menu

Hier kun je zien welke berichten Sandokan-veld als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

Paul McCartney - The Family Way (1967)

2,5
In een poging om wat meer bekend te raken met het solowerk van The Beatles, kwam ik een lijstje tegen op Rateyourmusic waarop deze soundtrack voor een film waarvan ik nog nooit gehoord had de eerste was.

Je hoeft je niet heel ver in te lezen om te begrijpen waarom vaker George Harrisons Wonderwall Music (1968) als eerste Beatle-soloplaat wordt genoemd. McCartney speelt hier helemaal niet op mee: de muziek wordt gemaakt door het orkestje van producer George Martin, en de Beatle leverde alleen twee kleine composities aan waarop hier een krap half uur wordt gevarieerd.

Of het passend is voor de film durf ik niet te zeggen, maar de muziek is wel ongeveer wat je zou verwachten van een project van Martin en McCartney: volromig en harmonieus, beschaafd en folky, en ambachtelijk op het saaie af. Buiten dat luistert het prima weg, en Beatlefans kunnen er naar luisteren als een soort interessante voorstudie op de meer orkestrale momenten van Sgt Pepper's Lonely Hearts Club Band, de LP waar The Beatles op dat moment aan werkten. Verder kon ik er niet zoveel uithalen, eerlijk gezegd.

Pearl Jam - Backspacer (2009)

4,5
Momenteel ga ik door een jazz-fase, dus het is een paar weekjes geleden dat er een rockplaat bovenaan mijn rotatielijst was te vinden. Tot mijn positieve verrassing is Pearl Jam de eerste band die het weer is gelukt.

Geboren in 1981 ben ik, als het gaat om bepalende muziekinvloeden, echt een kind van de jaren negentig. Pearl Jam was toen mijn favoriete band: op mijn meer melodramatische momenten zou ik stellen dat Eddie Vedder me door mijn puberteit heeft heengesleept. Vs was een van de eerste vijf cd's die ik van mijn eigen geld kocht... toen No Code uitkwam heb ik wekenlang die plaat gedraaid van 's middags tot ik uit school kwam, totdat mijn ouders gingen klagen dat het stil moest zijn (en dan verder luisteren over de koptelefoon)... Nadat Yield uitkwam tekende ik op al mijn schoolschriften verkeersbordjes...
Al mijn vrienden hielden meer van Nirvana, Metallica of Korn, Pearl Jam vonden ze maar softies. Maar ik kon er geen genoeg van krijgen. Release, Indifference, Last Exit, In My Tree... liedjes die sindsdien getatoeeerd staan op mijn persoonlijkheid.

Een paar jaar geleden haakte ik desondanks af. Na Yield volgde namelijk het zwakke, slordige Binaural, en toen Riot Act, die een stuk beter was maar nog steeds niet echt tot in mijn ruggegraat wist door te dringen.
Ik ben altijd meer een muziekliefhebber dan een trouwe fan geweest: van geen enkele band koop ik de volgende plaat als ze twee zwakke platen na elkaar uitbrengen. Hun titelloze heb ik dus ook niet gekocht, en de paar liedjes die ik ervan heb gehoord deden me ook weinig.

Intussen was ik gaan denken dat Pearl Jam misschien wel een van die bands was die je, in je jeugdige onwetendheid, overwaardeert, zoals ik toen ook hield van Offspring en Live, bands waarvan nu zelfs niets meer op mijn mp3-speler staat. Maar als ik daarna hun oude platen nog een keer draaide, raakten die liedjes me nog steeds net zo hard als toen ik zestien was.
Ik dacht bij mezelf, Pearl Jam is dan misschien niets meer, maar ze hebben hun periode gehad, zeker wel.
(Op dronken feestjes liep ik soms zelfs af op mede-rockliefhebbers. 'Ik had gelijk wat betreft Pearl Jam!', lalde ik in hun oren. Ze haalden hun schouders op en begonnen een verhaal over een van hun eigen favoriete bands. Zoals dat gaat met die dingen).

Hun oude werk vond ik mooi, hun nieuwe werk niet interessant.
Totdat ik The Fixer hoorde.
Allerminst de meest ingenieuze rocksingle ooit, of zelfs het meest orginele nummer dat Pearl Jam ooit schreef, maar het raakte me.
Waarom weet je nooit, natuurlijk. Eddie Vedders 'ik wil alles repareren'- monoloog hangt in tussen neurotisch en hartverwarmend, maar er zit echte passie in, je gelooft wat ie zingt, en dat is wel eens anders geweest op hun laatste platen.

Luisterend naar Backspacer klinkt Eddie Vedder bij vlagen gelouterd, gebroken en zoekend, maar altijd scherp, gemeend en urgent.
De plaat begint met een reeks pittige rockers: zonder verdere intro's of andere tierlantijntjes draaft het riff van Gonna See My Friend uit je boxen. Daarna wordt er meteen nog een tandje bijgeschakeld met het aanstekelijk beukende Got Some, gevolgd door de dus nogal ondergewaardeerde single The Fixer, yeah, yeah, yeah, yeah, en vervolgens het punky Johnny Guitar.
Dat doet denken aan wijlen Johnny Ramone, die Eddie Vedder ooit 'de beste vriend die ik ooit gehad heb' noemde. Misschien hoor ik daardoor sporen van Johnny's oude bandje op de rockers van Backspacer, (ook omdat Pearl Jam inmiddels bijna net zo'n lange adem blijkt te hebben).
Die wilde, recht door zee rock-mentaliteit past goed bij de band, vooral als ze weer goed op band worden gezet (vertrouwde producer Brendan O' Brien terug), en de band zoals nu in topvorm is (vooral Vedder en drummer Matt Cameron).

Na het vierde nummer een adempauze: Just Breathe. Eddie grijpt terug naar zijn solomomentje, in de eerste van twee desolate, verstilde en vooral schitterende nummers op deze plaat.
Dan een stukje oude school: twee nummers waarbij de band op hun sterke punten leunt en vooral heel erg klinkt als Pearl Jam. Het verslavende, maar wel zeer typerende Amongst the Waves, en dan: Unthought Known. Naaste familie van eerder PJ-succesnummers zoals Love Boat Captain, maar prachtig opgebouwd en minstens net zo goed. Hoogtepunt van de plaat.

Een dipje is dan bijna onvermijdelijk: Supersonic, een lompe punker die een standaard-Stone Gossardriff maar weer eens opwarmt. Goed geplaatst tussen rustigere nummers, maar nog steeds het dichtste bij een vuller dat ik op Backspacer heb kunnen vinden.
Speed of Sound fascineert, maar betovert me (momenteel nog) niet. ik vind het een mooi gemaakt, maar iets te schetsmatig nummer.

The End sluit het album af, het tweede desolate, verstilde prachtnummer a la Into The Wild. 'The end is near', zingt Eddie Vedder. Hij is niet positief op deze plaat, en de passie en oprechtheid waarmee hij zingt over wanhoop en twijfel grijpen je niet zelden naar de keel. The End lijkt midden in een gedachte te stoppen: 'I'm here, but not much longer...'
En ineens sterft het geluid weg. In een ruime 35 minuten staan we weer buiten, rillend in de stilte, hunkerend naar meer.
Elke keer kost het me moeite om de cd weer terug in het fraaie hoesje te stoppen, en hem niet nu al stuk te draaien.

Misschien is het een beetje heiligschennis o.... Laten we in ieder geval hopen dat Vedder hier niet mee impliceert dat Pearl Jam een afgesloten hoofdstuk is, want Backspacer is de beste nieuwe rockplaat die ik dit jaar heb gehoord. (Misschien dat sommige mensen me niet serieus nemen hierdoor, maar ik heb dan weer niet zoveel met obscure elektro, progrockhypes of Joy Divisionklonen. Even goede vrienden )

Voorlopig een ruime vier sterren, omdat ik er heel reeel alvast op vooruit loop dat mijn enthousiasme voor deze plaat over een paar weken wel weer een beetje zal zakken. Zo niet, dan is 4,5 sterren een mogelijkheid.

Humo recenseerde vorige week de plaat, gaf hem 3,5 sterren (Humo geeft normaal gesproken maximaal 4), en eindigt de recensie op een manier die ik ten slotte nog even wil delen, omdat ik me er voor 100% bij aansluit:

"'Backspacer' is 36 minuten en 38 seconden lang groots.

'It's better to burn out than to fade away,citeerde generatiegenoot Kurt Cobain op een dinsdag in '94 een held, en hij stak een tweeloop in zijn mond. Vele dinsdagen later slaat Pearl Jam een dérde weg in: ze blijven branden. Wonderkinderen van veertig."
(Van: http://www.humo.be/tws/cd-r...)

Pearl Jam - Binaural (2000)

2,5
'Because you don’t give blood to take it back again'

Tja, hier begon het een beetje fout te gaan tussen Pearl Jam en mij. Voor hun zesde studioplaat wordt vaste producer Brendan O’ Brien vervangen door ene Tchad Blake, en gestoeid met ‘Binaural’ opnametechnieken. De audiofielen mogen het zeggen, maar voor mij klinkt de plaat vooral dof en wollig.

Dat ligt trouwens niet alleen aan techniek, ook de band straalt weinig energie uit. Vooral Vedder klinkt vlak en oververmoeid. Met weer een nieuwe drummer in te leren (Matt Cameron, ex-Soundgarden en tot de dag van vandaag bij de band), een writer’s block van Vedder, en meer drugsproblemen van McCready speelde er ook genoeg op de achtergrond.

In alle eerlijkheid vind ik de plaat bij herbeluistering iets interessanter dan ik me herinnerde. Ik doe een halfje bij mijn oorspronkelijke twee sterren. Toch klinkt Binaural voor mij alsof Pearl Jam van alles probeerde, maar weinig dingen echt met enthousiasme aanpakte. Dat is des te opvallender als je de outtakes-compilatie Lost Dogs (2006) beluistert, en je realiseert dat sommige van de beste liedjes de plaat niet eens haalden.

‘Breakerfall’
Typische punk-achtige compositie/ energieke albumopener van Vedder. Redelijk goed liedje, maar Eddies stem klinkt als die van een bozige bejaarde, en de gitaren als een bijzonder onaangenaam darmprobleem. Matt Cameron mag gelijk de boel een beetje komen redden met het betere beukwerk.

'Gods’ Dice'
Gek genoeg niet gespeld als: 'God’s Dice', in een vlaag van polytheïsme? Nog gekker is dat dit liedje het album heeft gehaald, want net zoals ‘Pilate’ op Yield (ook een solocompositie van bassist Jeff Ament) is dit een behoorlijk slecht nummer. De band probeert met enthousiasme te camoufleren dat er nauwelijks vorm of doel in dit irritante gejakker valt te ontdekken, helaas is ‘enthousiasme’ niet echt het sterkste punt van Pearl Jam op deze plaat.

'Evacuation'
De eerste compositie van Matt Cameron voor Pearl Jam (althans in trackvolgorde), en het had erger gekund. Cameron was bij Soundgarden niet per se de beste componist, maar de combinatie van een dwars drumritme, vuile gitaren en een sloganesk refrein (de titel, herhaald) is hier best goed uit te houden. Al is het, na de zwakke start van het album, niet zo lastig om er positief bovenuit te steken.

'Light Years'
Gelukkig gaat het niveau van hieraf stevig omhoog. ‘Light Years’ (ook de tweede single) is geen meesterwerk, maar met een typisch gevoelig McCready-riff, stevig dynamisch tegengewicht van de ritmesectie, en een aandoenlijke zanglijn van Vedder is dit ‘gewoon’ een goed liedje met hart op de juiste plaats. Eindelijk. (het had wel een minuutje korter gemogen, maar goed.)

