maar daar kom ik later op terug. De manier waarop ik ‘Hood’ luisterde is misschien wel bepalend geweest voor mijn beleving van dit album. ‘AWOL Submarine’ blijft namelijk eerst een paar seconden stil, waarna de piano binnenvalt. In deze paar seconden kan ik van de cd-speler in de woonkamer naar de achterdeur lopen en in het deurgat luisteren hoe Hadreas piano begint te spelen. Hoe ik op het idee kwam, geen idee meer, maar het werkt echt.

Misschien dat Put Your Back N 2 It zo het best beleefd kan worden: als een soundtrack voor een half uurtje waarin niks gebeurt. In Arnhem de trein uit, het album aanzetten en de volgende trein in, vijfentwintig minuten voordat ik thuis ben, dat is evengoed ook een mooi moment om naar Perfume Genius te luisteren. Ik wil Hadreas’ muziek ook absoluut niet afdoen als behangmuzak, laat ik dat voorop stellen.

Waarschijnlijk komt dit omdat Hadreas ook uitgaat van vrijwel normale situaties, waaronder toch een drama schuilt, maar Hadreas wordt niet dramatisch. ‘Sister Song’ is misschien wel het mooiste voorbeeld van deze werkwijze: de zus van de ‘ik’ is overleden en de ‘ik’ haalt haar spullen op bij haar thuis. Het is bijna een vredig slaapliedje, een afsluiter vol acceptatie en dat terwijl er ondertussen een ‘gay suicide letter’, homofobie, een overdosis en een misbruikte moeder langs zijn gekomen.

Dit is ook het mooie van Hadreas’ teksten: ondanks de vele ellende in de teksten wordt het nergens emo, terwijl het opbeurende nergens op Frans Bauer begint te lijken. Hij zegt simpelweg dat hij de donkere stukken van iemands hart over zal nemen en in zijn hart mee zal torsen, of hij zegt dat hij niet zal huilen in het tergend mooie ‘No Tear’, waarin in minder dan twee minuten een ongelofelijke spanningsboog bijna achteloos neergezet wordt.

Maar evengoed zit de tragedie soms bijna onder de tekst zelf verstopt: het eerste couplet van ‘All Waters’ gebruikt vrij traditioneel natuurmetaforen om de intensiteit van verliefdheid weer te geven, maar in het tweede couplet worden de twijfels geuit. Van een liefdesliedje verandert het zo in een aanklacht tegen homofobie en homofoob geweld. Het valt bijna niet op als je niet zo goed oplet, maar als je dat wel doet, dan schuurt dat en niet zo’n beetje ook.

Photek - Form & Function Vol 2 (2007)

4,0
Photek – Form & Function Vol. 2

Zozo, mijn eerste drum ’n bass album dan maar. En het schijnt nog intelligent dnb te zijn ook. Met toch wel een voorliefde voor atmosfeer en complexe(re) beats begon ik dan maar aan dit album.

Opener “Industry of Noise” begint ontzettend fout met clichématig gitaarspel. De zang van Rupert zelf is ook weinig geweldig. Gelukkig komen na een tijdje de beats erbij, maar die zijn dan weer nogal ingehouden en (zeker voor Photeks doen) behoorlijk straight-forward. Dit nummer had zo een b-kantje van PitchShifter in een inspiratieloze bui kunnen zijn.

Het daaropvolgende “Love and War” is nog triester. Het hoesje van het album spreekt van “the stunning new drum ’n bass anthem”. Ik spreek zelf liever van een saai georchestreerd r&b nummer met een hemeltergend slechte tekst. De beats die na een tijdje binnen komen rollen zijn dan nog de enige link met dnb, maar de groove is niet eens echt lekker. Als er ook nog eens heel standaard wat r&b gescat bij komt, kun je spreken van een ongelofelijk dieptepunt.

“Things” heeft vocalen van de legendarische Robert Owens. De sfeer in dit nummer is mooi gedaan, er komt een mooi vervormde synth bij die een beetje dreigend klinkt. Roberts vocalen sneeuwen daarna wel een beetje onder. Helaasch, doet Robert mee en benut je zijn stem zo weinig. Instrumentaal zit de boel wel snor.

De TeeBee-remix van “Ni Ten Ichi Ryu” luidt voor mij het echte begin van het album in. De beklemmende, dreigende sfeer (richting Burial) en de complexe beats zijn echt koning gewoon. Bovendien zijn de Aziatische geluidjes die opduiken een geweldige vondst. Heerlijk traag komt het nummer op gang, maar zodra de beats frontaal in beeld komen is het zelfs nog beter dan het sfeervolle begin.

