menu

Hier kun je zien welke berichten Edwin als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

And Also the Trees - When the Rains Come (2009)

3,5
Sheplays schreef:
Ben een beetje verliefd aan het worden op dit plaatje!


Met uitzondering van het debuut, heb ik alle albums van AATT steevast met 4,5 of 5* kunnen waarderen. Ik draag deze unieke band al ruim 20 jaar op handen. Helaas, verliefd worden op hun laatste album zal mij niet gebeuren, want ik heb niets met unplugged muziek. Als muziekluisteraar ben ik altijd gespitst op de ritmiek in muziek. Als dat wegvalt, vervalt in mijn beleving ook de drive en urgentie van de songs. Ik moet echter bij dit akoestische album van AATT wel zeggen dat men binnen het unplugged idioom het maximale resultaat heeft behaald. Uiteraard is de gitaar van Justin Jones leidend, maar veel nummers worden ook fraai ingekleurd met accordeon, melodica en dulcimer. Aan het pure vakmanschap van deze band doe ik niets af. Ik hou het echter bij 3,5*, omdat het voor mij haast ondoenlijk is om 50 minuten voortkabbelend gitaargepingel vol te houden, hoe fraai subtiel het ook is gedaan. Ik beschouw dit album dan ook niet als een essentiele toevoeging aan de AATT catalogus. Nu maar geduld betrachten voor een regulier nieuw album, want echt productief zijn ze na de jaren 90 niet meer.

Angus & Julia Stone - Down the Way (2010)

3,5
In zijn soort is dit niet muziek waar ik warm voor loop. Het kabbelgehalte is mij al te snel te hoog en het risico van gezapigheid ligt voortdurend op de loer. En hoewel het tempo hier inderdaad overwegend laag ligt, moet ik niettemin toegeven dat broer en zus Stone het wel heel sympathiek weten te brengen. De zang klinkt direct en persoonlijk, de drums heerlijk droog naturel, en de aanwezigheid van toetsen, strijkers en harmonica (nr. 10) zorgt voor een sfeervolle inkleuring. Het risico om in slaap te vallen beperkt zich gelukkig tot 2 nummers zonder ritmesectie (5 en 13). De rest weet mijn aandacht aardig vast te houden. De zang van Julia doet mij trouwens af en toe in de verte denken aan Alison Shaw van Cranes: fragiel, kinderlijk, naïef, het is allemaal al genoemd, maar ik vind het mooi en karakteristiek. Aan de andere kant vind ik de vele 5* die hier zijn uitgedeeld ook weer wat overdone. Een groots en meeslepend meesterwerk hoor ik hier namelijk niet in. Gewoon een vakkundig geproduceerde plaat in het singer/songwriter genre, die zich onderscheidt door zijn directheid en het bijzondere stemgeluid van broer en zus Stone. Kortom, een 3,5*.

Blancmange - Happy Families (1982)

2,5
Ik was hier vroeger al niet kapot van en nu ik het ruim 25 jaar later in de herkansing gooi weet ik ook weer waarom. Zelfs de beste nummers Waves en Living on the Ceiling doen mij vrijwel niets bij gebrek aan echt pakkende, memorabele melodieën. De nummers op dit album klinken als 13 in een dozijn en alle noten zijn afkomstig uit de knoppen in de studio. Dat levert generieke electronisch gedomineerde muziek op, met kraak noch smaak, en zonder ook maar enigszins het organische, persoonlijke gevoel dat hier een echte band aan het werk is. Hoeveel personen gaan er schuil achter Blancmange? Het doet er niet toe. Voor mijn part een zanger met een karaokebox. Nee, de scheidslijn is voor mij glashelder. Ik heb het bij andere albums al vaak gehad over de New Romantics c.q. electropop. De eerste helft van de jaren 80 heeft in dat kader een groot aantal echte smaakmakers voortgebracht, maar in het kielzog daarvan ook een hele trits beperkt houdbare lichtgewicht bands, zoals Heaven 17, Thompson Twins, Wang Chung, Dead or Alive en Kajagoogoo, die inhakend op de tijdgeest vaak met vorm boven inhoud wat hits wisten te scoren, maar op basis van hun albums en carrièreverloop toch overduidelijk tot de 2e of 3e garnituur moeten worden gerekend. Daar reken ik Blancmange ook toe. 2,5*

Blue October - Foiled (2006)

Alternatieve titel: Foiled For The Last Time

4,0
Ik heb dit album ooit eens lukraak gedownload, omdat ik de hoes zo mooi vond. Dan zal de muziek ook wel bijzonder zijn, dacht ik. Dat blijkt inderdaad zo te zijn.

Als ik deze plaat in één woord moet typeren, dan komt steevast het woord "robuust" naar boven. Dat is vooral te danken aan de zanger van dit gezelschap, dat naar ik heb begrepen uit Texas afkomstig is. De zanger heeft een dijk van een stem met veel dynamiek en een groot bereik, soepel, krachtig, overtuigend en zelfverzekerd. Daarmee raakt hij bij mij een zeldzame snaar, want in muzikaal opzicht is het verder niet zo schokkend.

Toch is het leuk om op te merken dat je, ook zonder de achtergrond van de band te kennen, kunt horen dat Blue October geen Engelse band is. Op een bepaalde manier hebben de nummers op dit album een, hoe moet ik het noemen, typische Southern Americana feel in zich. Zoals R.E.M. ook door en door Amerikaans klinkt, maar dan net weer even anders.

In essentie praten we hier over muziek in het pop/rock genre met af en toe een stevig sausje als in de refreinen de registers worden open getrokken. De opbouw van de nummers bevalt mij erg goed, het contrast en verschil in dynamiek. Vaak rustig en subtiel in de coupletten en dan weer even een muur van geluid in de refreinen. Tel daarbij de eigenwijze accenten die hier en daar worden gelegd, zoals de massieve drums die voorin het geluidsbeeld zijn gemixt (Into The Ocean, Drilled A Wire Through My Cheek), het vervreemdende intro en outro van Hate Me en het aanzwellende gejuich (uit een volgepakt Texaans baseball stadium, is de associatie die dit bij mij oproept) dat door X-Amount of Words is gemixt en we hebben een plaat die mij bijzonder intrigeert. Het gevoelige 18th Floor Balcony mag ten slotte ook niet onvermeld blijven. Zo behoor je een plaat af te sluiten. Top!

Ik ga naar een dikverdiende 4*.