'Nothing As It Seems'
Werd als leadsingle van de plaat naar voren geschoven, maar het is lastig een hit te horen in deze typisch ‘horizontale’ compositie van Jeff Ament, die drijft op uitgestrekte basnoten en krakerige gitaren. En toch: ik weet dat ik inmiddels ook wel een paar nare dingen heb gezegd over de liedjes van Ament, maar met alle cryptische tekstregels, lage zoemtonen en zuchtende melodieën is dit misschien wel het meest beklijvende liedje van het album. Is in de jaren sinds de release alleen maar verder gerijpt, en in mijn achtig gestegen.

'Thin Air'
Solocompositie van Stone Gossard, die in de meer democratische periode van de band (vanaf Yield tot pakweg Riot Act) een aantal mooie liedjes aan de catalogus toevoegde. Deze op simpele akoestische gitaarakkoorden stoelende liefdesballade is daar zeker één van, al kukelt hij af en toe wel over het randje van de sentimentaliteit (‘How to be happy and true/ is the quest we’re taking on together/ taking on, on, ohohohoooon’). Maar we hebben al een hoop sentimentele bullshit van Eddie Vedder geaccepteerd, omdat zijn hart op de goede plaats zit. We mogen Gossard hetzelfde gunnen, toch?

'Insignificance'
Deze rocker van Vedder is misschien het beste voorbeeld van een song die lijdt onder de doffe productie van de plaat, en de energiedip van de band. Want met een kraakheldere productie en een band in topvorm was dit een kraker in het oeuvre geworden, nu blijft het voor mij steken op een mager zeventje. Desondanks een erg goed liedje, explosieve politieke lading voortgedreven door een scheurende groove.

'Of the Girl'
Weer Gossard, en weer in positieve zin opvallend, min of meer: een soort psychfolk die heerlijk duister blijft freaken, om in het refrein ineens de zon te laten doorkomen. Enige dissonant is eigenlijk Vedder, wiens stem niet echt bij dit soort muziek past en die hier dan ook klinkt als een soort emotioneel gestoorde mompel-opa. De band realiseerde zich dit wellicht ook, op hun jubileumverzamelaar Pearl Jam Twenty is een instrumentale versie te horen.

'Grievance'
Weer een typische schreeuwrocker van Eddie Vedder met veel stop/start-dynamiek en politieke metafoor. Niet per se een slecht liedje, maar een beetje overbodig twee tracks na het sterkere ‘Insignificance’. Na de eerste afwikkeling van couplet/refrein wordt de creatieve bloedarmoede toch wel schrijnend, overschreeuwen lijkt dan het devies. En zo geschiede.

'Rival'
Vreemd dat deze onderaan staat in de statistieken bij Musicmeter, dit is nou juist één van de nummers waar ik wél een sterretje bij heb gezet. Een soort door een blank trailerpark gemangelde barrelhouse-blues, een track die ronkt van de allusies naar testosteron en wapengeweld, even dwars als melodieus. Naar mijn mening is deze Gossard-compositie één van de weinige helemaal geslaagde tracks op Binaural.

'Sleight of Hand'
Zoals wel vaak bij de composities van Jeff Ament is het moeilijk te bepalen wat nou precies de bedoeling was. Eddie Vedder lijkt nauwelijks te begrijpen hoe hij een zanglijn hier overheen moet plakken, als is het refrein niet eens onaantrekkelijk. Je krijgt de indruk dat deze track het meest benadert waar de band naar zocht op dit album, qua wazig gitaargepriegel en quasi-verheven tekst. Dat wil zeggen: waar de band tevergeefs naar zocht. Het beste wat je ervan kunt zeggen is dat ze zichzelf in ieder geval niet herhalen.

'Soon Forget'
Tijdens zijn writer’s block nam Eddie Vedder zich voor om even geen gitaar meer te spelen. Toen hij in de winkel een ukelele zag, besloot hij daar dan maar op te pingelen. Het zou later een niet-zo-geslaagd soloalbum opleveren, maar eerst deze korte solotrack, die ondanks de nogal moralistische toon een verademing is tussen de tracks van het nogal dik geplamuurde Binaural. Dat het als liedje leuk in elkaar zit en niet te lang duurt is hier alleen maar een voordeel.

'Parting Ways'
In ieder geval kunnen we erop vertrouwen dat we op het einde van een Pearl Jam-plaat een mooi slaapliedje krijgen. In dit geval één met een beetje een Aziatisch timbre, althanks via the Kinks, en met een flinke dosis valium. De doffe productie wordt een beetje uitgebalanceerd door fraaie strijkers, en al met al is het noch de beste, noch de slechtste song die Vedder ooit schreef. Zo komt er nog wel een waardig einde (op wat typemachinegeluiden als ‘hidden track’ na) aan wat toch mijn minst favoriete Pearl Jam-plaat blijft.

Pearl Jam - Gigaton (2020)

3,5
‘Expecting perfection leaves a lot to ignore’

‘Who ever said it’s all been said/ gave up on satisfaction’ zingt Eddie Vedder, in de eerste albumopener van Pearl Jam in zeven jaar. Het lijkt net zo goed een strijdkreet voor hemzelf. Want ondanks hun nog steeds grote achterban, en inmiddels legendarische status, zijn de leden van Pearl Jam natuurlijk ook fossielen van een periode in de muziek die inmiddels dertig jaar achter ons ligt. Wat hebben ze nog niet gezegd? Als Vedder op ‘Seven O’Clock’ uitdrukking geeft aan zijn walging over Trump, klinkt er ook een soort vermoeide melancholie in door: wéér een rechtse president om kwaad op te worden.

Anders dan ‘Dance of the Clairvoyants’ deed vermoeden, gooit Pearl Jam het niet écht over een andere boeg. Meest opvallende verschil met de vorige twee platen is dat er niet meer gewerkt wordt met producer Brendan O’Brien. Gezien de rol die O’Brien vaak speelde om de band scherp en kritisch te houden, zou je het ergste vrezen, qua zelfgenoegzaamheid. Het valt mee: Gigaton heeft een opener, wijdser geluid dan de voorgangers, minder beknopt en, ja: daardoor soms langdradig. Maar juist die losse aanpakt helpt voorkomen dat de plaat wegzakt in de gezapigheid die voorganger Ligtning Bolt dwarszat.

Gigaton moet het vooral hebben van deze gelaagde, wat meer gruizige aanpak, waarin de individuele bandleden vaak de kans krijgen om te stralen (vooral Cameron en Ament). Wie verwachtte dat Pearl Jam zich helemaal opnieuw zou uitvinden, of nog steeds hoopte op een tweede Ten, komt natuurlijk van een koude kermis thuis. Mensen met meer realistische verwachtingen horen een plaat met een aantal sterke punten, van een band die trouw wil blijven aan zichzelf, maar het ook interessant wil houden.

Dat alles is een vooruitgang op de saaie voorganger van bijna zeven jaar terug. Maar: zeven jaar! In die periode bracht de band in hun begintijd ongeveer hun eerste vijf platen uit, en die waren allemaal eigenlijk sterker dan Gigaton, een plaat met een handvol 4*-tracks, maar zeker op de tweede helft ook een paar dipjes. Het blijft toch een beetje knagen dat een band met vijf componisten niet een páár topsongs meer had kunnen bedenken in die tijd. Dat houdt voor mij de plaat vooralsnog onder de 4*


‘Who Ever Said’
Dat het eerste nummer uptempo is zal niemand die bekend is met de band verbazen, sterker nog: voor Pearl Jam-begrippen is dit nog een vrij bedeesde opener. Vrij lang nummer ook, met name de break had eigenlijk wel wat knipwerk kunnen gebruiken. Heel aardig liedje verder, niet per se wereldschokkend briljant, maar wel gelaagder en knapper in elkaar gezet dat ik bij de eerste luisterbeurt dacht. Vooral de bubbelende ritmesectie is fijn. Die eigenschappen blijken trouwens allemaal exemplarisch voor de rest van het album.

‘Superblood Wolfmoon’
Veel mensen die nieuwsgierig werden door eerste single ‘Dance of the Clairvoyants’ leken bij deze tweede single weer af te haken. In eerste instantie was ik ook niet zo enthousiast: het leek op halfbakken garagepunk, zonder echt refrein met in plaats daarvan een Vedder die nogal onnozel het puberdrama uit ‘Last Kiss’ recyclet: ‘Superblood wolfmoon, took her away too soon…’
Bij herhaalde beluistering ging de in intensiteit toenemende snauw waarmee Vedder zingt alsnog behoorlijk in mijn systeem zitten, net als de retestrakke groove die de band neerzet. Hoofdrollen zijn er voor Matt Cameron en een behoorlijk vuige Mike McCready, misschien wel met een van zijn betere gitaarsolo’s. Behoorlijk lekker nummer, eigenlijk.

‘Dance of the Clairvoyants’
De eerste single was tot verrassing van velen min of meer een pastiche op Talking Heads, gedreven door een fijn artrock ritme, en een lekker wave-gitaartje van gelegenheidsgitarist Jeff Ament. Het zou niet per se een hoogtepunt zijn geweest op Fear of Music, maar er zitten veel leuke ideeën in verwerkt, en de band stapt met hoorbaar plezier uit hun comfort zone. In de context van het album werkt het nummer nog beter, als afwisseling tussen het vuige riffwerk in deze fase van de plaat.

‘Quick Escape’
Compositie van Ament, en direct misschien één van zijn beste voor Pearl Jam. ‘Quick Escape’ is misschien nét niet het beste nummer op het album, maar kan zeker uitgroeien tot livefavoriet, met zijn beukende gitaren en drums (weer glansrollen van Cameron en McCready), en een makkelijk mee te scanderen refrein. Net als het spierballenvertoon in de banaliteit dreigt weg te zakken, zorgt een sterke break voor diepgang.

‘Alright’
Een liedje dat zelfs helemaal (tekst en muziek) door Jeff Ament is geschreven, die op deze plaat een flink creatief aandeel opeist. Ament is nooit mijn favoriete componist geweest, ook omdat hij soms meer lijkt te zijn geïnteresseerd in sfeer dan in melodie. Op Gigaton, dat het sowieso meer moet hebben van opbouw en gelaagdheid dan van sterke hooks en popliedjes, lijkt hij zich als een vis in het water te voelen. ‘Alright’ is als liedje wel oké, maar de interessante geluidswereld op de achtergrond maakt het écht de moeite waard. Fijn ook dat het een van de weinige liedjes is die onder de vier minuten blijft.

‘Seven O’ Clock’
Schimmige gitaren en keyboards over een strakke groove, met een mooie, zalvende zanglijn van Vedder. Wordt hier en daar al gezien als fanfavoriet, maar op andere plekken ook afgedaan als slap Springsteen-aftreksel. Ik vind het wel een mooi nummer, al moest ik wel een beetje wennen aan het prozac-tempo van de eerste vier minuten. Op het laatst wordt het gelukkig wat gepassioneerder, maar dan hoor je in de ‘hee, hee,’ van Vedder wel dat zijn stembanden ook geen 25 meer zijn. Dat is echter allemaal detailkritiek, net als dat je heel cynisch kunt doen over de politieke boodschap. Onder de streep gewoon een prima song, waar de meeste Pearl Jam-fans wel blij mee moeten zijn.

‘Never Destination’
Fijn moment op de plaat voor een ouderwetse garagepunker, en zo geschiedde. Mensen die Pearl Jam graag verwijten niet vernieuwend te zijn, vinden hier genoeg munitie: hier gebeurt werkelijk niets wat je al niet op de platen van Little Richard kon aantreffen. Verder wel een leuk rock ’n roll-liedje, al komt de energie vooral van Vedders vocalen en van de ritmesectie. De gitaarpartijen blijven een beetje grijzig, waardoor een echte krachtstoot uitblijft.