“Deadly Technology” hakt er gelijk vanaf het begin al in, met een smerig vervormde bas. Er komt ook een opvallende percussie-sample bij in de beat, die het zeker meerwaarde geeft. De nog veel vervormdere synth-aanvallen die opduiken geven het nummer een lekker rave-gevoel mee. Maar dan wel een rave waarop je ontzettend paranoïde bent geworden van al de pillen (tenminste, zo beeld ik het me in). De vocale samples vind ik dan weer een beetje nep.

Over de “Sidewinder”-remix door Hochi kan ik kort zijn. Prachtig klinkende snares en weer van die percussie-samples in de beat. Mooi is dat. Zeker Photeks sterkste punt. Het nummer ligt verder nogal in de lijn van het vorige nummer, inclusief vervormde synths.

“One Nation” is weer een albumhoogtepunt. De sample van een laag klinkende tabla is echt magistraal. Als je dat ding zo tussen de hakkelende beats hoort, pure magie. De vocale samples zijn dan weer cheesy, maar daar erger ik me inmiddels al niet meer aan. Verder kent het nummer behoorlijk veel breakdowns, waarin er een ambient-sfeertje opgeroepen wordt.

In het geluid van “Saturated Hip Hop” hoor ik dan vooral Leftfield terug. Laten die nou net mijn favoriete techno-album hebben gemaakt. Prima nummer dus. De beats zijn dan wel weer typisch Photek. Een mooie combinatie die goed uitpakt.


“Man Down” is, zoals de titel belooft, erg donker van sfeer. We horen samples van machinegeweren, fragmentjes van flatlines en mensen die over de radio met elkaar praten. Het zal vast wel over de oorlog gaan dan. Voor mij is het vooral een nummer met een lekkere groove.

“Thunder”, geremixed door DJ Die & Clipse, is ook een toppertje. De vocale sample is ontzettend fout, maar werkt wel. Wat nou “Love & War”? Dít is het ware drum ’n bass anthem op dit album. De van hoog naar laag verspringende baslijn is heel pakkend. Bovendien, die zang krijg je gewoon niet meer uit je hoofd en het zal het vast heel goed doen op de dansvloer. Niet eens de donkere, kleinere vloertjes waar het meer atmosferische werk het goed doet. Dit is gewoonweg een hit.

“The Beginning” opent met een viool die uit een nummer van The Good, The Bad & The Queen gesampled lijkt te zijn (zelfde jaar, het kan toeval zijn). De damesvocalen die links en rechts heel zachtjes opduiken, zijn bijna angstaanjagend ingezet. Ik voel me er nogal ongemakkelijk bij. Jammer dan van die mannelijke vocale sample. Anders was dit echt een topper geweest.

“Full Spectrum Dominance” is Spartaans en recht in je gezicht. Op de achtergrond hoor ik dan wel weer allerlei atmosferische, zelfs new age-achtige klanken doorsijpelen. Dat werkt best intrigerend, als een fel contrast met de smerige synth-aanvallen

Afsluiter “Baltimore”, geremixed door Tech Itch & Dylan, komt te traag op gang. Daarna gaat het nummer ook vol los, wat toch iets beter opgebouwd had kunnen worden. De beat blijft vaak wel ontzettend bruut hangen, een beetje breakcore-achtig zelfs. Met de bizarre bassen erbij zorgt dat voor een nummer dat wellicht redelijk sterk is, maar toch nogal contrasteert met de rest van het album. Het is namelijk net iets te lomp.

Dit is een goed, maar veel te lang (net zoals mijn recensie) album. De eerste twee nummers skip ik sowieso al, maar de rest is behoorlijk goed en atmosferisch. Bovendien leunt die sfeer sterk tegen dubstep aan en daar ben ik toevallig dol op. Prima album dus.

Pien Feith - Dance on Time (2011)

3,5
Het hele album inmiddels een paar keer beluisterd en hoewel het vrij veelbelovend begint met twee vrij sterke openingsnummers, zakt het daarna helaas wel een beetje in en is niet alles even interessant. Wie de Neonbelle-plaat heeft gehoord, of de laatste Blaudzun (dat zullen er wel een stuk meer zijn denk ik) heeft gehoord dat Pien een erg fijne, wel wat bijzondere stem heeft. Hier wordt die ondersteund met biets en synthesizers en dat neigt nogal naar eerder genoemde Neonbelle en zoals gezegd, het is allemaal wat voller dan die vrij minimalistische plaat. Was die plaat bij vlagen gewoon wat te leeg, dan is deze soms wat te vol zonder dat het ergens heengaat. En helaas weet ze ook geen emotioneel effect te bereiken hier dat ze met Neonbelle wel deed, maar an sich is het in grote lijnen wel een onderhoudend album.