Brendan Perry - Ark (2010)

4,0
De absolute grootmeester onder de hedendaagse componisten slaat terug. Ruim 10 jaar na het sobere Eye of the Hunter trekt Brendan Perry weer alle registers open met een bijzonder fraai resultaat. Toch mis ik iets. Hij grossiert op dit album weliswaar in melodieën waar hij ten tijde van Dead Can Dance het patent op had, maar de intense drive en zwaarte van nummers als Xavier van Within the Realm of a Dying Sun, Ulysses van The Serpent's Egg of Black Sun van Aion mis ik hier. Ook kiest hij op dit album meer voor het gebruik van ritme-samples, wat ten koste is gegaan van de smaakvolle akoestische percussieinstrumenten die op de albums van DCD altijd hun plaats in het klankbeeld opeisten. Dat laatste vind ik echter niet per definitie een gemis, want het gebruik van de samples voelt als een natuurlijke evolutie en geeft het album een eigentijds karakter. De indruk die resteert na een week van intens beluisteren is dan ook zonder meer positief, samengevat een album met breed gedragen, verhalende composities, die meeslepend aan je voorbij trekken. Brendan bewijst andermaal dat hij nog steeds op zeer eenzame hoogte staat. 4*

China Crisis - Flaunt the Imperfection (1985)

4,5
Inderdaad een meer dan voortreffelijk album. Het is onthutsend om te zien hoe ondergewaardeerd dit is. Slechts 18 stemmen, het staat er echt, maar ik kan het bijna niet geloven. Jan Douwe Kroeske draaide de singles van dit album elke week in zijn Verrukkelijke Vijftien. Op bijna 24.000 users moeten er dan toch meer dan 18 zijn, die daardoor getriggerd werden om zich wat meer te verdiepen in deze band. Maar goed, in navolging van Dazzler en Tequila doe ik nog een finale poging om CC wat extra credits te bezorgen. Ik kan het niet genoeg benadrukken: de muzikale vaardigheid van deze band is zonder weerga en wordt bijna achteloos tentoon gespreid alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Het is begrijpelijk dat Walter Becker van Steely Dan zich aangesproken voelde door de muziek van China Crisis. Waar Steely Dan mij echter te steriel en te bestudeerd klinkt, raakt CC precies de juiste snaar met warmte, gevoel en compacte liedjes met een kop en een staart. Ook de zuivere stem van Gary Daly is een streling voor het oor. Voor mij is Flaunt the Imperfection dan ook een doorlopend hoogtepunt zonder fillers. Eén nummer wil ik echter niet onvermeld laten en dat is Strength of Character. Het nummer duurt maar kort, maar het drumwerk van de helaas wijlen Kevin Wilkinson is dermate subtiel en rijk aan details dat ik helemaal in vervoering raak. De CD gaat meestal even op repeat bij deze track. Het nummer klinkt weliswaar heel laidback, maar heeft tegelijk een onmiskenbare drive. Een steady bassdrum leidt de weg, maar tijdens de coupletten hoor je daartussen 2 verschillende snaretrom klanken, talloze hi-hat accenten en een enkele open hi-hat. Bijna ongemerkt gaan de coupletten over in de refreinen, de bassdrum gaat nu op elke tel met daartussen roffeltjes, ghost notes en rim-clicks. Een weergaloos staaltje subtiele virtuositeit, dat je in de hedendaagse popmuziek zelden nog tegenkomt. Ook het luchtige saxofoontje is pure schoonheid. Wie er voor open staat, zal het met mij eens zijn. 4,5*

Clan of Xymox - Breaking Point (2006)

3,5
En Ronny... hij ploeterde voort. CD nummer zoveel, ik weet het niet meer, ik ben de tel kwijtgeraakt. Neerlands hoop in zwaarmoedige dagen, de oppervleermuis van de Dutch gothic scene (bestaat er zoiets?). En ik... ik sjouw er al 20 jaar achteraan, bij elke release smachtend naar een hernieuwde kennismaking met de sfeervolle magie van het titelloze debuut en vooral de opvolger Medusa. Helaas, ook deze keer is het weer niet gelukt. Hoewel de zelfgeschreven persberichten iedere keer superlatieven te kort komen om de unieke sound van CoX te benadrukken, kan ik alleen maar constateren dat Ronny’s platen van de laatste 10 jaar onderling inwisselbaar zijn. Tracks 4, 5 en 8 komen nog het dichtst in de buurt van de vroegere sound. 3,5*. En Ronny….. hij laaft zich nog maar eens aan de aanzienlijke aanhang die hij buiten Nederland nog heeft. En ik…… ach, ik wacht gewoon nog even op dat meesterwerk dat ongetwijfeld in 2008 zal verschijnen

Editors - In This Light and on This Evening (2009)

4,0
Het nieuwe geluid van Editors is even wennen, maar ze komen er goed mee weg. Toch beschouw ik dit album niet als volledig geslaagd, omdat er ook wat nummers op staan die bepaald niet memorabel zijn. Het titelnummer opent duister en bezwerend en bouwt daarmee een sfeer die mij erg aanspreekt. Zonder meer een veelbelovend begin. Het tweede nummer Bricks and Mortar is meteen een hoogtepunt, de grandeur van de synthlijnen, het onverbiddelijke ritme, dit is muziek zoals ik het wil horen, met een drive en urgentie, zoals alleen Editors dat tegenwoordig nog lijken te kunnen. Topklasse! Meteen daarna volgt nog een hoogtepunt met Papillon, meeslepend gezongen, vol geplamuurd met melodieuze synths en begeleid door een meedogenloos beukend ritme. Een combinatie die werkt, wederom topklasse! Net als je denkt dat dit album niet meer stuk kan, volgen er 2 nummers die beduidend minder indruk maken, niet pakkend genoeg zijn. Ten opzichte van de 2 voorgaande hoogtepunten klinken ze bijna als fillers. Jammer. Dat wordt echter weer goed gemaakt door The Boxer, een rustpunt om even op adem te komen, gedragen door de gevoelige zang en badend in een serene sfeer. Wat een schoonheid. Het volgende nummer Like Treasure maakt weer minder indruk, maar houdt de aandacht wel vast dankzij het spaarzaam aanwezige gitaarwerk. Het voorlaatste nummer Eat Raw Meat = Blood Drool is een vreemde eend in de bijt. Als ik de tekstregel I give a little to you, I give a little to him, I give a little to her hoor, dan verwacht ik dat de band elk moment in polonaise door de voordeur komt. Dit is mij veel te cheesy, een spuuglelijke dissonant op dit album. Het laatste nummer Walk The Fleet Road zorgt gelukkig voor een waardig slotakkoord. Een traag, bijkans sacraal nummer, dat klinkt als een sober ingerichte kathedraal, gebouwd op wijdse synthesizerbogen. Met louterende werking. Zeer fraai. Over het geheel genomen toch net iets te wisselvallig, waardoor ik uitkom op 3,5*.

