menu

Hier kun je zien welke berichten hoi123 als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

Baby Huey - The Baby Huey Story (1971)

Alternatieve titel: The Living Legend

3,5
Het loopt over van de spannende verhalen rondom deze soulgrootheid, als ik alleen al de anekdotes op de albumpagina mag lezen. Dat schept natuurlijk hoge verwachtingen, maar al bij de eerste luisterbeurt valt te begrijpen waar de legendarische verhalen vandaan komen. Ondanks (dankzij?) zijn gewicht had James Thomas Ramey een zangstem die kwalitatief inderdaad vrij onovertroffen was. Op een bepaalde manier is de vurigheid waarmee hij in de microfoon schreeuwt echt te vergelijken met die van punkzangers, en hij manoeuvreert moeiteloos tussen deze gepassioneerde uithalen, rokerige vibrato’s en ingetogen spoken-wordsessies. De productie van Curtis Mayfield is een perfecte, echt perfecte ondersteuning voor deze regelmatig opzwepende vocalen: de passie van de precies op elkaar ingespeelde band schalt uit de speakers alsof je live bij een optreden van Baby Huey bent.

Goed, na deze superaardige, semi-objectieve en daardoor ook enigszins saaie beschrijving van het album zal ik er ook nog even m’n persoonlijke mening over geven: soms staan de muzikale keuzes op dit album me een beetje tegen. Ik denk dat Ramey goed op de hoogte was van de technische kwaliteit van zijn uithalen, en daardoor is er best wat vocale uitsloverij op ieder nummer te vinden. Dat wordt vooral pijnlijk duidelijk op zijn cover van Sam Cooke’s bekendste nummer: de instrumentatie en zelfs de zanglijnen staan allemaal in dienst van het ondersteunen van Ramey’s vocale acrobatiek. Ook de tekst wordt niet gespaard: de bitterzoete tekst van A Change Is Gonna Come wordt aangevuld met een soort nietszeggende kumbayah-boodschap die de lading van het origineel compleet bagatelliseert.

Het zal dan geen verrassing zijn dat de echte kwaliteit van Mr. 400 Pounds of Soul op dit album pas echt naar boven komt drijven wanneer hij, eh, z’n mond houdt. Mama, Get Yourself Together is een soulfeestje waarbij superlatieven tekort komen om z’n opzwepende euforie te omschrijven, en in het kader van covers die beter zijn dan het origineel zou ik dan California Dreamin’ aandragen, met zijn smérige blazers en drumbreaks. Ook zijn er momenten waarin de stem van Ramey in evenwicht staat met de muzikale ondersteuning, in plaats van het opeisen van de hoofdrol, bijrollen en regie ineen. Hard Times is hier het beste voorbeeld van. Dit is zo’n soulnummer dat je niet eens hoeft op te zoeken om te weten dat het een iconische status heeft (al heb ik het stiekem wel even opgezocht om niet door de mand te vallen): het spannende intro, bitterzoete refrein, en wervelende crescendo naar z’n climax geven het een uit duizenden herkenbare coolheid mee die vrij verslavend werkt.

In het kort is er dus een tweesplitsing in dit album tussen nietszeggende soulmasturbatie en nummers die echt doordrenkt zijn met de naam van het genre. Wat dat betreft is de vroege dood van Ramey dubbel treurig: ik weet zeker dat hij met de hulp van Mayfield had kunnen uitgroeien tot een muzikant die echt het ultieme uit zijn muziek had kunnen halen. Helaas is het gebleven bij dit album en een flauwe collectie b-sides die een paar decennia later zijn uitgebracht. Desalniettemin is de rauwe potentie die hij hier bij vlagen uitstraalde zeker genoeg om zijn status als cult-soullegende te ondersteunen.