‘Take the Long Way’
Zoals gebruikelijk staat er ook een compositie van drummer Matt Cameron op de plaat. Wederom een nummer dat intrigeert door zijn dwarsigheid. De wat meer gelaagde, gruizige productie van het album doet de ideeën van Cameron wel goed, en met wat slimme koortjes in het refrein wordt een liedje van de drummer zowaar bijna poppy. Bijna dan, he.

‘Buckle up’
De enige solocompositie van gitarist Stone Gossard is gelijk het raarste nummer van het album. En dat bedoel ik niet als compliment. Een weeïg, wazig stukje psychedelica, dat zich in een totaal eigen, autistisch universum lijkt te bevinden, los van de sfeer van het album. Rare tekst, apatische zang, kitschy gitaartjes… Tsja, wat moet je hier nou van maken? Het is in ieder geval het kortste nummer van het album…

‘Comes Then Goes’
Deze akoestische ballade (Vedder solo?) krijgt meer lading omdat het kennelijk een ode is van Vedder aan zijn overleden vriend Chris Cornell. Fuck ja, denk ik dan, zo lang is het geleden dat Pearl Jam nog een album uitbracht: tijdens de laatste was Chris Cornell nog in leven. Twintig jaar geleden noemde men Pearl Jam al ‘grunge-survivors’, maar nu heeft die term toch wel een hele macabere bijsmaak gekregen...
Op zich kan ‘Comes Then Goes’ zich wel meten met eerder akoestisch werk van Vedder, zoals ‘Off He Goes’, of de Into The Wild-soundtrack, al is het nummer wel weer aan de lange kant, en qua structuur wat eenvormig. Het is in ieder geval stukken beter dan zijn requiem voor Layne Staley, al kan het niet tippen aan zijn (waarschijnlijke) grafschrift voor Kurt Cobain.

‘Retrograde’
Een nieuwe vrucht van het componistenduo McCready/ Vedder, uit wiens pennen ook ‘Can’t Deny Me’ kwam, de schreeuwerige single uit 2018 die het album niet haalde. Deze is er dan weer eentje met veel rinkelende gitaren en Grote Gevoelens. Ondanks driftig gestuiptrek in de laatste twee minuten om je nog een beetje de suggestie van een climax te geven, blijf ik achter met de indruk van wat té makkelijk liedje, waarin de twee songwriters leunen op wat ze al vaker en beter hebben gedaan. Jammer, een echte kraker in de traditie van ‘Given to Fly’ of ‘Present Tense’ had deze plaat zomaar nog naar vier sterren kunnen tillen. Dit is echter meer de categorie ‘Inside Job’ of ‘Sirens’: vakwerk zonder echte brille.

‘River Cross’
Net als veel momenten op deze plaat, roept deze politiek getinte pomporgel-ballad sterke associaties op met Neil Young. Teleurstelling over de staat van de wereld, en melancholie over de vergankelijkheid van alles lijken om voorrang te vechten in Vedders strot. Op smaak gebracht door tribale bas en drums, wordt er meer gekreund dan gehuild: zelfs als het nummer op het einde wat opbloeit met koortjes en strijdkreten gebeurt dat redelijk subtiel. ‘Share the light, won’t hold us down’, herhaalt Vedder, op een toon alsof hij het liefst terug in bed zou duiken. Het benadrukt alleen maar de breekbare kracht van deze fraaie treurzang, die het album een meer dan waardig einde geeft.

Pearl Jam - Lightning Bolt (2013)

3,5
Erik van den Berg, journalist van Oor, heeft één heel makkelijk klusje. Elke twee jaar of zo schrijft hij een recensie voor een plaat van Pearl Jam, waarin hij de helft kan copy-pasten van de vorige: de halve recensie wordt steevast verspild aan hetzelfde praatje over hoe Pearl Jam toch nooit hun prachtige debuut heeft kunnen evenaren.

Nu heeft 'Ten' natuurlijk zijn sterke kanten, maar zelf heb ik het altijd een beetje een gezwollen stadionrockplaat gevonden. Het werk wat de band midden jaren negentig maakte, vind ik vele malen beter, gevarieerder en authentieker. De 'alleen Ten is de moeite waard'-posse heeft ook nooit goed kunnen uitleggen waarom Pearl Jam ondanks de diminishing returns toch zo'n grote en fanatieke fanbase heeft weten te behouden, of waarom ook deze tiende plaat (!) weer op nummer 1 binnenkwam in de Amerikaanse albumlijsten.

Hun laatste plaat Backspacer blies me zelfs nogal omver, en zou op dit moment gedeeld nummer 1 staan in mijn lijst favoriete PJ-platen (samen met het briljante No Code). Het was wel te verwachten dat deze in vergelijking daarmee een beetje zou tegenvallen. Het lukt de band weliswaar om de hervonden gedrevenheid die rond Binaural een beetje uit hun werk was beginnen te sijpelen vast te houden, maar wat betreft 'goede liedjes' legt deze het duidelijk af tegen zijn voorganger, naar iets van het niveau van 'The Fixer', 'Just Breathe' of 'Force of Nature' heb ik vergeefs gezocht.

Toch ben ik vaker dan ik bij eerste beluistering had kunnen verwachten met plezier naar deze plaat teruggekeerd. Vooral de eerste helft is erg de moeite waard (dat ben ik dan weer met Van den Berg eens), met de puike opener 'Getaway' en dan twee stroeve nummers die meer gaan intrigeren naarmate ik ze vaker hoor. Dat geldt ook voor single 'Sirens', dat een beetje een draak blijft maar me toch enigszins dierbaar is geworden. Misschien is het 'Infallible' dat de meeste aanspraak kan maken op een ereplekje in het Pearl Jam-canon, al betwijfel ik of het een van de beste acht nummers was geweest op Backspacer.

De tweede helft is wat gezapiger, al wordt er niet onder een ondergrens heen gezakt. Wel krijg je af en toe het idee dat Pearl Jam een beetje erg van dik hout planken zaagt en de makkelijkste weg kiest ('Swallowed Whole', 'Future Days'). In de loop der jaren heeft Pearl Jam geklonken alsof ze op het randje van exploderen stonden, alsof ze het leed van de wereld uit hun poepgaatje moesten persen, alsof ze volledig het spoor bijster waren of elkaar het licht in de ogen niet gunden, maar op dit soort gezapigheid heb ik ze toch niet vaak moeten betrappen.

Het resultaat is: niet de beste Pearl Jam plaat, en niet de slechtste. Geen mislukking, maar verder van een meesterwerk. Als deze twaalf songs representatief zijn voor de reikwijdte van hun ambities, dan valt het ergste te vrezen voor de toekomst van de relevantie van Pearl Jam. Lightning Bolt is echter nog te goed, en bij vlagen oprecht te aangrijpend, om ze nu al af te schrijven.

Pearl Jam - Live on Ten Legs (2011)

4,0
Maar eens geluisterd wegens de goede kritieken hier en elders.

In de recensie in Mojo wordt geïmpliceerd dat Pearl Jam uiteindelijk een lange adem heeft gehad, en eigenzinniger zijn weg heeft bewandeld, dan veel generatiegenoten die schreeuwden over anti-commercie en de punkhouding, maar al lang geleden uiteen zijn gevallen door dood, drugs, of ruzies over geld (of die nog wel bestaan maar een flauwe parodie op zichzelf zijn geworden).
Pearl Jam staat daar fier tegenover als een van de laatste grote rockbands, en de laatste jaren komt daar -terecht- meer waardering voor, wat me verheugt.

Ook hun livereputatie is inmiddels bijna onomstreden, waardoor deze verzamelaar met enige goodwill wordt ontvangen. Dat geen enkele rechtgeaarde PJ-fan veel problemen kan hebben met deze playlist zal daar ook wel aan bijdragen.

We horen een ervaren, bruisende band, qua populariteit misschien niet meer op hun hoogtepunt, maar musicerend met een elan alsof ze nog jaren vooruit kunnen. Vooral Eddie Vedder schreeuwt, huilt en kweelt nog alsof hij de nummers voor het eerst speelt, alsof hij de gevoelens nog steeds net zo voelt als tijdens de klassieke concerten in de jaren negentig.

Hulde voor dit alles, maar moeten we toch niet een paar kritische noten kraken? Het feit blijft -hoe veel we de band ook proberen te excuseren- dat er nauwelijks een schaarste is aan beschikbaar livewerk van de band, zelfs als je de 'officiële bootlegs' niet meetelt. Hoe zou je op dit moment een nieuwe release boven dit lijvige oeuvre laten uitsteken? Bovenstaande setlist kent weinig verrassingen (cover Public Image is erg leuk). Ondanks dat de muziek van de band uitnodigt tot improvisaties en uitbreidingen speelt de band hun nummers op het podium niet wezenlijk anders dan op plaat (veel verder dan een wat andere manier van spelen op Porch gaan ze niet). Gebabbel met het publiek of andere sfeerschetsen ontbreken ook grotendeels.

Wat er dan overblijft is een verzameling goed opgenomen livenummers van een van de meest standvastige en, vooruit, een van de beste Amerikaanse gitaarbands van de laatste twintig jaar. Is dat erg? Nee, kwaliteit is kwaliteit. Maar is het geniaal? Mwah...

Pearl Jam - Lost Dogs (2003)

4,0
Democratie is een van de grote plagen van de popmuziek.
Hoeveel uitstekende bands zijn wel niet kapotgemaakt door het veelkoppige monster van de democratie? De rest van de band wil ineens ook inspraak, en dat hun liedjes serieus worden genomen. Vervolgens krijgen de fans de ene wisselvalligheid na de andere te verwerken…

Pearl Jam is al vanaf het begin een democratische band, en heeft daar bij vlagen ook zeker onder geleden. Lost Dogs is dan ook een rarities-verzamelaar met een hoog democratisch gehalte.

Dat heeft voor- en nadelen. De beste ideeën worden soms bij het vuilnis gezet door die vervloekte banddemocratie de voorkeur geeft aan mindere ideeën voor albumtracks of zelfs singles. Andere keren krijgt een lid de rest soms zo ver om mee te werken aan ideeën die nooit waren uitgewerkt in een band waarin de bassist gewoon zijn plaats kent.

In het geval van Lost Dogs levert het op zijn minst boeiend luistermateriaal op, waarvan de kwaliteit over het algemeen goed is.
Laat me –als verklaard fan- niet overdrijven: het is niet bepaald Bootleg Series volumes 1-3. En niet alles is verassend: Wash en Dirty Frank staan al op alle versies van Ten die je de afgelopen vijftien jaar in Nederland kon kopen, en iedere beetje Pearl Jam-fan heeft Footsteps en Yellow Ledbetter al in huis.
(U Dwalenden die denken dat Pearl Jam alleen ten tijde van Ten een beetje interessant was, U hoeft slechts te weten dat Uw collectie fantastische muziek niet compleet is zonder Yellow Ledbetter, en u mag nu stoppen met lezen).

Soms zijn de tracks verbazingwekkend goed: twee outtakes van Binaural, Sad en Fatal, zijn stukken beter dan veel zwakke muk die de uiteindelijke plaat wel haalde. Twee B-kantjes van No Code zijn erg lekker (All Night en Black, Red, Yellow), en met Alone en Brother worden er ook echt een paar redelijk obscure juweeltjes uit de Ten-tijd beschikbaar gemaakt.