Pink Floyd - The Wall (1979)

3,5
Tja, The Wall. Destijds heb ik het album maar gepindakaasd omdat ik vijftien euro voor een album uit 1979 belachelijk vond; soit, twee cd’s, maar je kunt er toch een gewoon midprice-bedrag voor vragen? Die cd die ik zag liggen was echt niet gisteren pas geperst. Rockism kan ook teruggezien worden in cd-prijzen; bij de Bietels is het bijvoorbeeld hetzelfde verhaal. Belachelijke prijzen omdat iedereen het toch wel superverantwoord vindt. Maar vooruit, ik heb dat album dus maar binnengehaald omdat ik met mijn ouders naar een opvoering van The Wall ging kijken; niet van Waters zelf overigens, maar dit werd ook verdomd aardig uitgevoerd. Omdat het album zelf me wat tegenviel heb ik ‘m ook niet echt meer gedraaid, laat staan dat ik aanschaf heb overwogen. Ik kreeg ‘m echter een paar maandjes later van een vriendin en dat is, samen met dat mijn ouders er ook graag naar mogen luisteren, een reden geweest om er nog wat extra in te duiken.

Laat ik voorop stellen dat het concept vrij intrigerend is. Vóór de opvoering heb ik me daar uiteraard nog in verdiept, teksten doorgenomen, voor de zekerheid Wikipedia geraadpleegd. Op het achterliggende verhaal zelf valt weinig af te rekenen want dat steekt behoorlijk goed in elkaar en de teksten zijn ook in orde. Waters neemt best doordachte standpunten in over het sterrendom, massacultuur, idolatie en in mindere mate opvoeding. Het is alleen een beetje jammer dat de muziek zo achterblijft.

Want als er iets is dat mij duidelijk werd tijdens de integrale opvoering was dat The Wall aanzienlijk minder sterk en boeiend uitpakt zonder beelden. Hierbij moet ik eerlijk zeggen dat ik de film nog steeds moet zien; die is helaas op onverklaarbare wijze verdwenen bij de bieb. ‘Puur als geluid’ is het me vaak net iets te statisch of komt het net niet goed over. Om gelijk maar even azijn te zeiken: ik vind ‘Young Lust’ bijzonder vals en ergerlijk gezongen en het komt ook totaal niet bij me aan; het nummer is behoorlijk onder de maat. Hetzelfde geldt voor ‘One Of My Turns’. Het tragisch dieptepunt is evenwel ‘The Trial’, een met Monty Python-stemmetjes gezongen musicalnummer.

Over stoplapjes als ‘Stop’ of de afsluiter heb ik weinig commentaar; misschien niet boeiend, maar ook niet ergerlijk. En die gitaarsolo van ‘Comfortably Numb’ mag dan wel beelden van vieze, onverzorgde mannen met lange, grijze haren en even ongewassen bandshirts oproepen die spontaan in de broek klaarkomen onder het luchtgitaar spelen, verder is het best een prima nummer.

Dat is ook wel een beetje het vervelende aan dit album; ik heb het cliché dat je ‘m in zijn geheel moet beluisteren en dat het daarom zo goed is al vaak zat gehoord, maar dat rechtvaardigt de veel te lange speelduur en de matigere nummers niet. Ik luister altijd beide cd’s achter elkaar en zonder te skippen, al nodigen sommige nummers daar dus absoluut wel tot uit, maar de liedjes zitten helaas meestal op het niveau ‘best aardig’ en dat vind ik niet bijzonder genoeg, zeker voor zo’n lange zit. Een halfje extra dus voor het concept en drie nummers die er nog wel bovenuit steken: ‘Another Brick in the Wall, Pt. 2’ (lekker cliché, maar zeggen dat je The Wall niet voortijdig af mag zetten is dat ook), ‘Run Like Hell’ en vooral het heel mooie ‘Mother’, maar dat laatste kan ook aan mijn eigen moedercomplex liggen.

Pixies - Surfer Rosa (1988)

4,0
Zojuist gedraaid terwijl ik onder handen werd genomen door de thuiskapster. "Wat is dit voor herrie?" en "Ik hoor alleen een drumstel" zijn er twee die me bijgebleven zijn van het commentaar.

Natuurlijk is er voor zulke mensen ook geen touw vast te knopen aan deze bizarre plaat, die het best te omschrijven valt als de Velvets die Trout Mask Replica doen, met een flinke punkdrive en -schreeuw. Er komt van alles voorbij tussen de bijzonder logge opener "Bone Machine" en de zelfs redelijk rustige afsluiter "Brick Is Red". Er zitten zelfs wat stukken bij die je als liedje zou kunnen beschouwen! Gewoon de gekte ondergaan, dat is goed voor je. Misschien kom je er na een goed aantal luisterbeurten wel uit als een beter mens.*

*Resultaten kunnen variëeren per persoon.