Big Thief - Dragon New Warm Mountain I Believe in You (2022)

4,0
Sinds Adrianne Lenker in 2018 op mijn pad is gekomen met abysskiss durf ik mezelf wel met trots een fanboy te noemen: er zijn weinig moderne folkartiesten te vinden met zulk fijnzinnig gevoel voor songwriting, specifiek in haar tokkelpatronen en poëtische teksten. Zoals ik wel vaker op dit forum heb opgemerkt, heb ik alleen vaak het gevoel gehad dat haar bandgenoten eerder een blok aan haar been waren dan dat ze de volle potentieel van haar liedjes lieten realiseren. Neem een Terminal Paradise van eerdergenoemd abysskiss: een intiemer dan intiem fluisterliedje in zichzelf, maar plotseling omgetoverd tot halfbakken midtempoballad wanneer haar band haar vergezelt op UFOF. Daar komt nog bij dat haar allerbest geschreven liedjes naar mijn mening vaak gewoon niet te vinden zijn op platen van Big Thief. De eindeloos hypnotiserende ritmes van ingydar heeft ze bijvoorbeeld wijselijk voor zichzelf gehouden op haar vorige soloplaat, en hetzelfde geldt voor het bijna tastbare hartenleed in anything. Begrijp me niet verkeerd: ook met haar band zijn er genoeg pareltjes gemaakt waar ik keer op keer naar teruggrijp, maar het is een aantal waar je net een bijzonder goede compilatieplaat mee zou kunnen vullen, terwijl haar laatste twee soloplaten naar mijn mening bijna uitsluitend gevuld zijn met knallers.

Kortom, ook bij deze nieuwe worp verwachtte ik wederom een album met meerdere voltreffers en dan nog wat lekker wegluisterend maar iets minder memorabel materiaal. En alweer heb ik best gelijk gekregen voor mezelf - al moet ik daar meteen bij vermelden dat dit duidelijk de beste plaat van Big Thief is tot nu toe. Een belangrijke reden daarvoor is dat zelfs de minder speciale liedjes deze keer bijzonder aangenaam zijn vanwege de fantastische productie op deze plaat. Change bijvoorbeeld is gebouwd rondom de minst originele akkoordencombinatie die je kan bedenken, maar werkt nog steeds door het sprankelende achtergrondgitaartje, de doffe drum en de subtiel ingebrachte tweede stem van Buck Meek. Hetzelfde geldt voor Dried Roses, misschien wel het meest eenvoudige liedje op de plaat met een zanglijn die zich twee minuten lang precies hetzelfde voortbeweegt. Toch is dit misschien wel één van de hoogtepunten op de plaat, vanwege het krakende vioolwerk dat zijn intrede doet halverwege het nummer, en, ik moet het toch weer zeggen, die godsgruwelijk lekkere tweede stem. Zo'n gevoel van verfijning van eenvoudige liedjes was minder aanwezig op de vorige platen van Big Thief: daar was een simpel liedje gewoon simpel.

Dat neemt niet weg dat er ook hier weer materiaal opstaat waarvan ik het erg betwijfel of ik het over een paar maanden nog voor mezelf op ga zetten. Sparrow bijvoorbeeld is net zo eenvoudig als Dried Roses, maar heeft behalve een octaaf verhoging van de zanglijn aan het eind vrij weinig te bieden op muzikaal vlak, terwijl het één van de langste nummers op de plaat is. Spud Infinity is catchy en gezellig, echt hoor, maar Lenker verliest me een beetje in voor haar onkarakteristieke meligheid wanneer ze over ellebogen gaat zingen. 12.000 Lines is ook weer zo'n gevalletje van oprecht lekker wegluisteren, maar buiten de warme productie is er zo weinig memorabel aan het nummer dat ik steeds vergeet hoe het gaat voordat ik het weer draai. Flower of Blood is tot slot qua geluid een leuke throwback naar het geluid van Big Thiefs vorige platen, maar muzikaal net wat te simpel om overtuigend klaaglijk te zijn. Toch heeft dit nummer op productievlak ook wel weer wat superinteressants te bieden met de Modest Mouse-achtige gitaarkunstjes naar het einde toe.

En dat brengt me dan weer op datgene wat dit album toch het beste maakt in hun discografie: de ongelooflijke variëteit aan geluiden die de band hier presenteert. Na de eenvoudig zalvende opener waar ik het eerder over heb gehad komen ze op de proppen met het stompzinnig goede Time Escaping, waarin Lenker plots over Talking Heads-achtige drumbeats aan het zingen is met een attitude waaraan je kan horen dat ze zelf net zo goed weet hoe fucking tof dit geluid is. Een elektronisch, bijna hiphop-achtig geluid wordt gepresenteerd op Heavy Bend, dat veel te kort is voor hoe goed het is, maar toch precies lang genoeg. Red Moon is dan weer onvervalste gepassioneerde americana, ook weer een geluid dat de band hiervoor nauwelijks verkend had. Al deze verschillende genres doet de band voor het eerst moeiteloos aan, met een zelfvertrouwen alsof ze het altijd al gedaan hadden.