Daar staan dan wel weer wat minder momenten tegenover. Ergens gaat de band door een kortstondig surfgitaarmomentje dat helaas verplichte kost is in het oeuvre van iedere Amerikaanse band (Gremmie Out Of Control). Elders probeert Stone Gossard het vak van songwriter te leren met veel vallen en weinig opstaan (Don’t Gimme No Lip) en weer verderop neemt Jeff Ament wraak op een beroemdheid door een roddel op muziek te zetten (Sweet Lew). Daarvoor is volgens mij het hobbyproject uitgevonden, Jeff, dat ik gewoon met goed fatsoen kan negeren.

De meeste dingen zijn desondanks op zijn minst vrij goed. Bovendien worden de liedjes toegelicht in een leuk boekje, waaraan alle leden van Pearl Jam (behalve de huidige en ontplofte drummers) liner notes bijdragen.
Zelfs wat zwakkere bijdragen krijgen zo extra charme: Ed Vedder die het moment vereeuwigd dat Jack Irons vertelde dat het hart van een walvis zo groot is als een Volkswagenbusje (betreffende het rare en zwakke milieuliedje The Whale Song). De band was blijkbaar ‘in awe’ over dit weetje, aldus Vedder. Je ziet het al voor je: de muzikanten van Pearl Jam staan stil bij elkaar in hun repetitiehok, diep onder de indruk van de machtigheid van de natuur. Zulke mensen zijn het.
Je moet een beetje van ze houden, al is het stiekem.
Elders leren we dat het negeroog op de voorkant van de No Code-hoes behoort aan de beroemde en controversiële basketballer Dennis Rodman. Wist u dat? Nou, bij deze.

Al met al zullen de meeste mensen wel kunnen leven met het feit dat ze deze liedjes niet kennen. Maar ik voorspel dat er in de toekomst alleen maar meer mensen zullen bijkomen die Pearl Jam niet beoordelen op hun vroege succes of wat Kurt Cobain daarvan vond. Spittend door de discografie zullen die mensen ontdekken dat Pearl Jam een van de meest constant op hoog niveau staande bands van de laatste dertig jaar is. Als ze eenmaal fan of liefhebber zijn, zal ook een b-kantjesverzamelaar interessant zijn, en door Lost Dogs zullen ze niet worden teleurgesteld. Mensen die nu al Pearl Jam kunnen waarderen raad ik hierbij aan deze plaat blind in huis te halen.
Gek genoeg zijn er trouwens nog aardige b-kantjes van Pearl Jam die de plaat niet hebben gehaald, Leatherman komt als eerste in me op als voorbeeld. Het ontbreken van de twee Merkinball-tracks is zelfs onvergeeflijk te noemen.

Waarschijnlijk ligt dat aan zakelijke blabla, of anders aan die achterlijke democratie. Nou ja, laat ze maar, die jongens van Pearl Jam. Met Backspacer hebben ze onlangs laten zien dat ze over een mindere periode heen kunnen komen, en het zijn ook zulke aardige jongens. Ze maken zich echt druk om de oceaan, de politiek, en het wapenbezit in Amerika. Wist u dat? Nou, bij deze.

Pearl Jam - No Code (1996)

4,5
'If he only knew now, what he knew then'

Zal altijd een bijzonder plekje in mijn hart hebben, want de eerste Pearl Jam plaat die ik kocht bij de release (ik was ten tijde van Vitalogy nog iets te jong om zelf al cd’s te kopen).

Ik vond het toen echt een meesterwerk, draaide dusdanig grijs dat het kartonnen hoesje nu in twee stukken ligt, en het blijft eigenlijk tot de dag van vandaag mijn favoriete plaat van de band. Tot woede van de jonge Sandokan werd No Code door in meeste recensies afgedaan als verder bewijs voor de teloorgang van Pearl Jam na hun succesvolle debuut. De band zelf nam later ook enige afstand van de plaat: ze vonden dat ze er te weinig tijd voor hadden genomen, en te weinig op één lijn zaten.

Kleurt jeugdsentiment mijn beoordelingsvermogen? Zou kunnen, al kom ik, op deze site en elders, steeds meer mensen tegen die, net als ik, juist de meer experimentele periode van Pearl jam uit midden jaren negentig waarderen. En terwijl ik genoeg muzikale jeugdzondes heb waar ik liever niet aan herinnerd word, draai ik No Code nog altijd geregeld, en graag.

Het is een plaat die alle kanten uitvliegt, en vooral door de invloed van nieuwe drummer Jack Irons staan er een paar echt weirde dingen op. Het meeste is echter wel te behapstukken, met de wijsheid van nu: gewoon fijne liedjes met een lekker gruizig randje, zoals Pearl Jam ze het beste maakt.


'Sometimes'
Een ingetogen opener, dat is iets dat we nog niet hadden gezien op een Pearl Jam-plaat. Sterker nog: dit is misschien wel het meest verstilde liedje dat Pearl Jam tot dan toe aan plaat had toevertrouwd. Niet een voorbeeld van de stormachtige passie waar de band in uitblinkt, maar inclusief de zachte geluiden van onweer in de achtergrond van de mix, impliceert het een moment van reflectie tussen twee stormen in. Bescheiden juweeltje in hun oeuvre.

'Hail, Hail'
De beslissing om dit nummer de speakers uit te laten blazen terwijl het outro van ‘Sometimes’ nog bezig is, is een geinig schrikmomentje. 'Hail, Hail' is de lastige tweede single (zeker na 'Who You Are'), een rechttoe-rechtaan rocker die nooit écht veel liefde heeft ontvangen van pers en publiek. Desondanks heb ik het eigenlijk altijd wel een sterk nummer gevonden: de wanhoop in Vedders stem klinkt urgent en oprecht, en het refrein is behoorlijk catchy. Behoorlijk heet samenspel tussen gitaren en ritmesectie ook nog, vooral tegen het einde.

'Who You Are'
De hele band wordt buiten hun comfort zone gebeukt door een Indrukwekkend Aziatisch ritme van nieuwe drummer Jack Irons. De gitaristen pakken hun momentje, door mee te bouwen aan één van de meest unieke sonische ervaringen in het Pearl Jam-canon. Eddie Vedder gooit helaas een beetje roet in het eten, zijn (al dan niet ironische) pogingen tot goeroe-wijsheid slaan een beetje dood: ‘Stop light/ plays its part/ So I would say/ you’ve got a part/ What’s your part/ who you are/ you are who/ who you are.’ Ehm, juist. Tekst negeren en lekker genieten van de eclectische muziek. Gekozen als leadsingle van het album, wat een eh… interessante keuze is.

'In My Tree'
Opnieuw een hoofdrol voor Jack Irons, die van continent wisselt en nu meer inspiratie haalt uit Afrikaanse ritmiek. Vedder blijft nu gelukkig dichter bij zichzelf met een dromerige tekst waarin hij letterlijk de hoogte opzoekt en, in een waanzinnige climax, zijn onschuld terugvindt. Gossard helpt met een glansrol het nummer naar grote hoogte op te stuwen. ‘In My Tree’ krijgt veel te weinig erkenning als een van de beste nummers van Pearl Jam.

'Smile'
Tussen Vitalogy en No Code werkte Pearl Jam als studioband voor Neil Young op diens halfgeslaagde plaat Mirror Ball (1995). Dit is het meest Neil-achtige nummer van de plaat, een redelijk voorspelbare bluesrocker die dankzij de harmonie tussen de huilende gitaren en orgels, en de snik in Vedders stem, toch redelijk dicht de perfectie benadert.

'Off he Goes'
Een ballad over een ontwortelde vrijbuiter (Vedder zelf), vaak genoemd als het beste nummer van het album. Ook als derde single uitgebracht, maar wellicht te subtiel om een hit mee te scoren. Mooie, verhalende song van Vedder die subliem door zijn melodie heen beweegt zonder ooit een goedkope meezinger te worden. De rest van de band kleurt net zo goed in met fluwelen handschoenen. Pareltje.

'Habit'
Van zijn gevoelige akoestische kant gaat Vedder naar zijn punk-kant om de drugscultuur van de jaren negentig te bewenen. ‘Habit’ blijft een beetje te stug en eenvormig om echt indruk te maken, ondanks dat de band duidelijk geniet van het fijne ragmomentje (vooral Irons doet het tof).

'Red Mosquito'
Omineuze, hallucinante tekst, prachtige opbouw, schitterend Hendrix-achtig gitaarwerk (vooral van McCready): dit nummer, kennelijk geïnspireerd door een moment dat Vedder tijdens een concert door een griepaanval werd geveld, is al vanaf het intro een hoogtepunt, en dan moet de sublieme coda nog komen. Geldt als een bescheiden klassieker in het oeuvre van de band en wordt nog steeds geregeld live gespeeld. Volledig terecht.

'Lukin'
Punkbassist Matt Lukin (The Melvins, Mudhoney) maakte er een gewoonte van Vedder te pesten met het feit dat de songs van Pearl Jam te lang waren. Eddie neemt hier zijn advies ten harte met een krappe minuut pokkeherrie. Vaak aangehaald als voorbeeld van hoe Pearl Jam de weg kwijt was, en twee tracks na het vergelijkbare ‘Habit’ is het lastig dit nummer op waarde te schatten. Weet dan wel dat Vedder bij Lukin rondhing, omdat hij zich in zijn eigen huis niet meer veilig voelde, vanwege een serieus probleem met een stalker. Wie onbevooroordeeld luistert, hoort de stress en de paranoia in Vedders stem, en gaat een beetje begrijpen dat het klagen over roem door hem, Kurt Cobain en anderen destijds niet alléén maar jankerigheid was.

'Present Tense'
Waarschijnlijk de track die het meeste aanspraak maakt op de titel ‘beste liedje van het album’, een track van bijna zes minuten die verstild begint (met een lichtelijk pompeuze Vedder die zich laat inspireren door een boom die met zijn takken naar het licht reikt), en langzaam in volume en passie groeit. Het meeste gif zit weer in de coda. De vaak met verslaving worstelende Mike McCready draagt niet altijd veel composities bij aan de albums van Pearl Jam, maar hij heeft een paar echte juweeltjes op zijn naam staan: dit is er eentje.

'Mankind'
Het nummer dat misschien het vaakst wordt genoemd als voorbeeld van waarom deze plaat minder geslaagd is. En ja, Stone Gossard, als het succes van je bandje zo erg samenhangt met de vocale kwaliteiten van je leadzanger, dan is het wel gewaagd om je eigen liedjes in te gaan zingen. Het zegt misschien ook wat over de verziekte verhoudingen in de band op dat moment. Toch vind ik het, nou ja, best een tof liedje. Nee, Gossard is geen Vedder, en zijn rijmspelletjes in de tekst zijn een beetje onnozel, maar verder is het gewoon een lekker energieke rocker met een makkelijk mee te zingen refrein. En als de diversiteit op deze plaat ook een kwaliteit genoemd mag worden, dan is dit nummer daar óók een voorbeeld van.

'I’m Open'
Helaas gaat de plaat een beetje als een nachtkaars uit. I’m Open was misschien op een andere plek beter tot zijn recht gekomen. De combinatie tussen spoken word en een kwelend refrein heb ik altijd wel aandoenlijk gevonden, maar het totaalplaatje is net te pover om echt indruk te maken, en…

'Around The Bend'
…hetzelfde geldt eigenlijk voor ’Around the Bend’, een slaapliedje met een paar fraaie kanten (een mooie zalvende zangmelodie van Vedder, prettig pianowerk van Gossard, fijne, authentieke productie), maar net te weinig dynamiek en spanning om de volle vierenhalve minuut te blijven boeien. Aardige afsluiter, meer niet helaas.