In the Nursery - Koda (1988)

4,0
De tweeling Klive en Nigel Humberstone heeft sinds begin jaren 80 een oeuvre opgebouwd dat niet meer te behappen is. De frequentie waarmee ze materiaal uitbrengen is zo hoog dat de laatste 2 of 3 albums nog niet eens zijn toegevoegd hier.

Af en toe duikel ik weer eens wat schijfjes op uit de oude doos en ik constateer dat ik na 9 ITN albums ben afgehaakt. De laatste weken heb ik vooral deze weer eens in de herhaling gegooid. Het eerste album dat ik ooit kocht van dit duo, omdat de recensie in Muziekkrant Oor zo positief was. Ook Allmusic geeft 4 sterretjes.

Vervolgens zie ik hier een stemgemiddelde van 2,55 en denk ik: welkom in de wondere wereld van MusicMeter. Hebben de users die hier verantwoordelijk voor zijn een collectieve blackout gehad, of zo??? Ik kan niets anders verzinnen dan dat het afscheid van het donkere, industriële geluid uit de begintijd van ITN hun rauw op het dak moet zijn gevallen.

De jongens slaan hier nieuwe wegen in en dat resulteert in een unieke combinatie van wonderschone, klassiek georkestreerde klanktapijten met opzwepende, bombastische, militaire ritmes. Zoals Allmusic terecht opmerkt, klinken de synths misschien hier en daar net iets te schril, maar dat mag voor mij de pret nauwelijks drukken. Integendeel, sfeervolle en meeslepende stukken als Te Deum, Ascent en The Seventeenth Parallel kunnen zich in mijn oortjes meten met het beste van Dead Can Dance, ook al gaat het hier hoofdzakelijk om instrumentale muziek. Ik blijf dit album minimaal 4* waard vinden .

Marc Almond - Tenement Symphony (1991)

Alternatieve titel: Kies und Glanz • Grit and Glitter • Grès et Paillettes

4,5
aERodynamIC schreef:
maar het blijft toch een artiest voor een geselecteerd publiek.


Dat moet zo zijn, anders kan ik niet verklaren waarom hij zo weinig stemmen heeft. Terwijl ik hem toch beschouw als een icoon van de jaren 80. Na eerst met Soft Cell al verantwoordelijk te zijn geweest voor een aantal onsterfelijk mooie nummers (Tainted Love, Say Hello Wave Goodbye, Torch) vervolgde hij zijn carrière eind jaren 80 met een ijzersterke trits soloalbums. Op The Stars We Are mogen dan misschien zijn bekendste hits staan, voor mij is het door Trevor Horn strak geproduceerde Tenement Symphony zijn definitieve meesterwerk. Vanaf het subtiele pianomotiefje in het openingsnummer Meet Me In My Dream ben ik al verkocht om vervolgens helemaal op te gaan in de meeslepende symfonisch getinte arrangementen van de nummers die volgen. Tracks 6 t/m 11 vormen tesamen de bloedstollend mooie Tenement Symphony, doordrenkt van passie en romantiek. Het slotnummer My Hand Over My Heart heeft een van de mooiste outro's ooit gemaakt en zorgt ervoor dat je na afloop nog even stilletjes 5 minuten voor je uit blijft staren........

Midge Ure - Fragile (2014)

3,5
Het is good old Midge inderdaad weer gelukt een sympathiek werkje af te leveren dat prettig afwijkt van eerder materiaal. Deze keer geen straight forward poppy Midge met begeleidingsband, zoals op Answers to Nothing and Pure, maar Midge die waarschijnlijk alleen achter de knoppen heeft gezeten. Zich meer toeleggend op het "bouwen" van orkestrale arrangementen dan op traditionele liedjes met een kop en een staart. Zo voorziet hij dit album toch weer van een andere signatuur dan eerder werk. Dat is verdienstelijk.

Waar praten we nu over? De vorige posters zeiden het al. Een door electronica gedomineerd album dat ingetogen en bij vlagen plechtstatig in bedachtzame tempo's aan de luisteraar voorbij trekt, als een homogeen geheel. Lang uitgesponnen nummers, die de tijd nemen, warm en mooi transparant geproduceerd ook, je hoort het aan de bassdrums en hi-hats die subtiel geaccentueerd in het klankbeeld liggen.

De anderhalve fan die hier nog rondloopt kan zich hiermee wel vermaken. Nooit verkeerd als je 13 jaar lang hebt gewacht op een opvolger van Move Me. Het bloedeloze cover album dat tussendoor nog wel verscheen, tel ik maar niet mee.

OMD - English Electric (2013)

4,5
Hoewel OMD wel nooit meer zal klinken zoals ik ze het liefste hoor, is deze English Electric wel een pak beter dan de halfbakken voorganger History of Modern. Ik mis nog steeds de organische (mellotron)sound en de akoestische drums van vroeger, maar het supercleane, toch wat steriele geluid van dit studioproduct is hier een stuk beter verteerbaar, omdat de melodieën en vocalen als vanouds bijzonder geïnspireerd klinken.

De tegendraadse, ontregelende intermezzo's zijn ook vintage OMD. Vooral Atomic Ranch is formidabel met die voortdurende opeenvolging van stemmen en dan die ene nu al legendarische zin I want a future so bright... that it burns... my eyes. Hoe onbescheiden de personages ook zijn, ze weten het wel op een heel inventieve wijze uit te drukken. Prachtig gedaan

Topfavoriet: Our System met zijn dreunende electronica, hemelse koortjes en drumcrescendo aan het slot. Andere toppers: Night Café, Helen of Troy, Stay With Me en Dresden. Zelfs Metroland is bij nader inzien erg goed, weliswaar wat te lang, maar de melodie is top.

Het enige nummer waar ik moeilijk aan kan wennen is Final Song. Heeft waarschijnlijk te maken met mijn eigen voorkeur en verwachting dat een album moet eindigen met een episch slotakkoord. Final Song is daarentegen erg rustig en ingetogen, waardoor mij het gevoel bekruipt van de bekende nachtkaars. Beetje jammer.

Niettemin bewijst OMD dat ze nog steeds meedoen om de knikkers. Is English Electric misschien wel het beste album sinds Dazzle Ships zoals sommigen hier stellen? Het scheelt niet veel, maar wat mij betreft niet. Junk Culture en Sugar Tax komen eerst nog aan de beurt in mijn pikorde. Doet het er iets toe? Nee, want English Electric is zonder meer verplichte kost voor de synthpop liefhebber.