Maar een Big Thief-plaat kan natuurlijk nooit de beste zijn als Lenker niet de kans krijgt om helemaal alleen de shine te stelen met haar akoestische gitaar, en ook hier is dat gelukkig wel het geval. Promise Is A Pendulum is het type fluisterfolk waar ik eindeloos in kan verdrinken, en het The Only Place had zo op één van haar soloplaten kunnen staan met zijn combinatie van gepassioneerd tokkelwerk en introspectieve poëzie. En zelfs op de momenten waar ik Lenker liever alleen had gezien, zoals het eerder en veel beter uitgevoerde Simulation Swarm, blijft haar muzikaal en poëtisch vakmanschap van zo'n ontstellend hoog niveau (die alliteraties!) dat ik ook niet te veel mag klagen. Hopen dat het muzikaal genie dat Adrianne Lenker heet de komende jaren nog net zo productief zal blijven, met band of niet!

Björk - Vespertine (2001)

5,0
Op het moment zit ik in een compleet verduisterde Mexicaanse avondbus. Het complete gebrek aan licht en de vrij enthousiaste airconditioning hierbinnen betekenen dat ik vals kan spelen en Vespertine in een warm klimaat (zo’n 30 graden hier buiten) kan afspelen. Want ja, de enige mogelijke reden dat Vespertine nooit mijn favoriete album aller tijden kan zijn is dat het onmogelijk volledig tot zijn recht komt als de thermometer boven de 15 graden uitkomt. Maar als je de ijzige warmte in je omgeving voelt, nestelt deze muziek zich in je hoofd als geen ander.

Voordat ik een copyrightclaim aan mijn voeten heb: die paradox van ijzige warmte heb ik niet van mezelf. Ik heb hem van een concurrerende website, om precies te zijn de RYM-gebruiker GrapeOfWrath, die de term “icy warmth” gebruikt om de Vespertine-sfeer te duiden. Een vrij simpele beschrijving natuurlijk, maar ik ben in de tien jaar dat ik dit album ken nog geen betere tegengekomen. De ijzige warmte op Vespertine uit zich, zoals misschien te verwachten, vrij letterlijk, met winterse xylofoons en statige vioolarrangementen tegenover knisperende elektronische percussie en zalvende harptonen. Veel indrukwekkender is echter dat de emotionele dimensie van de twee woorden zo goed verkend worden. Op An Echo, A Stain klinkt Björk afstandelijker dan ergens anders in haar discografie, tot de dissociatie bij de luisteraar naar het einde toe opengebroken wordt door haar steeds venijnigere stem en een draaikolk van violen. Even terug daarentegen laat ze in het eindeloos fragiele Cocoon zien dat ze muziek kan maken die zo naakt en intiem klinkt dat je praktisch het idee hebt dat ze naast je in je oor aan het hijgen is tijdens - nou goed.

Een gerelateerde tegenstelling binnen Vespertine: seksueel en pastoraal. Een voorbeeld hiervan kunnen we in hetzelfde nummer vinden: in de ongekend mooie afsluiter Unison bezingt ze seks op een manier zo poëtisch dat je je niet kan voorstellen dat de bezigheid ooit iets banaals met zich mee zou kunnen brengen. Het is echter de begeleiding van, zo lijkt het wel, duizenden koorstemmen die de boodschap van deze tekst verheft tot een goddelijke schoonheid. Nog een tegenstelling? Oke: van kleiner dan klein naar het weidse dat we altijd met IJsland associëren, zoals in Undo, met zijn refrein dat zo mooi is dat Mount Eerie er een paar jaar later een heel nummer aan heeft gewijd. Eigenlijk verwoord ik het te simpel, want hoewel het nummer inderdaad ingeluid wordt met een lieve ingetogenheid die je ervan overtuigt dat je in hetzelfde zolderhokje als Björk zit, en hoewel het nummer inderdaad daarna langzaam opbouwt naar een ontlading vlak voor de derde minuut die je als het ware een paar meters boven jezelf laat zweven, gaan we daarna weer terúg naar zolderhokjesklein, en dan weer terug naar wolkenzwevendgroots, om wéér terug te gaan!