Pearl Jam - Pearl Jam (2006)

3,5
'Seeing visions, or falling up somehow'

Werd indertijd door veel critici en kopers ontvangen als een soort creatieve wederopstanding, hoewel een echte hitsingle ontbreekt. Zelf liet ik ‘de Avocado’ toen aan me voorbij gaan. Na twee matige platen was Pearl Jam mijn interesse een beetje verloren, en het nogal schreeuwerige begin van het album maakte me niet direct enthousiast. Het was tot voor kort zelfs de enige studioplaat van Pearl Jam waar nog geen stem van mij bij stond.

Bij nadere beschouwing vind ik de plaat beter dan ik vreesde. De band kiest ervoor het experiment en de democratie grotendeels achterwege te laten, en zich te concentreren op waar ze goed in zijn. Het begin is vooral manische punkrock, daarna volgt midtempo, en aan het einde van de plaat wordt van dik hout de meest emotionele planken gezaagd. De liedjes verrassen minder dan op vorige platen, in zowel positieve als negatieve zin, en soms staan er iets teveel gelijksoortige liedjes bij elkaar, waardoor de plaat haar balans dreigt te verliezen.

Desondanks, de formeel tweede titelloze plaat van Pearl Jam (op de oorspronkelijke persingen van Vs. (1993) stond namelijk ook geen titel afgedrukt) is bij vlagen behoorlijk overtuigend, met een gepeperde band en een Vedder die uitstekend bij stem is. Zelf mis ik wat verrassing en subtiliteit, waardoor ik nu niet hoger kom dan 3,5*. Bij herbeluistering in de komende jaren zie ik dat nog wel groeien naar een krappe 4*.


‘Life Wasted’
Schreeuwerig begin dus, maar effectief is het wel, met een band die in topvorm klinkt en (nog belangrijker) een Eddie Vedder die de vermoeide kreuntoon van de laatste twee platen inruilt voor een giftige, scherpe snauw. Zonder een meesterwerk te worden is ‘Life Wasted’ een knallend startschot van het album, heerlijk om mee te blèren.

‘World Wide Suicide’
Solocompositie van Vedder, na de opener de tweede schreeuwerige rocker op rij. Als single wist het me toen niet te boeien, maar ik moet zeggen dat het de veertien tussenliggende jaren behoorlijk goed heeft overleefd. Heerlijke groove, lekker vuige gitaarsound, catchy refrein, lekker chaotische break die eindigt met Vedder die zijn longen uitschreeuwt over de ritmesectie… Topsong eigenlijk, misschien zelfs wel de beste van het album.

‘Comatose’
En alweer de derde schreeuwerige rocker op rij. Op zichzelf hoeft ‘Comatose’ niet onder te doen voor de vorige twee, maar hij lijdt wel onder de plaatsing op dit album, op een moment dat de luisteraar begint te snakken naar een adempauze. Verder wel een lekker punkliedje, al dacht ik toen ik in het cd-boekje bij ‘music’ ziet staan ‘McCready/ Gossard’: Hoezo waren er twee mensen nodig om die muziek te schrijven?

‘Severed Hand’
Het tempo gaat iets omlaag, maar dan ook echt íets, voor de minst mooie solocompositie van Vedder op dit album. ‘Severed Hand’ moet het hebben van de dynamiek tussen de verschillende sferen waartussen het nummer schuift. Daarmee bedoel ik eigenlijk: echt een coherent liedje heb ik er nog niet in kunnen ontdekken. Tijdens de bridge wordt het een stuk beter, maar dan zit al twee derde van het nummer er alweer op.

‘Marker in the Sand’
De op deze plaat verrassend dominante Mike McCready inspireert met deze compositie Vedder eindelijk tot wat melodie. Het blijft vrij stevig en schreeuwerig (vooral de coupletten) maar het refrein is dan ineens zo warm en bijna-teder, dat het voelt als een warme douche na alle manie die voorafgaat. Omdat het -buiten dat refrein- niet héél veel te bieden heeft, had er ook best een minuutje vanaf geknipt kunnen worden, maar vooruit: fraai nummer.

‘Parachutes’
Een van de weinige composities van Stone Gossard is meteen ook de eerste echte ballad na vijf rockers. Inclusief aandoenlijke tekst van Vedder is het, als liedje, één van de mooiste dingen op het album. Toch wordt het tingel-tangel geluid, op het laatst pas ingekleurd met extra gitaren en toetsen, wel al snel een beetje irritant. Een groter probleem is dat het nummer absoluut niet past bij de stem van Vedder, die hier soms uitermate vals zingt. Een potentiële toekomstige wereldhit voor iemand anders.

‘Unemployable’
Matt Cameron levert zijn enige compositorische bijdrage, in samenwerking met McCready, en de combinatie van schimmige gitaarlijnen en hoekige ritmes is redelijk typerend. Desondanks typisch zo’n albumtrack waarbij je naar vijftien keer luisteren denkt: hé, dit is best gaaf! Niet al te toegankelijk, maar wel één van de liedjes van de avocado die het vaakst spontaan opduikt in mijn hoofd.

‘Big Wave’
Bassist Jeff Ament componeert deze bescheiden bijdrage aan het album. Er wordt niet te moeilijk gedaan met dit gruizige punknummer, met een tekst van Vedder over oceanen en zo. Lijdt ook weer onder een beetje een overdaad aan schreeuwerige punknummers op dit album, maar verder een lekkere rocker.

‘Gone’
Het volgende hoofdstuk in Vedders nooit verschenen conceptalbum over de fantastische roadtrip van het buitenechtelijke kind van Bruce Springsteen en een berggeit? Maar even serieus, een duidelijke fanfavoriet, derde single en het begin van het meer ingetogen einde van de plaat. Ik vind het er wel érg dik bovenop liggen (zelfs voor Pearl Jam-begrippen) en Vedder lijkt het refrein ter plekke te verzinnen (‘Gooone, ummwurr-GOOONE this time yeah, HEYA OOOOWWW’), maar goed: het raakt je wel.

‘Life Wasted (reprise)’
Dat je makkelijk thematische samenhang op je album kan suggereren door tegen het einde een reprise te doen van een eerder liedje, wisten de Beatles natuurlijk al. Dit is daar weer een aardig voorbeeld van.

‘Army Reserve’
Vedder schreef de tekst samen met toenmalig gevangene Damian Echols van de ‘West Memphis Three’, een moordzaak die symbolisch werd voor bepaalde kritiek op het Amerikaanse rechtssysteem. Jeff Ament schreef de muziek. Zijn typisch horizontale, stugge stijl van componeren heb ik in deze recensies een aantal keren bekritiseerd, maar hier zal ik het niet doen: ongemakkelijk schurend, oprecht uitdagend en stormachtig in het refrein. Op een plaat waar vaak toch wat weinig risico’s worden genomen, is ‘Army Reserve’ één van de weinige nummers die écht wat toevoegen aan het oeuvre van de band.

‘Come Back’
De plaat eindigt met twee ingetogen nummers, waarvoor Vedder en McCready samen de muziek schreven. ‘Come Back’ slaagt erin van nóg dikker hout planken te zagen dan op ‘Gone’, en soms voelt het op deze bluesballad alsof er een recordpoging ‘gemeenplaatsen noemen’ wordt gedaan. En toch, de sentimentele snikken in het liedje treffen allemaal doel, en als Vedder in de coda smeekt ‘I’ll be here/ come back! / come back!’, is het lastig om geen brok in je keel te krijgen. Kut-Eddie.

‘Inside Job’
Na ruim vijftien jaar Pearl Jam het eerste nummer met een tekst van gitarist Mike McCready, althans voor zover mij bekend. Het werd niet overal even goed ontvangen, maar zoals ik al eerder bij een tekst van Gossard opmerkte: na alle pathetiek waar we Vedder mee laten wegkomen, moeten we anderen misschien ook wat gunnen. Dat neemt niet weg dat 'Inside Job' wat te sentimenteel en cliché is om echt boven de middelmaat uit te komen, en bovendien zeker twee minuten te lang duurt.

Pearl Jam - Riot Act (2002)

3,0
Haha thanks little lion man. Geen zorgen hoor, ze staan allemaal klaar.


‘Now it’s tomorrow and everything has changed.’

De eerste Pearl Jam-plaat van ná ‘11 september’ en met George W. Bush als president, en ook de plaat waarop het drama van Roskilde wordt verwerkt (tijdens een optreden op het Deense festival in 2000 werden negen fans doodgedrukt). Tragisch als de tijden waren, zijn politieke woede en worstelingen met hun status als grote rockband natuurlijk geen nieuw terrein voor de band, en eerlijk gezegd hebben ze daar weleens met meer geestdrift over gezongen dan op Riot Act.

Net als op de voorganger, lijkt Pearl Jam nog steeds zoekende naar wat ze in de 21e eeuw willen zijn, en iets te veel open te staan voor elkaars minder goede ideeën. Bassist Jeff Ament en drummer Matt Cameron leveren naar verhouding veel composities, en de gitaristen wat minder. Misschien mede daardoor staan er relatief meer ontoegankelijke, a-melodieuze, en soms gewoon minder sterke composities op de plaat.

Aan de andere kant is de productie (door oud-Soundgarden producer Adam Kasper) een stukje beter, en staan er, in tegenstelling tot op Binaural, wel een paar écht ouderwetse krakers op de plaat. Eddie Vedder neemt voor het eerst zijn surfmaatje Boom Gaspar (keyboards) mee de studio in, en ook dat zorgt soms voor een fraaie nieuwe dimensie in het bandgeluid.


‘Can't Keep’
Opener waarop de band veel van haar kwaliteiten toont: de gitaren sidderen psychedelisch, de ritmesectie bouwt en breekt als golven in de branding, Vedder put zich uit in surfmetaforen en klinkt zowel spiritueel als levensmoe. Helemaal niet onaardig, al heb ik als fan wel steeds de indruk dat de band dit wel vaker en beter gedaan heeft. Volgens mij ook het enige nummer van Pearl Jam dat door Vedder voor een soloalbum opnieuw zou worden opgenomen (Ukelele Songs), maar geef mij deze versie maar.

‘Save You’
Het soort garagepunk waar de band zich na Vs. in ging specialiseren. Vedder klinkt een beetje zelfingenomen, maar ook wel authentiek, al had het nummer wel een iets energieke performance verdiend. De band speelt lekker, maar doet niets wat ongehoord is in de rockgeschiedenis. Middelmaat.

‘Love Boat Captain’
Toetsenist Boom Gasper speelt een hoofdrol én krijgt een composer credit. Gemeenplaatsen van John Lennon daargelaten, een prachtig liedje waarin Vedder zich afvraagt of de liefde écht alle pijn en zinloosheid de moeite waard maakt. Daarmee bedoelt hij ook de slachtoffers van Roskilde, hier aangehaald in een strofe die moeilijk is zonder kippenvel aan te horen: ‘Lost nine friends we’ll never know/ two years ago today/ If our lives became too long/ would it add to our regret?’ De vermoeide toon van Vedder, een euvel in deze fase van zijn carrière, werkt hier, apart genoeg, in zijn voordeel.

‘Cropduster’
Na drie vrij goede nummers komt nu dit, een compositie van Matt Cameron waar lastig een liedje in valt te ontdekken. Ondanks de gedrevenheid van de band (vooral Cameron zelf, en Jeff Ament) wil het dan toch niet echt memorabel worden, al is de coda wel bijzonder lekker gedaan.

‘Ghost’
Bijna geheel een solocompositie van Ament, wat altijd oppassen geblazen is. Dit is ‘m helaas weer niet, inspiratieloos gerag op de gitaar met een suffe zanglijn. De halfslachtigheid valt nog extra op, geplaatst na het ook al vrij a-melodieuze ‘Cropduster’.