Prefab Sprout - Andromeda Heights (1997)

5,0
Naar mijn bescheiden mening mis je inderdaad wel iets, Vigil. De albums Steve McQueen en Jordan, the Comeback zijn natuurlijk van uitzonderlijke klasse, maar in mijn beleving doet dit album er maar licht voor onder. Het huidige gemiddelde ligt ook niet zo veel lager dan genoemde albums, dus dat geeft al een aardige indicatie. Als onvoorwaardelijke fan is mijn mening natuurlijk wat gekleurd, maar dat hier lager wordt gestemd dan 3* vind ik jammer. Het kan natuurlijk je smaak niet zijn, maar puur op basis van vakmanschap en creativiteit verdient dit album al minstens 3*. Het is gewoon zaligmakend hoe dit album productioneel daarnaast ook klinkt, tot in de puntjes verzorgd en uitgebalanceerd, maar geen noot te veel. Paddy McAloon toont andermaal wat een grootse songschrijver hij is met intelligente teksten en rijk gevulde arrangementen boordevol subtiele schoonheid. In combinatie met zijn stem weet hij daarmee een onovertroffen sfeer van romantiek en intimiteit te creëren. Ik zou niet weten van wie hij in dit opzicht ook maar enige concurrentie heeft te dulden. Dat hierboven users oordelen dat er te veel "overbodig vulsel" op dit album staat, vind ik dan ook een belediging van Paddy's talent. In de basis is hier zoveel vakmanschap in verwerkt, dat je The Sprouts nooit van opvullerij kunt betichten.

Nogmaals, Steve McQueen en Jordan worden niet geëvenaard, maar voor de liefhebber zijn er wel degelijk een aantal popparels te ontdekken. De ironische tekst van Electric Guitars over de taferelen rondom gehypete popsterren, het epische hoogtepunt Prisoner of the Past met vette blazers, het subtiele saxofoontje in Steal Your Thunder en Avenue of Stars, de zwanen die sierlijk over het water glijden in Swans, de romantische grandeur van The Fifth Horseman met de ultieme tekstregel The Bible mentions four.... I am living proof of more.... Love is the fifth horseman, het spacey Weightless over Yuri Gagarin en de betere wereld die in Andromeda Heights wordt gebouwd. Ik vind het allemaal wonderschoon. 5*

Prefab Sprout - Crimson / Red (2013)

4,0
Paddy heeft weer een alleraardigst werkje afgeleverd, maar mijn probleem is dat het net als de voorganger weer een studio based effort is met boordevol geplamuurde arrangementen. Razendknap natuurlijk als je dit allemaal in je eentje vanuit een hermetische cocon zo in elkaar kunt knutselen, maar het gemis van Wendy Smith en vooral ook de virtuoze percussie van Neil Conti zal altijd blijven.

Dat neemt niet weg dat er wel wat te genieten valt, al is het spijtig dat de opener van dit album ook gelijk het enige hoogtepunt betekent. The Best Jewel Thief In The World is een briljante popsong, die aan je voorbij trekt als een Pink Panther film. Alles klopt aan dit nummer, de subtiele kadans in het ritme, de licht vervormde mondharmonica die achteloos binnenvalt na het eerste refrein, de sirene die vanuit de achtergrond opdoemt en Paddy die het geheel aan elkaar zingt op een bijna fluisterende, samenzweerderige toon. Dit is een stukje muzikale creativiteit dat zijn gelijke niet kent. Lichtelijk geamuseerd neem ik ook de tekst in me op, want onze vrome kerkganger permitteert zich zowaar een scheldwoord: Down below, Down below, What do any of those assholes know? Foei Paddy, ga je mond spoelen .

Helaas zakt het album hierna meteen fors in met een drietal wel erg rustig voortkabbelende nummers. Tekstueel is het allemaal dik in orde, maar ik mis hier toch pit en een bepaalde spanningsboog. Adolescence moet het ritmisch doen met een nogal vervelend pulserend electro-effect, waar ik niet gelukkig van word. Ook Grief Built The Taj Mahal moet het zonder noemenswaardige percussie doen. Paddy zingt vol overgave, maar het blijft niet hangen.

Gelukkig gaat met Devil Came A Calling de turbo er weer op, als een paard in galop. Paddy heeft zijn ziel aan de duivel verkocht, die hem van alles belooft: I'll spoil you like the only man alive, With power, wealth, a mansion on Fellatio Drive. En even later: Introduced me to women - they went down on their knees. Haha, je ziet het voor je. Paddy, de bebaarde apostel blijkt een stiekeme deugniet te zijn . Kostelijke tekst.

Ook met Billy is weinig mis. Hier beluisteren we Paddy weer eens als de ultieme romanticus met een zomers kleurenpalet. Weer met zo'n gave vondst in de tekst door Billy afwisselend ook Bill of William te noemen.

Als ik dan toch nog een 2e uitschieter moet aanwijzen, zou het The Dreamer zijn. Weliswaar ook weer zonder percussie, maar dat wordt dit keer meer dan goed gemaakt door een meeslepend en gevarieerd arrangement en een tekst die bol staat van de nostalgie: Where are your dreams, Did they all fade away, Lost in the cold light of day. Hemels en wonderschoon, misschien wel het nummer dat het oude Prefab gevoel toch op een bepaalde manier het meest benadert.

Dat nostalgische gevoel wordt voortgezet met The Songs of Danny Galway, dat Paddy licht stuwend weet te brengen met een ritme dat prettig afwijkt van de standaard 4-kwartsmaat. Gewoon een fijne popsong, die verder niet verrast.

Ondanks de mooie tekst over een goochelaar die zijn laatste voorstelling geeft, doet The Old Magician me dan weer minder. De harmonica is fijn, maar de monotoon stampende drumtrack maakt het ook eendimensionaal. Na de laatste tekstregel is het nummer abrupt voorbij, waardoor ik achterblijf met een wat afgeraffeld gevoel.

Dat wordt dan weer enigszins goed gemaakt door afsluiter Mysterious. Lekker straf tempo met rimclick, wederom een hemelse mondharmonica en heerlijk losjes verspringende akkoorden op de toetsen. Ook typisch weer zo'n nummer dat klinkt alsof het Paddy het zomaar achteloos uit zijn mouw schudt.

Maar eerlijk is eerlijk. Al het oude werk tot en met The Gunman is mij liever. Daarom vind ik 4* hoog zat.