Ik hoop dat ik in de bovenstaande misschien iets te lange zin duidelijk heb kunnen maken welk effect deze tegenstellingen binnen Vespertine op me hebben. Als dat nog niet zo is: het is ongelooflijk meeslepend hoe Björk zulke tegenstrijdige elementen binnen haar muziek kan combineren, en precies daarom komt de winterse sfeer van dit album, wat mij betreft haar hoogtepunt, zo verschrikkelijk overtuigend binnen.

De man naast me kijkt overigens een film op het schermpje recht boven onze stoel en bereidt zich ongetwijfeld alvast voor op de warme blauwe zee bij onze volgende bestemming. Hij vraagt zich misschien af waarom ik compleet geen oog heb gehad voor deze best leuk uitziende film. Kan hij weten dat ik in het afgelopen uur zo’n 6843 kilometer hiervandaan boven de IJslandse wolken heb gezweefd.

Björk - Vulnicura (2015)

3,5
Als u het nog niet in ongeveer ieder artikel over de beste mevrouw had gelezen of anders de tekst van het album nog niet heeft doorgenomen, zal ik het u nog eens meedelen: het is toch echt uit tussen mevrouw Guðmundsdóttir en haar vriend. Een compleet album over zo'n break-up maken is waarschijnlijk één van de gezondere manieren om zoiets te verwerken, denk ik zo, en daarnaast is een nieuw album van deze nogal unieke popartiest altijd wel welkom bij mij. Berichten die Vulnicura vergeleken met Vespertine (wat mij betreft haar beste werk) deden me al helemaal verlangen naar een nieuwe Björk in mijn verzameling, tevens omdat de gedachte erachter best intrigerend is: twaalf jaar na dat van verliefdheid sprankelende album een epiloog waarin de liefde voor die eerst zo passievol bezongen persoon compleet verdwenen is.

Na een paar weken intensief luisteren kan ik concluderen dat deze vergelijking niet alleen in thematisch, maar ook in muzikaal opzicht niet per sé onterecht is. Net zoals op Vespertine staat op Vulnicura het lied meestal namelijk boven het experiment. Dit betekent gelukkig niet dat Björk zich conformeert aan simpele vierakkoordige liedjes, maar wel dat de rare geluidjes en de zanglijnen die de toonsoort verlaten de stemming ondersteunen, in plaats van het doel op zich te zijn. Zo wordt vlak voor de helft van Family het serene klanktapijt waarover Björk haar klaagzang doet plotseling van tafel gegooid en komt er een chagrijnig krakende cellopartij voor in de plaats. Tegelijkertijd wordt ook haar zangpartij plotseling door venijn gegrepen, met als resultaat een mooi tweestrijdige uiting van woede en treurnis - precies zoals ze haar scheiding ervaren heeft, lijkt me zo.

Op de nummers waarin het rafelrandje minder aanwezig is dan op het voorgenoemde liedje, is de gelijkenis met haar beste werk echter het meest te horen. De werkelijk prachtige opener Stonemilker heeft zeker een eigen gezicht dankzij de weldadige strijkerpartijen, die het nummer onderdompelen in een heerlijk warme laag, maar in de sprankelende percussie en de lieflijke melodielijnen valt makkelijk een parallel met het betere werk van Vespertine te trekken. Het meteen daaropvolgende Lion Song wordt naar grote hoogtes getild dankzij het bevreemdende refrein, dat meteen al wat koudere lucht het album in laat stromen. Bovendien laat Björk ook in dit nummer haar ongelooflijke talent voor het logisch aan elkaar plakken van compleet verschillende melodieën horen.