‘I Am Mine’
Het is aan componist Vedder om weer redding te brengen na de dip, en dat doet hij dan direct met het beste nummer van het album. Zoals gezegd, de hoogtepunten op deze plaat klinken vooral heel erg als Pearl Jam: stormachtig rinkelende gitaren, pathetische teksten, enz., maar van mij mag de band nog wel duizend van dit soort liedjes schrijven.

‘Thumbing My Way’
Vedder als zeurderige Springsteen-kloon. Het kan werken als het liedje ook memorabel is. ‘Thumbing My Way’ is niet zonder schoonheid, maar zakt zo comfortabel weg in zijn eigen vanillesmaak-melancholie dat het resultaat toch vooral slaapverwekkend is.

‘You Are’
Alweer een compositie van de -op deze plaat- vrij dominante Cameron. De combinatie tussen een monotoon beukende groove, schimmig gitaarwerk en een afwisselend mompelende en kwelende Eddie Vedder doen het geheel meer klinken als een té lang uitgerekte drumbreak dan een volledig uitgedacht liedje. Toch: de sound is wel gaaf, en het is in ieder geval weer eens wat anders…

‘Get Right’
Weer Cameron, die voor dit nummer zelfs de tekst schreef. Die neurotische gitaarlijntjes en niet-harmonieuze zang hebben op zich potentie. Als iemand met Cameron was gaan zitten om een echt refrein te schrijven was het misschien iets geworden. Nu vind ik het één van de minst memorabele songs uit het oeuvre van Pearl Jam, eerlijk gezegd.

‘Green Disease’
Solocompositie van Vedder, die de plaat qua songwriting trouwens echt wel redt. Ook dit is een rockertje van minder dan drie minuten, maar nu met een echte zanglijn. Voor wat het waard is, want héél veel variatie zit er nou ook weer niet in. Toch makkelijk een van de betere nummers van Riot Act, die misschien nog beter was geworden als Vedder in betere doen was geweest als vocalist.

‘Help Help’
Solocompositie van Ament, zoals eerder gezegd altijd een risico op Pearl Jam-platen. Dit is geen positieve uitzondering, helaas. Puur muzikaal heeft Ament wel eens slechtere nummers geschreven, maar dit gezemel van drieënhalve minuut, met een badinerende boodschap en een niet-passende kopstem van Vedder, is eigenlijk het stomste nummer van het album.

‘Bu$hleaguer’
Nogal onsubtiele schop richting de toenmalige president George W. Bush. Nu sowieso gedateerd, maar deze spoken word-poëzie was toendertijd ook al geen Dylan. Het refrein maakt nog wel een hoop goed, als Vedder op een spannende manier met zichzelf harmonieert (‘I remember when you sang/ that song about today...’). Het voelt als een oase in een zee van houterigheid.

‘½ Full’
Ament revancheert zich een beetje met deze compositie (tekst van Vedder, die hier schaamteloos refereert aan een eerder nummer van hemzelf (‘Porch’)). Een bluesy rocker met een lekker stevig refrein. Bij vlagen stroef gitaarwerk (McCready’s solo voelt halfbakken) en een wat te makkelijke dosis engagement in de tekst (‘Won’t someone saaaave the world’) houdt het liedje toch weg uit de a-klasse van Pearl Jam-nummers, en weer blijf ik met het gevoel zitten dat de band met íets meer aandacht en zelfkritiek meer met dit idee had kunnen doen.

‘Arc’
Pseudo-tribaal gekweel van Vedder waarvan het nut me verder een beetje ontgaat in deze fase van de plaat, maar het doet verder geen pijn aan de oren of zo.

‘All or None’
Grotendeels geschreven door Stone Gossard, die op deze plaat verder geen compositorische hoofdrol speelt. Helaas geeft hij het album geen echte kraker als afsluiter: het is typerend voor het soort slaapliedjes waar Pearl Jam hun platen graag mee eindigt, en is vanuit die invalshoek niet al te beroerd, maar daar is alles wel mee gezegd. De nogal catatonische sfeer is helaas (imho) kenmerkend voor het probleem met Pearl Jam in deze fase.

Pearl Jam - Ten (1991)

4,0
Oké, aangezien er weer een nieuwe plaat aankomt, was ik weer een beetje in mijn oude Pearl Jam-albums gedoken. Eerst was het vooral de bedoeling om een beoordeling te geven aan het enige album waar ik nog geen stem had staan (de Avocado). Toen werd het mijn doel om alsnog iets te schrijven bij alle albums waar geen recensie van me stond. Uiteindelijk werd het een Wordbestand van ruim 25 pagina's met track-by-track besprekingen van alle tien de studioplaten van de band tot dusver, en de verzamelaar Lost Dogs.

Ongetwijfeld alleen interessant voor mensen met te veel tijd en dezelfde obsessies als ik, maar aangezien we allemaal min of meer in quarantaine zitten en ik het schrijfwerk toch al heb gedaan, zal ik de komende dagen bij de albumpagina's de stukken plaatsen. Hier volgt de eerste:

***

'Hear my name, take a good look: this could be the day'

Het debuut dat als een schaduw over hun carrière zou hangen: later herinnerd als het nooit-meer-te overtreffen meesterwerk, indertijd juist afgedaan als commerciële uitverkoop.

Een uitgekiende marketingstunt was het allerminst: de gitarist (Stone Gossard) en bassist (Jeff Ament) stonden op het punt door te breken met een eerder bandje (Mother Love Bone) toen de zanger (Andrew Wood) stierf aan een overdosis. Ze maken een doorstart met hulp van een broze, verslavingsgevoelige gitarist (Mike McCready) en een vat vol jeugdtrauma’s (Eddie Vedder) als zanger.

Ten is, wat je er ook van vindt, een creatieve explosie. De plaat werd razendsnel opgenomen, een spasme van passie en frustraties die zich een weg naar buiten vochten. Alleen een debuut kan zo urgent zijn, en weinig debuten zijn zo urgent als deze. Het album heeft nog steeds een onmiskenbare magie, die bijna zijn gelijke niet kent.

Tegelijkertijd leunt de band nog wel héél erg op grote gebaren, gezwollen sentiment, en - vooral in sommige coupletten- spierkracht boven melodie. Later hebben ze veel meer eigenzinnige, meer authentieke muziek gemaakt, die altijd overschaduwd zou worden door de culturele impact van Ten. Dat blijft toch wel een beetje jammer, vind ik.


'Once'
Na een kort muzikaal intro dat later ‘Master/Slave’ werd genoemd, meteen het eerste voorbeeld van overdadigheid, een schreeuwerig nummer met te veel echo. Als dit geflirt met moordzucht in 2020 zou uitkomen, had Twitter moord en brand geschreeuwd, en misschien niet helemáál onterecht. Desondanks een sterk opgebouwde, krachtige opener, waarvan vooral de grommende bridge (‘Rrrmmbackstreet lover on the side of the road…’) nog steeds mijn nekharen overeind krijgt.

'Even Flow'
Meer gespierde riffs, en meer echo. Lijkt zich tijdens de sloganeske coupletten te ontwikkelen tot één van de minder memorabele nummers, maar bloeit in het refrein ineens helemaal open. Vrij goed nummer uiteindelijk, dat wel een beetje mazzelt met de zeitgeist waarin het werd gemaakt, en de plaat waarop ie terechtkwam.

'Alive'
Oorspronkelijk de grote hit van het album, en nog steeds een nummer waarop zoveel klopt dat je zelfs de wat slecht gedateerde freudiaanse bespiegelingen van Vedder voor lief neemt. Het monsterlijke riff en het epische refrein hebben de tand des tijds wel prima overleefd, maar tijdens de gitaarsolo van McCready gaat mijn denkbeeldige grungekapsel pas echt weer wapperen.

'Why Go'
De tekst van Vedder, over een meisje dat zonder goede reden door haar ouders in een instelling wordt opgesloten, is wel een van de betere op het album, buiten dat vind ik dit een wat schreeuwerig, stug nummer, één van de mindere van het debuut. Het is de eerste compositie van bassist Jeff Ament die we tegenkomen, zijn bijdragen aan het songboek van Pearl Jam zouden altijd wat wisselvallig blijven.

'Black'
Verscheen nooit op single maar heeft intussen ‘Alive’ ingehaald als hét Pearl Jam-anthem. En terecht: de door piano gedreven muziek van Stone Gossard (op dat moment de belangrijkste componist van de band) is al majestueus, en dan komen daar Vedders vocalen nog overheen: ‘All the love gone bad turned my world to black/ tattooed all I see, all that I am, all I'll ever be.’ Veel directer en aangrijpender wordt liefdesverdriet in muziek niet.

'Jeremy'
De tweede compositie van Ament is dan juist weer een echte klassieker, en niet alleen doordat het één van de weinige Pearl Jam-singles is met een fatsoenlijke videoclip. De koele funkrock en wat dik aangezette tekst weten het complexe onderwerp (een jongen die zelfmoord pleegt voor de klas) precies de juiste punch mee te geven. ‘Try to forget this/ try to erase this/ from the blackboard…’

'Oceans'
Surfer Eddie Vedder zou tijdens zijn loopbaan nog vaak in zijn teksten verwijzen naar het Grote Zoute, en de golven en stromingen waaraan dat onderhevig is, maar zelden zou het zo mooi zijn als hier. De eerste seconden zijn het fraaist, maar ook de verrassend hoge tonen in het refrein maken indruk. Meest sentimentele nummer van het album, misschien wel, maar Vedder gelóóft duidelijk oprecht dat ‘we’re all allowed/ to dream of the next time/ we touch…’

'Porch'
De enige solocompositie van Vedder hier zet de sterke lijn door: heerlijk intro, lekker heftig middenstuk, en bovendien iets wat sommige liedjes van Ten stiekem wel een beetje ontberen (en wat wordt gecamoufleerd door alle grote gebaren): een fantastisch refrein, waarbij wanhoop zowaar catchy wordt.

'Garden'
Na het geweldige middenstuk landt de plaat weer enigszins op aarde met het minst sterke nummer. ‘Garden’ moet het vooral hebben van het sfeervolle arpeggio-achtige gitaargepingel tijdens de coupletten. Ondanks zijn geweldige strot is Vedder hier het grootste probleem, met zijn irritante gebrom en tekst vol tegeltjeswijsheden. Een van de weinige momenten die oprecht het verwijt verdient dat Pearl Jam vaak onverdiend krijgt: gebakken lucht.

'Deep'
De band, zowel ritmesectie en gitaristen, stijgt boven zichzelf uit, en Eddie Vedder laat zich graag met de storm meevoeren. Puur melodieus gezien zijn er weleens betere liedjes geschreven, maar de rauwe intensiteit van ‘Deep’ doet me, vooral in vergelijking met de gladheid van veel rockbands in de 21e eeuw, afvragen of de recensenten die indertijd Pearl Jam als een stel commerciële strebers afdeden hun grungekapsels voor hun oren hadden hangen?

'Release'
Een nummer waar nogal verschillend over gedacht wordt onder Pearl Jam-fans. Wat langdradig en pathetisch is het zeker (pathetisch zelfs voor Pearl Jam-begrippen, bedoel ik), maar het lijkt me sterk dat er Pearl Jam fans zijn die het moment dat Vedder zingt: ‘I’ll wait up in the dark/ for you to speak to me/ I opened up/ release me…’ niet aangrijpend vinden. Waardige afsluiter, zij het dat ‘Master/Slave’ ook nog even mag komen opdraven.

Pearl Jam - Vitalogy (1994)

4,0
'Already cut-up and half dead'

Voor de band wellicht geen fijne plaat om te maken: Eddie Vedder rebelleerde tegen de platenbusiness en zijn eigen succes, en ging daarbij vaak over lijken, of liever gezegd: tegen de wensen van zijn medebandleden in. Gossard en Ament zagen hun invloed op het bandgeluid teruglopen en kregen daardoor moeite van opspelende ego’s. McCready’s verslavingsproblemen werden zo erg dat hij zich moest laten opnemen. Abbruzzese kon ook al niet meer met de rest opschieten, en werd kort na de opnames uit de band gekieperd.