Simple Minds - Real Life (1991)

3,0
Ik heb altijd sympathie gehouden voor de hondstrouwe Kerr en Burchill, die misschien wel tegen beter weten in nog altijd actief zijn in de marge. Ik had ze hetzelfde succes als U2 gegund, maar het heeft niet zo mogen zijn. De kwaliteit van hun werk in de laatste decennia is ook te ver onder de maat om een dergelijk succes te rechtvaardigen. Dit was hun eerste release na het vertrek van de begenadigde keyboard speler Michael McNeil en dat is meteen goed te merken. Real Life is een vakkundig en geroutineerd geproduceerde plaat, maar de nummers zijn te kleurloos en te steriel om echt indruk te maken. Echt slecht wordt het nergens, maar het ontbreekt te veel aan passie en bezieling. De schrale krenten in de pap zijn wat mij betreft het bombastische titelnummer Real Life, dat niet had misstaan op het door mij hogelijk gewaardeerde Street Fighting Years en de hartverwarmende single Let There Be Love. De rest ben ik vergeten zodra de plaat is afgelopen. 3***

Simple Minds - Street Fighting Years (1989)

4,0
vigil schreef:
Je moet natuurlijk wel in je mening meenemen dat de titeltrack al 2 punten waard is


beaster1256 schreef:
vooral de eerste 2 nummers zijn prachtig


Het titelnummer vind ik ook het prijsnummer. De pieken en dalen zijn fenomenaal. Ingetogen, bijna akoestische passages, die worden afgewisseld met symfonische bombast. Prachtig gedaan.
Ik ben het met Beast eens, dat Belfast Child behoorlijk doodgedraaid is, maar het blijft toch een fraai opgebouwd arrangement met gevoelige keyboards. Met respect voor zijn betrokkenheid, maar op Biko murmelt Jim Kerr mij wat te veel, waardoor het nummer wat te vlak blijft en niet echt uit de verf komt. Kick It In klinkt chaotisch en hangt van los zand elkaar. Take A Step Back is een filler. Wat overblijft (2, 3, 4, 7 en 8 ) is goed tot zeer goed, waardoor ik toch nog op 4**** uitkom.

Split Enz - Conflicting Emotions (1983)

4,5
Eerlijk gezegd vind ik dit album in zijn geheel tamelijk briljant. Sterker nog, het is het enige album van The Enz dat bij mij de juiste snaar raakt. Het zal wel niet toevallig zijn dat dit album ook mijn eerste kennismaking was met deze band uit Nieuw-Zeeland. Ik kan me nog goed herinneren dat ik, waarschijnlijk ergens rond 1984/85, de LP heb geleend bij de bibliotheek, omdat ik Message To My Girl zo'n onweerstaanbaar liedje vond. De rest van de nummers maakte al snel net zoveel indruk. Daarna heb ik decennia lang niets meer met Split Enz gedaan, totdat in ik 2006 de remaster aanschafte. En ja hoor, het kwartje viel onmiddellijk weer.

Strait Old Line
Lekker losjes gespeeld, jazzy piano, subtiel slagwerk, lekker nonchalant gezongen, maar tegelijk puntig en direct. Top.

Bullet Brain and Cactus Head
Een heel spannend en eigenwijs nummer met een enorme drive voorwaarts. De tekst is aanstekelijk bizar, His brain is like a lump of steel, over 2 tegenpolen die toch ook weer hetzelfde zijn. Ik kan het niet navertellen, te vreemd. De stemmetjes en lachjes in de refreinen maken het nog vreemder, maar wat hakt dit nummer er grimmig in. Let ook op de totale overgave in de zang in het laatste refrein en de heerlijke pianobreak die daaraan voorafgaat. Mijn eerste favoriet van dit album, een knaller.

Message To My Girl
Hier hoef ik niets meer over te zeggen. Een classic single uit de jaren 80. Hemelse piano, basgitaar, een verrukkelijk open klinkende snaretrom, dit is instrumentale perfectie. En Neil zingt op zo'n manier dat je het onvermijdelijk warm krijgt. Mijn tweede favoriet, maar dat zal geen verrassing zijn.

Working Up An Appetite
Alweer zo'n sterk nummer, onverbiddelijk voortgedreven door creatieve jungle percussie en met een bijzonder fraaie panfluit break. Een rijkdom aan muzikale ideeën. Dit is toch Tim Finn op zijn best, hoor.

Our Day
En weer is het raak. Een wonderschone opening met desolate piano, onheilspellende percussie, ijle synthklanken en de hoopvolle stem van Neil. Hij zingt over de aanstaande geboorte van zijn zoon. Bijzonder intens. Klasse. Mijn derde favoriet.

No Mischief
Een niet bijzonder opvallende albumtrack, maar wel straf en pittig gezongen, vooral in de refreinen. Gewoon goed.

The Devil You Know
Het eerste echte rustpunt op dit album, dat al een heel eind in de richting van Crowded House gaat. Wat leggen deze jongens toch een gevoel in hun zanglijnen. De stemmige begeleiding van gitaar en piano maakt het af. Prachtig gedaan.

I Wake Up Every Night
Misschien het enige missertje hier. Een saxofoon weggelopen uit een slapstick film........ tsja, op zich geen vervelend nummer, maar het valt wat uit de toon bij de rest van het album.

Conflicting Emotions
Eindelijk zijn we bij het titelnummer. Het begint wat vaag, onsamenhangend, misschien zelfs wat zeikerig met alleen maar de stem van Tim en enige tijd later nog wat bijgeluiden en andere stemmen op de achtergrond. Interessant dat wel. Na anderhalve minuut volgt een abrupte overgang, waarna de weg wordt geplaveid door een straffe bassdrum en Tim weer bij zijn positieven is. Gelukkig maar, want het is weer smullen als ik hoor hoe strak en resoluut de refreinen uit de speakers rollen.

Bon Voyage
Een beter gepast slotnummer is niet denkbaar. Mijn vierde favoriet. Een brok in de keel, het beeld van een eenzame zeilboot die achter de horizon verdwijnt. Wat een emotioneel afscheid, temeer omdat het verhaal van Split Enz voor mij met dit album is begonnen en geëindigd.

Met Conflicting Emotions heeft Split Enz voor mij absoluut hun definitieve album gemaakt. Ik heb afgelopen voorjaar ook de mij tot dan toe onbekende albums True Colours en Time and Tide gekocht, maar dat ik beter kunnen laten. Afgezien van een handvol singles als I Hope I Never, Poor Boy en Dirty Creature trek ik die albums totaal niet. Ik kan er echt helemaal niets mee. Raar, maar waar.