Wanneer het album vordert, klinkt het muzikaal allemaal wat geprikkelder: een vioollijn zoals die in Not Get wil je niet in levende lijve tegenkomen en op Mouth Mantra is het warme bad dat het instrumentarium op de opener nog te bieden had volledig verdwenen. Op zich verpakt Björk haar scheiding muzikaal dus niet met de sprookjesachtige begeleiding die ze op haar eerdere albums vaak had, maar tegelijkertijd lijkt de echte rouw er ook niet te zijn. En daar begin ik een beetje bij mijn pijnpunt van het album te komen: hoewel je wel een ongelooflijk bord voor je kop moet hebben om uit de tekst niet af te kunnen leiden dat deze dame haar scheiding niet zo fijn vindt, is die nogal overduidelijke teneur van haar teksten niet per sé in de muziek te horen. Toegegeven, Black Lake klinkt niet minder dan klaaglijk (het feit dat haar zanglijn erg steunt op een wat zeurderig melodietje helpt daaraan mee), maar de pijn die door zo'n levensgebeurtenis wordt opgewekt is niet te bekennen. Ik hoor eerder een bozige preek dan een echt emotioneel epos, zeg maar.

Erger dan dat wordt het wanneer Björk haar boekje van passief-agressieve beschuldigingen opentrekt ("Did I love you too much?" of "My mouth was sewn up/Banned from making noise/I was not heard" - een beetje zelfreflectie mag ook hoor) of simpelweg te nietszeggend wordt in haar beschrijvingen van de liefde, of het gebrek daaraan ("Love is the ocean we crave" of "For in love we are immortal). Deze twee misstappen, plus het feit dat er in haar teksten wél een overdaad aan "feelings" en "pain" is, zorgen er ook voor dat Vulnicura soms niet per sé een uiting van verdriet, maar eerder een uiting van beschuldigend gezeur lijkt, wat inleven in de muziek dan nog weer wat moeilijker maakt.

Wat blijft over? Negen nummers die een meer dan interessante muzikale opbouw hebben en nergens irriteren, op die afgrijselijke bijdrage van Hegarty in Atom Dance na - wat krijg ik toch rillingen van die stem. Soms klinkt het geheel zelfs erg goed, zoals ten slotte ook op de afsluiter Quicksand, dat zijn gebrek aan strijkers ruimschoots compenseert met de bevrijdende synths. Met Vulnicura zal Björk me dan dus niet overtuigd hebben van haar leed, met melodieën en structuren zo intelligent als deze weet ze me in ieder geval meer dan genoeg te vermaken.

Bon Iver - For Emma, Forever Ago (2007)

4,0
Now all your love is wasted?
Then who the hell was I?


Bijna iedereen heeft wel zijn eigen Emma.
En welk gevoel je daar nu ook over hebt, op welke gedachten je ook terugblikt, Bon Iver verwoordt ze.
Een gitaar, één falsettostem die soms wordt bijgestaan door tweede stemmen en een drumstel.
Meer heeft deze groep niet nodig om te overtuigen.

Soms wordt er wanhopig en zwaar nostalgisch teruggeblikt, soms met een lach door de tranen heen.

Ik zou ook bijna willen zeggen dat dit de plaat is die liefdesverdriet het beste verwoordt.
Wanhopige vocalen, versufte nummers, plotselinge aanvallen van emotie en dan op het laatst die hemels mooie acceptatie, samengevat in een paar akkoorden. Zo realistisch als het maar kan.

Maar jammer genoeg, net zoals in het echt, verzuipt men in deze plaat jammer genoeg wel in een overvloed van emotie. Dat dit een slecht gegeven is, wil ik niet per sé zeggen, maar het zorgt wel voor een te grote hoeveelheid leed. Op een gegeven moment moet dit wel bijna afgezet worden.
Ook is de afwisseling niet altijd even groot. Maar ja, is dit net zoals alle andere punten niet net zoals ''in het echie''?

Brigitte Fontaine, Areski & Art Ensemble of Chicago - Comme à La Radio (1970)

4,0
Ik ben nooit een grote fan van theater geweest, maar voor de Frans-Roemeense theatermaker Eugène Ionesco maak ik een enorme uitzondering. Sinds ik zijn eerste theaterstuk meemaakte in een stoffig mini-theatertje in Parijs voor een Frans schoolreisje, ben ik betoverd geraakt door zijn droge absurdisme, waarin complete non-sequiturs met zo'n vanzelfsprekendheid worden verkondigd dat het tegelijkertijd bevreemdend als hilarisch werkt. "Ik geef je m'n schoonmoeders slippers, als jij me de doodskist van je echtgenoot geeft", zo stelt mevrouw Martin in de climax van De Kale Zangeres, waarop haar bezoeker paniekerig antwoordt: "Ik ben op zoek naar een monofysiete priester om ons dienstmeisje te huwen."