Dus is het cliché waar, dat worstelingen de beste platen opleveren? Ja en nee. Vitalogy is een plaat van hoge bergen en… niet zozeer diepe dalen maar eerder rare moerassen, of zoiets. De sfeer en opbouw van de plaat zijn totaal uniek in hun oeuvre, en de band deinst er niet voor terug ook te laten horen hoe lelijk het leven en de jaren negentig soms waren.
Andere tracks behoren tot hun beste en meest geliefde liedjes. Tegelijkertijd staan er ook nummers op die ik uit ‘thematisch’ oogpunt wel begrijp, maar die ik niet snel voor mijn plezier zal opzetten. Toch: net íets meer balans hierin, en Vitalogy was -met afstand- de beste plaat van Pearl Jam geworden.

Last Exit
Co-componist Abbruzzese zou een paar maanden na de opnames ontslagen worden, maar dit is alweer de tweede albumopener waar hij een flinke hand in heeft. Minder een anthem dan ‘Go’ dat was op de vorige plaat, is deze wellicht muzikaal interessanter, met zijn bijna teutonische ritme, helse gitaren en onverwacht grootse en melodieuze refrein. Een nummer met één been in de hel, en één op een surfbord, of zo.

Spin the Black Circle
Een nummer over vinyl. Of misschien ook over verslaving? Of liefdesverdriet? Een van Pearl Jams meest pure punknummers, dat in ieder geval een nuttige rol speelt tussen ‘Last Exit’ en ‘Not For You’. Even strak als chaotisch en daarmee verrassend catchy ook nog. Het was de eerste single van het album, en gaf voer aan de ‘Pearl Jam is de weg kwijt’-verhalen. Een aantal jaar verder kunnen we het gewoon op waarde schatten als een lekker felle maar wel wat lompe rocker, al is het wel een bizarre singlekeuze, ja.

Not For You
De eerste solocompositie van Vedder duurt bijna zes minuten, en dat is wel echt aan de lange kant. Buiten dat een van de meest iconische nummers van de plaat, waarop Vedder snauwend uitvaart tegen de nepheid van de muziekwereld en de verheerlijking/ commercialisering van de jeugdcultuur. In plaats van het jankerige dat sommige songs op Vs. toch een beetje hadden, klinkt dit als een trotse intentieverklaring, en een behoorlijk overtuigende.

Tremor Christ
Een van de meest aparte nummers van Pearl Jam, en dat bedoel ik in dit geval positief. Dromerige, verheven zang van Vedder boven muziek van Ament en McCready die dwars en hoekig klinkt, maar ook een ongrijpbare zweverigheid heeft die me helemaal meevoert. Heeft weinig meer met de grote gebaren van Ten te maken, maar is minstens net zo aangrijpend. Onderbelicht pareltje.

Nothingman
Sfeervolle ballad over diepe spijt, ingekleurd door steel- en akoestische gitaren, een rustpunt dat het album eigenlijk niet echt nodig heeft. Of misschien wel, en is de muziek gewoon te statisch om vierenhalve minuut te blijven boeien. Hoe dan ook, ik heb dit altijd een fraai, maar ook wel een tikkeltje saai nummer gevonden.

Whipping
Eddie Vedder, wereldberoemd als zanger van grootse rockanthems, zou eigenlijk liever een warse punker zijn. Dat ga je althans denken als je zijn bijdragen aan het songboek van de band ziet: verdacht veel van dit soort rauwdouwers. Echt een geweldig nummer kun je dit niet noemen, maar net zoals vaker in deze fase van hun carrière, weten ze zich er met passie en strakheid doorheen te bluffen.

Pry, to
Een korte jam met een kwelende Vedder, aangenaam rustpuntje tussen twee rockers en effectieve intro van…

Corduroy
Naar mijn mening zo ongeveer het allerbeste nummer van Pearl Jam. Geweldig liedje dat beweegt van spanningsopbouw tot climax en weer terug, in een oceaan van heerlijk gitaarwerk en strakke drumroffels. Absolute ster is Vedder zelf, die het liedje niet alleen schreef maar ook zijn hart uit zijn lijf zingt. Kwaad, gespannen en bitter, maar met een open hart en een rechte rug vertelt hij de wereld wat hij écht op zijn hart heeft. Pak aan, wereld! Hij zou nog veel goede nummers schrijven, maar dit niveau van urgentie zou hij niet vaak meer bereiken.

Bugs
Na het beste nummer van Pearl Jam komt misschien het meest irritante. Pathetisch zemelende pseudo-waanzin van Vedder, met buiten zijn stem alleen een behoorlijk lelijke accordeonpartij. Past goed bij de intensiteit van de plaat? Misschien. Fijn om te horen? Nou nee.

Satan’s Bed
Een vrij eentonig rockriff van Stone Gossard wordt niet bepaald gered door een schreeuwerige Vedder. Wel met passie gebracht en ook weer niet verschrikkelijk slecht, maar na de lelijkheid van Bugs is het net te veel corrosief materiaal na elkaar. Des te groter is dan wel weer de impact van…

Better Man
Waarschijnlijk het meest beroemde en geliefde nummer van de plaat. Solocompositie van Vedder, meegenomen uit een vorige band. De band vond het nummer te cliché om het op de plaat te zetten, en werden kennelijk overtuigd door producer O’Brien. Met zijn licht sentimentele toon van tekst en muziek is het precies het soort ‘grunge’-ballad dat vriend en vijand verwachtte van Pearl Jam, vandaar waarschijnlijk hun weerstand. Maar kwaliteit is kwaliteit, moet O’Brien gedacht hebben, en gelijk heeft hij. Mooi opgebouwd aanstekers-in-de-lucht momentje.

Aya Davanita
Of deze poging tot ‘tribal’-muziek gepast is, is een discussie voor een ander forum. Dat deze saaie instrumental door mij als kiespijn gemist kan worden op deze plaat, lijkt me voor nu voldoende.

Immortality
Wellicht impliciet geschreven over Kurt Cobain, die tijdens de opnames zelfmoord pleegde. Hij en Eddie Vedder waren vrienden maar tot op bepaalde hoogte ook muzikale tegenpolen, eigenlijk de yin en yang van de grunge-hype. Of het klopt dat dit nummer Vedders commentaar is op de zelfmoord, is lastig te bepalen, want aan de tekst is geen touw vast te knopen. Het maakt de rauwe emotie niet minder roerend: ‘Cannot stop the thought/ running in the dark/ Coming up a which way sign/ all good truants must decide…’ Onmogelijk te luisteren zonder een dikke brok in mijn keel. Deze lichtelijk naar country neigende ballad hoeft alleen ‘Corduroy’ voor te laten gaan als albumhoogtepunt.

Hey Foxymop, etc.
Vond ik indertijd behoorlijk experimenteel en beangstigend. Nu ik het jaren later terug luister, met een wat breder referentiekader, valt het me eigenlijk nog wel mee. De band kloot wat aan, begeleid met akelige loops van uitspraken van psychiatrische patiënten. Lichtelijk dweperig, maar goed, dat is ook Pearl Jam. Voor een getroebleerde plaat als Vitalogy is het best een passende afsluiter, hoewel ik het nog steeds niet voor mijn plezier zou opzetten.

Pearl Jam - Vs. (1993)

4,0
'The shades go down, it’s in her head'

Was ooit mijn favoriete plaat van Pearl Jam, maar is blijkbaar later door mij op 3,5* gezet. Misschien was de verveling toegeslagen? Bij herbeluistering zou ik toch weer minimaal 4* geven.

In alle opzichten een waardige opvolger van het debuut. De grote gebaren en sloganeske refreinen worden (grotendeels) vervangen voor vuige funkrock en echte melodieën (soms zelfs tegelijkertijd). Het aansteker-in-de-lucht-gehalte is wellicht wat minder, maar de strakke ritmes en scherpe randjes doen de band goed.

Het suf getoerde Pearl Jam klinkt als een klok (uitstekend gemixt door nieuwe producer Brendan O’ Brien) en Vedder, steeds meer in de knoop met zijn nieuwe status als rockster, komt tot sommige van zijn meest aangrijpende momenten als vocalist.

'Go'
Dave Abbruzzese was alweer de derde drummer van Pearl Jam sinds hun oprichting, en ook hij zou het niet heel lang uithouden. Jammer? Ja, best wel, want hoewel het blijkbaar niet echt boterde tussen hem en met name Vedder, bracht Abbruzzese niet alleen een geweldige energie in het bandgeluid, hij schreef ook grotendeels de muziek voor -naar mijn mening- misschien wel de beste plaatopener van Pearl jam. Scheurende riffs en een manische Vedder doen de rest. Zelden is een rockplaat met zo’n oerschreeuw begonnen. Na al die jaren nog steeds kippenvel tot de laatste roffel van Abbruzzese.

'Animal'
Vedder impliceerde destijds dat dit nummer zo’n verschrikkelijk onderwerp had, dat hij er niet eens over wilde praten. De intensiteit van ‘Go’ wordt echter nét niet gehaald, maar een strakke band (weer met uitblinkende Abbruzzese) houdt het tempo er lekker in, en er wordt afgeklokt voordat je gaat vermoeden dat er veel geschreeuwd wordt, en weinig wol gesponnen.

'Daughter'
Ineens duiken we in de semi-akoestische sferen. Met zijn gevoelige arrangement, aandoenlijke tekst over mishandeling, en sterke refrein is ‘Daughter’ een duidelijke publieksfavoriet, één van de weinige liedjes die zich qua populariteit kan meten met de grootste hits van Ten. Terecht, al vind ik vier minuten misschien nét te lang om te blijven boeien over de koptelefoon.

'Glorified G'
En bam, we zijn alweer terug in de ronkende funkrock. Ironisch genoeg een soort ‘diss’ naar Abbruzzese: Vedder schreef de tekst nadat de drummer toegaf een geweer te bezitten (of eigenlijk twee).
Wat je ook van het wapendebat in Amerika vindt: echt sympathiek is het niet om een nummer te maken over dat je drummer een domme lul is. Desondanks mooi gitaarwerk, al is de meerwaarde beperkt, zo kort na de wervelstorm van de eerste twee tracks.

'Dissident'
De troostprijs voor mensen die hadden gehoopt op een tweede Ten. Het met vergelijkbare grote gebaren opgezette ‘Dissident’ kan zich best meten met de beste tracks op het debuut, met zijn geweldige melodie, vol passie gezongen door Vedder, en glansrol voor Mike McCready. Gek genoeg formeel gezien hun grootste hit in Nederland, al kwam dat vooral doordat er drie verschillende uitgaven op de markt kwamen met elk hun eigen bonustracks (ordinaire geldwolverij, hoewel te betwijfelen is of de band iets te maken had met die beslissing).

'W.M.A.'
Ja, ruim een kwarteeuw later komt de identificatie van Vedder met zijn zwarte ‘brothers’ een beetje aanmatigend over (om niet te spreken van die Afrikaanse drumritmes), maar goed: hoe veel andere witte rockbands van dit kaliber zongen in 1993 over politiegeweld tegen zwarten? Belangrijker is dat 'W.M.A.' eigenlijk nog steeds een geweldig nummer is, met een climax waarbij ik het moeilijk vind niet door de kamer te gaan stuiteren. Ze hebben daarna weinig gemaakt wat hiermee te vergelijken is.