The Chills - Submarine Bells (1990)

5,0
Op Submarine Bells horen we Martin Phillips op zijn creatieve hoogtepunt. Deze tijdloze klassieker is geheel onterecht over het hoofd gezien, maar staat werkelijk vol met intelligente, melodieuze en catchy popliedjes. Neem alleen al het ironische openingsnummer Heavenly Pop Hit, dat zonder twijfel de meest blijmoedige en opgewekte melodie heeft die ooit is gemaakt. Wat een onbegrijpelijk onrecht dat dit geen wereldhit is geweest, want alle ingrediënten ervoor zijn aanwezig. Hoewel de liedjes allemaal erg poppy klinken zijn de teksten overwegend serieus. Het ijzersterke Tied Up In Chain gaat bijvoorbeeld over de onvermijdelijke invloed van onze opvoeding, over hoe mensen vaak vervallen in dezelfde fouten als hun ouders. Het cynische Dead Web veegt de vloer aan met mensen die vol zelfmedelijden blijven hangen in het verlies van een dierbare. In het folky Don’t Be – Memory met stemmige pianobegeleiding is Phillips bezorgd over het broeikaseffect en de klimaatveranderingen. Toch zijn de teksten nooit prekerig, maar eerder poetisch. Ook zijn eerlijke en directe manier van zingen past perfect bij de muziek. Zo kan ik wel doorgaan. The Oncoming Day en Familiarity Breeds Contempt zijn opwindende uptempo power popsongs, waarin we enige punkinvloeden herkennen. De tinkelende akkoorden in Effloresce & Deliquesce voelen als een frisse duik in de golvende zee. Het onbetwiste hoogtepunt is echter het gevoelige titelnummer, waarin Phillips prachtige onderwater plaatjes creëert met behulp van slechts keyboards, strijkers en een klarinet. Het is een biografisch en emotioneel nummer, gezongen met zachte, breekbare stem over een verdrinking, die hij gebruikt als metafoor voor het uit elkaar groeien van twee geliefden. “I slice the surface here beside you, Lungs filled liquid, yell I love you, Sounds moves further under water. Huiveringwekkend mooi! Alleen al op basis van dit nummer verdient dit album 5*.

I rest my case.

The House of Love - The House of Love (1987)

Alternatieve titel: The German Album

Altijd een gevalletje 'net niet' gevonden, deze jongens. Het betreffende tijdsgewricht staat me nog bij als de dag van gisteren, maar het titelloze debuut van THoL sneeuwde destijds in mijn luisterbeleving finaal onder bij alle mooie dingen van The Stone Roses, The Sundays, Lush en Pale Saints. Vergeleken bij die bands vond ik het geluid van THoL veel te generiek om opzienbarend te zijn. Ik onthou van hun beginjaren vooral de pakkende liedjes Christine, Shine On, Beatles and the Stones en I Don't Know Why I Love You. De rest doet me stukken minder.

Deze prequel compilatie heb ik niet, maar beschouw ik als overbodig door de release van de 3CD Deluxe Edition van het officiële debuut.

The Legendary Pink Dots - The Golden Age (1988)

4,0
Aazhyd schreef:
Uitstekend album dat erg fris en open klinkt.


Daar ben ik het volledig mee eens. Ik heb dit album 20 jaar geleden gekocht naar aanleiding van een positieve recensie in muziekkrant Oor. De muziek van de Pink Dots, een wisselend collectief rondom Edward Ka-Spel, laat zich niet makkelijk in een hokje plaatsen, maar tamelijk uniek is het zeker te noemen. De teksten zijn inderdaad poëtisch en de muziek zeer weemoedig en gloomy. Het verstilde Hotel Noir, gedragen door de stem van Edward Ka-Spel en een aantal strijkers, is daarvan een uitstekend voorbeeld. Voor de rest staat dit album vol met een groot aantal puntige, afgeronde popsongs met een kop en een staart (Maniac, The Talent Contest, The More It Changes), enkele vrijwel instrumentale soundscapes (het industriële Stille Nacht) en curieuze fragmentarische schetsjes (The Golden Age?, Even The Vegetables Screamed). Donkere en verraderlijk lieflijk klinkende sprookjes als Lisa's Separation worden afgewisseld met zware wall of sound stukken als Blacklist om twee uitersten te noemen, Toch klinkt dit album als een consistent en fascinerend geheel. Zonder veel andere titels uit de omvangrijke backcatalogue van de Dots te kennen, denk ik dat dit album de toegankelijkste is. Ik heb later ook nog de voorganger Any Day Now en de opvolger The Crushed Velvet Apocalypse in huis gehaald, maar die trek ik al nauwelijks meer wegens te ontoegankelijk. The Golden Age daarentegen blijft na al die jaren een bijzondere luisterervaring en naar mijn gevoel een album waarmee veel users op deze site uitstekend door de bocht zouden kunnen.

The Lotus Eaters - No Sense of Sin (1984)

4,0
Ik heb de door het label Cherry Red recent uitgebrachte reïssue binnen en moet bekennen dat dit volkomen nieuw voor mij is. Ook de genoemde singles doen in het geheel geen belletje rinkelen. Bovendien hebben Jeremy Kelly en Gerard Quinn deel uitgemaakt van The Wild Swans, waarvan ik wel 2 albums heb. Ik had deze jongens dus beter moeten volgen, want dit album staat vol met tintelfrisse en melodieuze popsongs. Nergens verrassend of vernieuwend, maar wel gewoon erg goed in zijn soort en een zanger die bijzonder prettig in het gehoor ligt. Een referentie als de door aEro genoemde Lloyd Cole is begrijpelijk, maar ook Aztec Camera en Orange Juice schieten mij te binnen. Het doet er verder niet toe, want dit plaatje kan met gemak op eigen benen staan. Helaas is de tracklist niet zo uitputtend als de door Freddze genoemde Philippines-only release, maar met 20 nummers (12 regulier plus 8 bonus) in ruim 75 minuten valt er niettemin genoeg te genieten. Mijn favorieten zijn German Girl, Out On Your Own, The First Picture Of You en Start Of The Search. Voor de volledigheid: de nummers 13, 14, 19, 20 en 23 ontbreken. Dat is een beetje jammer, want The First Picture Of You en It Hurts (wel in 12" aanwezig) smaken naar meer. Wel aanwezig is het eerder door Freddze genoemde Too Young dat als nummer 6 in de reguliere tracklist is opgenomen, maar die op deze pagina dan weer ontbreekt. 3,5*

The The - Soul Mining (1983)