Goed, je had er bij moeten zijn. Het punt is dat absurdisme vrij lastig is om intrigerend in plaats van tenenkrommend betekenisloos uit te voeren, en dat Eugène Ionesco en (tromgeroffel) Brigitte Fontaine dit trucje wél erg goed beheersen. In allebei de gevallen komt dat denk ik door een fijnzinnig gevoel voor contrast: Le Goudron opent met Fontaine die compleet verveeld een lieflijk rijmpje opvoert ("Laten we gaan wandelen/Wat een geluk om geboren te zijn/Het pad is zo mooi/Van de wieg tot het graf"), dat al snel vervormt tot een even verveeld opgedragen onheilspellende nachtmerrie ("We zullen gaan kijken hoe de opgezwollen stad in vlammen gaat/(...)Mijn broer is een mislukkeling, want hij is dood"). De tekst blijft dus niet alleen boeien door z'n onverwachte wendingen, maar ook door Fontaine's geweldige voordracht ervan. Dit gegeven komt vaker terug: ook Encore, eigenlijk gewoon een absurdistisch gedichtje voorgedragen op het geluid van krekels, is desalniettemin ongelooflijk pakkend door de bevreemdende aarzeling waarmee Fontaine het reciteert. Ik heb me nooit kunnen voorstellen wat mensen in AMSR zochten, maar nu begrijp ik het wel.

Dan is er natuurlijk ook de muziek! Die is kort gezegd extreem interessant. Fontaine heeft zich op dit album omringd met haar partner Areski, die de instrumentatie voorziet van haar Algerijnse invloeden, en de avant-gardistische jazzgroep Art Ensemble of Chicago, die de instrumentatie voorziet van, eh, avant-gardistische jazz. Met de chanson-achtige inslag van Fontaine zorgt dit voor een mengsel dat niet te vergelijken valt met enige andere muziek, maar desalniettemin betovert. Een voorbeeld is het titelnummer, waar Fontaines zachte praatzang begeleid wordt door trompetten die even naargeestig als catchy zijn , totdat ze de luisteraar voorstelt aan een atonaal intermezzo van wat nog het meest doet denken aan een Arabische doedelzak. Het is een geweldig moment in een nummer dat al één van de hoogtepunten in het album vormt. Ook Lettre à Monsieur le Chef de Gare de Gare de la Tour de Carol is bij gebrek aan betere woorden fucking cool, met een verbeten gitaar/viool-jamsessie die Fontaine's wederom hypnotiserende voordracht ondersteunt.

Voor zover er wel een valkuil te vinden is voor dit album, is het misschien dat het middenstuk gekenmerkt wordt door enkele nummers waarbij de interessantheid wordt verkozen boven herbeluisteringswaarde. Zo'n stuurloze jamsessie als Léo is zo'n nummer dat volgens mij ongeveer iedere experimentele 70's-plaat heeft: het werkt best als intermezzo, maar is niet bepaald pakkend en duurt stiekem ook een beetje te lang. Ook Les Petits Chevaux en Tanka I zijn interessant op dezelfde manier als conceptuele kunstwerken die je eigenlijk niet begrijpt tijdens een museumbezoek, maar waar je toch even voor blijft staan om jezelf te overtuigen dat je je best hebt gedaan. Ik weiger voor mijn eigen bestwil dan ook maar te geloven dat Le Goudron en Le Noir, C'est Mieux Choisi bonusnummers zijn, aangezien vooral de eerste echt een fenomenaal muzikaal cadeautje op het eind van het album is.

Los van dit alles blijft Comme à La Radio wel een compleet uniek kunstwerk in de (Franse) muziekgeschiedenis, met teksten die even veel intrigeren als de muzikale ondersteuning. En met zo'n muzikale ondersteuning is dat nogal een compliment.