'Blood'
Toe maar Eddie, gooi het eruit. De zanger schreeuwt al zijn frustratie eruit over… doorbreken als rockartiest? Hoe dan ook, als liedje geen hoogvlieger, maar de passie komt wel over en binnen drie minuten is het ook weer voorbij.

'Rearviewmirror'
Ik kan er grapjes over maken (zie vorige track), maar de waarheid is wel dat Vedder er tijdens het maken van deze plaat flink doorheen zat. De verafgoding en de kritiek die in vloedgolven over hem heen spoelden na het megasucces van Ten eisten hun tol op de jonge Vedder. Beter dan op het schreeuwerige ‘Blood’ laat hij hier horen wat er in hem omging, een solocompositie die overkookt van de pijn en spanning, met een tekst die onbeschaamd suïcidaal is. Later noemden ze zelfs hun ‘Best Of’ naar deze track . Hoort ook zeker thuis op elke Pearl Jam-verzamelaar.

'Rats'
Wordt gek genoeg zelden genoemd als favoriet Pearl Jam nummer, wellicht doordat het de ondankbare taak heeft direct na het monumentale ‘Rearviewmirror’ te komen. Desondanks zet ‘Rats’ de sterke lijn van het album door, met stevig, funky spel, monsterlijke gitaarriffs, een gepassioneerde Vedder, een catchy refrein en een fijne climax, waarin, gek genoeg, Michael Jackson wordt geciteerd (!).

'Elderly Woman Behind the Counter in a Small Town'
Het rustigste nummer van de plaat, een akoestisch intermezzo dat de plaat goed kan gebruiken. Dat, en Vedders fijne, oprecht klinkende bromstem, laten het liedje wat beter lijken dan het in feite is, namelijk een redelijk sentimenteel niemendalletje met een refrein dat erin slaagt toch te gaan vervelen, hoewel het liedje maar drie minuten duurt.

'Leash'
We gaan weer raggen, maar Vedders passie en het retestrakke spel van de band (eigenlijk twee grote troeven van deze plaat) kunnen niet verhullen dat hier inhoudelijk toch wel erg weinig gebeurt. Minste nummer van de plaat?

'Indifference'
‘I’ll swallow poison/ until I grow immune/ I will scream my lungs out/ ‘till it fills this room’. Na al die jaren nog steeds lastig om naar te luisteren zonder een brok in mijn keel, hoe diep Vedder hier ook kukelt in de afgrond van het pathetische. Als zwartgallige puber had ik stukken van deze tekst op mijn slaapkamermuur gekalkt. Ik haalde daar veel troost uit, maar het moet mijn ouders zorgen gebaard hebben. Sorry, ma.

Pearl Jam - Yield (1998)

4,0
‘No longer overwhelmed, and it feels so simple now’

Misschien wel de meest democratische plaat van Pearl Jam, waarbij Eddie Vedder zijn ego een beetje onder controle houdt, en meer input toelaat van de anderen. Misschien ook daarom wat bedeesder dan de vorige twee platen, en al moet ik zeggen dat ik die persoonlijk iets beter vind, blijkt Pearl Jam in balans vaak tot fraaie dingen in staat.

Mede vanwege een paar sterke singles (en omdat de band uit zijn schulp kruipt en weer wat interviews gaat doen) doet de plaat het commercieel en kritisch ook beter dan zijn voorganger. Geholpen door de sterke leadsingle ‘Given To Fly’ lijkt de mainstream de band langzaam te gaan accepteren voor wat ze zijn, en misschien ook vice versa.

Ruim twintig jaar later mag het eeuwige refrein ‘het lijkt niet op Ten’ sowieso wel onderhand verstomd zijn, en kunnen we Yield gewoon de credits geven als een van de meest coherente, gevarieerde, en ook een van de beste platen van Pearl Jam.


'Brain of J.'
Zet een traditie van sterke albumopeners voort. De eerste van drie uitstekende tracks op dit album waarvan de muziek werd geschreven door -een opvallend in de credits aanwezige- Mike McCready. Met stevig gitaarwerk, een uitzinnig refrein, een sterke, dynamische opbouw en een Eddie Vedder aan het randje van de waanzinnigheid, combineert het veel sterke kanten van Pearl Jam. Toptrack.

'Faithful'
Tweede sterke track door McCready en Vedder, gedragen song waar het contrast tussen de weemoedige coupletten en het stevige refrein de sterkste troef is. De golf van akkoorden waarmee het refrein zich aankondigt tilt de luisteraar naar grote hoogten zoals alleen Pearl Jam dat kan. Vedder klinkt naar het einde toe wel een beetje inspiratieloos, maar beschikt gelukkig over een stem waarmee het nauwelijks opvalt als hij onzin uitkraamt.

'No Way'
Tekst en muziek geschreven door Stone Gossard, maar in plaats van gitaren maken drums, bas en een unieke vocale performance van Eddie Vedder de dienst uit. Het klinkt bijna new wave-achtig: ‘I just need/ somewhere to be there for... me.’ Een nummer dat niet heel erg klinkt als Pearl Jam, en daarom weinig als favoriet genoemd wordt, maar wat een heerlijke track eigenlijk. De coda, als de gitaren het alsnog overnemen, is weer een echte climax in de beste traditie van de band.

'Given To Fly'
Fraaie eerste single, die voor het eerst in een paar jaar ook weer airplay wist . Later ontstond wel een mini-schandaaltje toen werd opgemerkt dat het nummer érg veel overeenkomsten vertoont met ‘Going to California’ van Led Zeppelin. Robert Plant en Jimmy Page hebben daar nooit moeilijk over gedaan, maar goed, die willen zelf ook niet aangeklaagd worden door de mensen van wie zíj alles hebben gestolen, natuurlijk. Verder een heerlijk nummer met (wederom) lieflijke coupletten en een stormachtig refrein, briljant gitaarwerk, en Vedder die vocaal in topvorm is. De enige andere kritiek die je kunt geven is op Vedders tekst, waarin hij in onhandige metaforen aangeeft hoe hij heeft leren omgaan met zijn status als rockster, en daarbij soms onbedoeld megalomaan klinkt. Maar goed, dat is Vedder.

'Wishlist'
Tweede single, en een nummer dat een behoorlijke populariteit heeft weten te behouden (zie ook de statistieken bij dit album). Zelf heb ik het altijd een beetje een saai nummer gevonden, eerlijk gezegd, alleen het fraaie gitaarwerk zorgt er na twee minuten nog voor dat ik me niet ga irriteren. Maar dat is dan ook wel héél mooi.

'Pilate'
Het goede nieuws: doordat de andere bandleden solocomposities bijdragen, wordt de sfeer een stuk beter. Het slechte nieuws: het eerste nummer op een Pearl Jam-album dat geheel door Jeff Ament is geschreven is een van de allergrootste stinkers van de band. Gaat helemaal nergens over: wazig couplet, slecht refrein, rare tekst. Had hooguit op een b-kantje thuisgehoord. Nou ja, voor de bandvrede dan maar.

'Do The Evolution'
Weer een nummer dat populair is geworden en gebleven, ook omdat het de eerste song van de band was sinds ‘Jeremy’ die werd voorzien van een videoclip, door Todd McFarlane. Ik zou de skipknop er niet voor indrukken, want het is een lekker vuige rocker al met al, maar ook wel een beetje te schreeuwerig, en de politieke woede voelt een beetje spastisch aan.

[Red dot]
Leuk knutselwerkje van Jack Irons, geinig tussendoortje.

'MFC'
Tekst en muziek door Vedder, die als componist niet echt uit de verf komt op deze plaat. ‘MFC’ is een aardig nummer, maar de toegankelijke melodie en het toffe gitaarwerk kunnen niet helemaal verhullen dat het refrein toch wel érg onnozel is.

'Low Light'
De tweede solocompositie van Jeff Ament is stúkken beter dan ‘Pilate’. De vlakke manier van componeren van Ament zorgt ervoor dat ik moeite heb om mijn aandacht er bijna vier minuten bij te houden, en Ament is (nog) geen tekstdichter die meteen in aanmerking komt voor een poëzieprijs. Toch heeft dit nummer iets ondoorgrondelijks, een bepaalde verheven sfeer die me ergens toch wel raakt.

'In Hiding'
Waarschijnlijk mijn favoriete nummer van Yield, lichtelijk geïnspireerd op de schrijfsels van de Amerikaanse denker Buckminster Fuller (en volgens mij niet op Bukowski, zoals Wikipedia beweert). Fuller sloot zichzelf soms maandenlang af van menselijk contact, en bekeek de wereld daarna met nieuwe ogen (later zou dEUS ook ‘The Architect’ over hem schrijven). Vedder past dit prachtig toe op zijn eigen belevingswereld, en de opbouw van het nummer, typisch Pearl Jam van kalm naar galmende herrie, is subliem.

'Push Me, Pull Me'
Het wordt Pearl Jam zelden in dank afgenomen als ze iets proberen buiten het grunge/alternative rock-straatje. ‘Push Me, Pull Me’ wordt dan over het algemeen ook als vulsel aangeduid. Dat is jammer, want hoewel het zeker geen onontdekt meesterwerk is in de catalogus van de band, is het een redelijk geslaagd experiment. De combinatie tussen het noisy geluidsbeeld en de mompelende, hallucinante spoken word-tekst van Vedder blijft makkelijk 2:26 minuut boeien.

'All Those Yesterdays'
Ik zag tot mijn verbazing dat deze afsluiter allerlaatst staat bij de statistieken op Musicmeter, met maar één stem (op moment van schrijven). Wellicht haken mensen af na ‘Push Me, Pull Me’? En er zijn allicht drie betere liedjes op deze plaat aan te wijzen? Absoluut, maar dit geheel door Stone Gossard geschreven troostliedje verdient het beter dan op de laatste plek te bungelen. Opbouw is hier maar weer eens een sterk wapen, met Jack Irons die met maximaal effect erin komt, en een hoornsectie (!) die het tweede couplet precies goed inkleurt. De coda is weer lekker pittig en intens zoals we van Pearl Jam mogen verwachten. Mooie afsluiter, hoor!
Na een kort stiltemoment volgt nog een stukje latijnse gitaar dat kennelijk ‘Hummus’ als titel heeft, en waar niets interessants over is te zeggen.

Pepper Adams & Jimmy Knepper - The Pepper-Knepper Quintet (1958)

3,0
Met: Pepper Adams (baritonsax); Jimmy Knepper (trombone); Wynton Kelly (piano); Doug Watkins (bas); Elvin Jones (drums)

Alleen vanwege de naam ben ik al dolblij dat dit is gebeurd. Je zou het bijna op LP aanschaffen, zodat je op een zwoele avond achteloos kan mompelen, 'ach, weet je wat, ik gooi even Pepper Knepper op de draaitafel.'

Knepper, vooral bekend als bandlid van Charles Mingus, en Adams zouden vaker samen spelen, o.a. het jaar hierna op Mingus' voortreffelijke Blues and Roots en op verschillende platen van het Thad Jones/ Mel Lewis orchestra. Hier treffen we de heren op een betrekkelijk vroeg moment in hun carrière, ondersteund door een ritmesectie vol klinkende namen uit de hardbop van de jaren vijftig.

De plaat is aangenaam maar wel wat braaf. Misschien zijn Adams en zeker Knepper niet bij uitstek frontmannen, misschien wordt er iets te veel teruggegrepen op veilige standards en worden de teugels iets te weinig losgelaten, misschien zijn het nog de zenuwen die de kostbare studiotijd met zich meebrengt, of de matige productie door de studio zelf, maar het heilige vuur wil nooit echt ontvlammen. Voor fans van hardbop luistert het prima weg, en op hun beste momenten weten Adams en Wynton Kelly de boel nog net naar een krappe voldoende te trekken.