3,0
Ik ben het The The verhaal in 1989 binnengekomen met het album Mind Bomb en dat vind ik, vooral wat thematiek betreft, nog steeds een monumentaal werkstuk dat bij wijze van spreken mee de kist in mag. Ik schat een jaar of 4 geleden heb ik dan ook eindelijk 2 eerdere CD’s aangeschaft, waaronder deze. Ik dacht, wat kan er misgaan, want de waardering voor dit album is bijzonder hoog. Ik had beter moeten weten, want dit is dus typisch weer zo’n moeilijk album dat voor mij in de categorie valt waar ik geen chocola van kan maken. Neem nu het openingsnummer dat start met een meedogenloze beat. Dan begint Matt met zijn bijtende tekst, maar de beat dendert onverbiddelijk door. Ik ben niet vies van wat vette drums, maar hier klinkt het erg ongemakkelijk, veel te blokkerig. Dat gaat zo dan bijna 6 minuten lang door en tegen het einde worden er van lieverlee nog wat lawaaierige synth flarden ingemixt. Het spijt me, maar enige schoonheid kan ik niet ontdekken in de monotoon beukende kakofonie, waarin dit nummer verzandt. Het volgende nummer This Is The Day geeft gelukkig wat ruimte om bij te komen. Het klankbeeld is rustig en open en de accordeon zorgt voor een fraaie inkleuring. Maar om nou te zeggen, een onvergetelijk liedje dat zich als een evergreen in je onderbewustzijn nestelt… nee, dat doet het niet. Toch het op een na beste liedje van de CD. Als hij het refrein zingt gaat zijn stem even omhoog, voel je de energie en wint het nummer meteen aan zeggingskracht. Jammer dat het te weinig is. Het derde nummer The Sinking Feeling gaat voorbij zonder veel indruk te maken. Matt zingt weer een heel doorwrochte tekst, maar in muzikaal opzicht gebeurt er helemaal niets wat de oren doet spitsen. Het hangt als los zand aan elkaar. Vanaf 2:30 komt er dan een solerend orgeltje in en zo riedelt het weer spanningsloos naar zijn einde. Nergens een verrassende break of een instrumentale bridge om de boel eens open te gooien. Vervelend nummer. Dan komen we bij het absolute hoogtepunt van deze CD, Uncertain Smile. Ja, meneer Johnson, u kunt het dus wel. Dit is hoe een liedje moet klinken. De sprankelende gitaarmelodie die helder in het klankbeeld ligt, bas en drums die het liedje een subtiele drive meegeven en natuurlijk die hemelse piano van Jools Holland, alles is in balans en aanwijsbaar, perfect, een 5* song. Wat volgt is The Twilight Hour dat na zo’n hoogtepunt logischerwijs weer een stuk minder indruk maakt. De opbouw van dit nummer is niettemin interessant. Veel verstilde passages en vanaf 1:20 een intrigerend percussiemotiefje dat de weg wijst (of misschien zijn het wel toetsen), waarbij de echte drums af en toe invallen en hetzelfde motiefje volgen. Zonder meer goed bedacht. De zang blijft echter een zeer zwakke schakel. De manier van zingen van Matt Johnson mist directheid en urgentie, het is veel te dun en vlak om enig gevoel los te maken bij deze luisteraar. Het voorlaatste nummer Soul Mining heeft hier ook hevig onder te lijden. De eerste 3 minuten zijn zonder drums, Matt zegt zijn blokjes tekst op en dat is het dan wel, volkomen spanningsloos. Vanaf 3 minuten komen de drums er dan bij in een rustig ritme, Matt zingt nog een paar blokjes en zo kabbelt er weer onopvallend een nummer voorbij. Als het is afgelopen, vraag ik me af, wat ik nu net heb gehoord. Ik weet het niet meer. Het slotnummer Giant is mijn laatste beproeving. Het begint weer wat kaal met een simpele beat (boem boem tsjak, boem boem tsjak) en bijbehorende bass synth. Vanaf 0:50 komt Matt er weer in en na de eerste 2 blokjes tekst nemen de marimba’s het over op 1:35. Op zich een smaakvolle toevoeging aan het toch wat schrale kleurenpalet, maar het repeteert vervolgens wel onnodig door tot 5:00. Daarna nemen de oerwoud drums van Jim Thirlwell het over en zo meandert het nummer nietszeggend en met heel veel yeah, yeah, yeahs, naar zijn einde op 9 minuten. Veel te lang en een schrijnend gebrek aan variatie. Wat een afstotende manier van muziek maken.

Matt Johnson is een integere artiest en het hoesje put zich uit in superlatieven van toonaangevende muziekbladen, maar ik kan er, met uitzondering van Uncertain Smile, desondanks helemaal niets mee.

Thomas Dolby - Astronauts & Heretics (1992)

4,5
Slechts 2 stemmen voor deze CD, wat een schrijnend onrecht . Ik krijg er bijna tranen van in de ogen en dat meen ik. Bij zijn eerdere albums kom ik veel meer stemmen tegen. Tegen die users zou ik willen zeggen: ga dit luisteren. Dolby, bijgestaan door een keur aan gastmuzikanten (waaronder Eddie Van Halen en Jerry Garcia), klinkt hier toegankelijker en compacter dan ooit, zonder dat het ten koste gaat van zijn eigenzinnigheid. Integendeel, zijn teksten getuigen nog steeds van een spitsvondigheid en een catchiness, zoals je zelden hoort. Op muzikaal gebied is het misschien wat minder experimenteel dan zijn jaren 80 werk, maar niettemin nog onderhoudend en origineel genoeg. Neem bijvoorbeeld het openingsnummer I Love You, Goodbye, waarin een heerlijk Cajun sfeertje wordt gecreëerd met accordeon, fiddle en banjo. Dolby vertelt een prachtig verhaal over een joyride in een gestolen Datsun, die eindigt in een crash. De plaatselijke sheriff is niet ongevoelig voor een contributie op voorwaarde dat hij de Datsun de Golf van Mexico inrijdt . Of het waar is gebeurd, doet er niet toe, maar wat een weergaloos nummer is dit. Andere hoogtepunten zijn het hartverscheurende Neon Sisters, over een vriend die vroegtijdig aan drugs is overleden, en Beauty of a Dream over het vasthouden aan je dromen, een mooi ingetogen nummer dat aan het einde even losgaat. 4,5*

Als je deze plaat maar ook zeker de rest van zijn oeuvre eens goed op je in laat werken, dan kun je toch tot geen andere conclusie komen dat Thomas Dolby een van de grootste muzikale genieën is, die er op deze aardkloot rondlopen.

I rest my case, amen.

Ultravox - Lament (1984)

5,0
Gerards Dream schreef:
Waar dit album op stuk loopt is de matige productie ervan.

Hier moet ik toch even in de bres springen voor mijn helden van weleer, Gerard, want dit album wordt nochtans door zowel fans als critici geroemd om zijn superieure productie. Na eerder met Conrad Plank (Kraftwerk) en George Martin (The Beatles) te hebben gewerkt, klaren de jongens van Ultravox hier de klus helemaal zelf. Wat bij Lament opvalt zijn de overdadige, atmosferische synthesizer arrangementen, waardoor dit album toch bij uitstek weer een voorbeeld is uit het gouden tijdperk van de New Romantics. De start met White China is al meteen zeer indrukwekkend: een intelligente politiek getinte tekst ondersteund door een vernieuwende combinatie van gesynthetizeerde pijporgel klanken en stuwende elektronische drums met veel zestiende bassdrum noten. Een onvergelijkbaar en weergaloos nummer. Daarna de eerste single, One Small Day. Een degelijke rocker, fijn om mee te zingen, maar verder niet opvallend. De tweede single, Dancing With Tears In My Eyes, kennen we natuurlijk allemaal. Een schoolvoorbeeld van een perfecte synth-popsong en terecht hun grootste succes sinds Vienna. Hoewel een minder voor de hand liggende keuze, werd het titelnummer als derde single uitgebracht. Met deze song demonstreert Ultravox voor het eerst in volle glorie zijn typerende handelsmerk: een wonderschone, gedragen sfeer met stemmige vocalen van Midge Ure, zware klassieke pianonoten van Billy Currie en heel opvallend het gebruik van de marimba als percussie-instrument. Tsja, en nu kom ik dan toch echt superlatieven te kort. Met de volgende 3 nummers Man of Two Worlds, Heart of the Country en When the Time Comes bereikt Ultravox ongekende hoogtepunten. De band excelleert hier in het neerzetten van tot epische proporties geproduceerde electronische geluidsmuren. Kenmerkend daarin zijn vooral de prachtige keltische accenten, die voor een mysterieuze sfeer zorgen. Luister vooral eens naar het vloeiende Man of Two Worlds met hele bijzondere Gaelic vocals van Mae McKenna. Of naar de meeslepende instrumentale slotakkoorden van Heart of The Country, waarin de mogelijkheden van ik meen de Fairlight synthesizer optimaal worden benut. Voor het contrast kent de energieke afsluiter A Friend I Call Desire een wat soberder inkleuring. Hoewel niet mijn favoriete track, geven de vrouwelijke backing vocals toch net weer dat beetje extra cachet. Het enige nadeel van dit album is dat er slechts 8 tracks op staan, maar na Vienna, Rage in Eden en Quartet levert Ultravox daarmee voor de vierde achtereenvolgende keer wel weer een staaltje van geperfectioneerd vakmanschap. Intelligent, kunstzinnig, elegant en stijlvol met een klassieke touch. Dat was Ultravox en ik mis ze nog steeds. 4,5*

Ultravox - Rage in Eden (1981)

5,0
Jan Wessels schreef:
Mijn favoriete Ultravox album aller tijden.


Geweldig om er na 25 jaar achter te komen dat ik niet de enige ben die dit album in zijn hart meedraagt. Ik heb het altijd voor mezelf gehouden, want we zijn roependen in de woestijn Jan . Nu ik niet meer de enige ben, durf ik mijn verhaal wel kwijt . Wat mij betreft is Rage in Eden het absolute hoogtepunt van de New Romantics movement en zonder twijfel de meest consistente plaat die Ultravox heeft gemaakt. Jaren 80 nostalgie in optima forma, met de prachtigste en sfeervolste synthesizer arrangementen ooit gehoord. Het album opent resoluut en krachtig met de extended version van de uptempo single The Voice, passievol gezongen door Midge Ure. De stemming wordt allengs somberder met het uitstekende We Stand Alone. Daarna de onovertroffen combi van Rage in Eden en I Remember (Death in the Afternoon), boordevol meeslepende electronica en nostalgische lyrics (pictures of the past, remembering the times we used to have), kortom het ware testament van de New Romantics. De B-kant opent meteen met nog een hoogtepunt, de extended version van de single The Thin Wall, voortgestuwd door een geweldige synth riff en een beeldende tekst, waarbij de coupletten eigenlijk niet worden gezongen, maar in hoog tempo worden opgezegd. Uniek, een klassieker! Wat volgt is The Stranger Within, een mooi donker en creepy nummer over paranoia, waarin gitaar en synthesizer prachtig samengaan. Misschien wat te lang, maar het bezorgt mij nog steeds kippenvel. Accent on Youth, een hartverwarmend eerbetoon aan de leeftijdsfase die hoort bij het volwassen worden, klinkt nog steeds fris en gaat naadloos over in het gevoelige instrumentaaltje The Ascent, waarin Billy Curry zijn kunsten op viool mag etaleren. In het trage en plechtige slotnummer Your Name (Has Slipped My Mind Again) dreigen we in een peilloze diepte te vallen tussen droevige pianonoten, dito zang en mokerzware percussie. Een wat minder toegankelijk nummer dat ik iets minder waardeer dan de rest, maar niettemin een passende afsluiting. Op de re-release uit de EMI Gold serie staan nog 2 B-kantjes, te weten I Never Wanted To Begin (A-side The Thin Wall) en Paths & Angles (A-side The Voice). Ook dit zijn absoluut geen fillers.

Xymox - Twist of Shadows (1989)

4,0
Mijn smaak is ook niet veranderd en daarom is dit nog steeds een van mijn favoriete platen van de Clan, niet ver achter Medusa en dichtbij het titelloze debuut. Na twee succesvolle releases bij het Engelse 4AD label, maakte Clan of Xymox (dat zich hier tijdelijk gewoon Xymox noemde) de overstap naar een major label, te weten Wing Records, een progressief sublabel van Polygram. Dankzij de heldere, frisse productie van Peter Walsh (New Gold Dream) is dit een album dat naar mijn smaak prima uit de verf komt. Pakkende, meer popgeoriënteerde nummers als Evelyn en Blind Hearts worden afgewisseld met sombere, atmosferische stukken als Obsession, Craving en In The City. Wat over het gehele album overheerst en waar CoX patent op heeft zijn de meeslepende, melodieuze synthpartijen, de scheurende gitaarlagen en de sombere vocalen van Ronny Moorings. In het bijzonder vermeldenswaard zijn ook het door grootmeester Tony Visconti van superieure string arrangementen voorziene Tonight en Clementina, waarvan de laatste één van de mooiste instrumentals is die ik ooit heb gehoord. De enige uitglijder is misschien A Million Things, waarmee CoX vervaarlijk dicht in de buurt van The Human League komt. Dat doet echter weinig af aan dit klassewerkje. Medusa zal altijd het meesterwerk van CoX blijven, maar Twist of Shadows is allesbehalve een plaat waar CoX zich voor hoeft te schamen. Ronny c.s. weten hier nog steeds een heerlijk donker sfeertje neer te zetten, zonder te vervallen in die verstikkende, underground grafstemming dat zo kenmerkend is voor later werk. Een dikke 4****.