menu

Hier kun je zien welke berichten ArthurDZ als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

Teleman - Brilliant Sanity (2016)

4,0
De Britse band Pete And The Pirates ging in 2012 ten onder. Achteraf gezien niet eens zo erg, want uit die as herrees prompt opvolger Teleman, die met Brilliant Sanity alweer hun tweede plaat uitbrengt. Sleutelwoorden zijn: ‘catchy’, ‘sterke melodieën’, en ‘oog voor detail’. En wie weet, misschien kan daar in december ook wel ‘één van de platen van het jaar’ bij!

En dat is best verrassend, want op papier is dit helemaal geen opzienbarend werkstuk. Het album is namelijk gevuld met van die sympathieke indiepopliedjes met sterke refreinen en kleurrijke instrumentatie. Liedjes waar blij van kan worden, of melancholisch. Liedjes die vakkundig zijn gemaakt en keurig wegluisteren. Met andere woorden, een plaat zoals er jaarlijks waarschijnlijk honderden verschijnen.

Maar toch, hier is iets meer aan de hand. Het ‘been there, done that’-gevoel blijft uit. Meerdere nummers van deze plaat komen op de meest willekeurige momenten van de dag mijn hoofd binnengevallen, en blijven dan lekker lang plakken. Brilliant Sanity blijft zijn weg naar de play-knop maar vinden. Wat gebeurt hier?

Nou, iets dat je niet elke dag tegenkomt. Een plaat uit een oververzadigd genre dat zonder overdreven origineel te willen zijn toch een sterke indruk weet achter te laten, puur op eigen kracht.

Omdat een nummer als Düsseldorf er gewoon heerlijk in vlamt, met zijn Belle & Sebastian-achtige strofes en zijn springerig-maar-op-een-prettige-manier refrein. Omdat een sowieso al uitstekend nummer als Fall In Time nog iets extra’s krijgt door diens onverwachte maar oh zo heerlijke fade-out. Omdat de band op nummers als Melrose en English Architecture emotioneel uit de hoek komt zonder dat het meteen naar melodrama moet gaan ruiken. Ja, Teleman is duidelijk een groepje dat weet waar ze mee bezig zijn. Eigenlijk is alleen Canvas Shoe, weinig subtiel in het midden gezet, een duidelijke zwakke schakel. Verder is dit een topplaat.

Zo, en nu maar hopen dat Studio Brussel radiohits wil maken van Düsseldorf en Fall In Time. Ik zeg draaien die handel!

(Dit bericht komt van mijn muziekblog The Irresistibles. Het is zeker niet de bedoeling dat al mijn blogposts op musicmeter terechtkomen, dus wie benieuwd is naar meer mag altijd de facebook-pagina liken. Bedankt!)

The Avalanches - Wildflower (2016)

4,0
Aan het begin van dit millennium bracht een Australisch zootje ongeregeld genaamd The Avalanches het elektronica-album Since I Left You uit. De plaat bestond volledig uit samples uit alle mogelijke hoekjes en gaatjes van het muzikale spectrum, van de meest obscure Taiwanese folk tot Madonna’s Holiday, overgoten met vocals uit oude r&b-platen en vaak hilarische (maar altijd als een handschoen passende) spoken word-fragmenten. Het was een knotsgek meesterwerkje dat overliep van de creativiteit: de ultieme anything goes-plaat. En nu, zestien jaar later, krijgt dat album dan eindelijk een vervolg. Was dit nu echt nodig? Nou nee, dat een van de uniekste platen ooit nooit een opvolger heeft gekend, was eigenlijk best wel passend (misschien is het net daarom één van de uniekste albums ooit gebleven). Maar goed, nu is ie er dan toch en is er geen weg meer terug. Maar waarom zouden we dat willen? Wildflower is namelijk net zo fris en magisch als diens legendarische voorvader.

Dat ook Wildflower wel eens iets speciaals kon worden, kon je al vermoeden toen eerste single Frankie Sinatra verscheen. The Avalanches hadden van geen perfectere comebacksingle kunnen dromen. Hier kwamen ze na bijna zestien jaar windstilte opeens af met een nummer dat 1. de wereld liet horen dat de speelse, catchy ziel van de groep nog niet verloren is gegaan (een stokoud calpyso-nummer vermengen met een moderne beat en eindigen met een stukje The Sound Of Music, hell yes!), dat 2. hun oor voor wat hun beoogde doelpubliek graag wil horen het nog uitstekend doet (die exotische vibe komt vaker terug tegenwoordig) en dat 3. de tijd ook niet helemaal is blijven stilstaan in de belevingswereld van The Avalanches, de hiphopinvloeden lagen er met dank aan Danny Brown en MF Doom plots een heel stuk dikker op. Gelukkig hebben de lawinejongens die lijn over zo’n beetje het hele album kunnen doortrekken.

Naast de aanwezigheid van hiphopinvloeden en gastartiesten (die overigens niet allemaal rappen, al drukken zij wel opvallender hun stempel op het geheel) is er eigenlijk niet eens zo veel veranderd. Ook Wildflower is gewoon ontzettend creatief, inventief en vrolijk en oef, Frankie Sinatra is bij lange na niet het enige hoogtepunt. Because I’m Me is zo hoopvol en levenslustig dat het gewoon schattig wordt, in The Noisy Eater zitten intermezzo’s van een kinderkoor dat Come Together van The Beatles zingt (!), en Sunshine is een gelukzalige zondagochtend op een dag zonder wolken. En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Tot slot toch nog een kleine disclaimer. Hoewel Since I Left You nog iets grilliger was, kan ook deze plaat soms wat hoekig en bruusk aanvoelen in het begin. Nummers lijken soms te eindigen nog voor ze goed en wel begonnen zijn, en soms wordt er abrupt van richting veranderd daar waar andere groepen juist naar een climax zouden toewerken. Het is de aard van het beestje The Avalanches. Dit is meer een achtbaan dan een uitgekiende, perfect passende puzzel. Uiteindelijk is die grilligheid meer een verrijking voor de plaat dan een last.

Wildflower is een collectie liedjes dat alle goede, mooie emoties en ervaringen van een lange warme zomer in zich heeft opgeslagen om die het hele jaar lang ter beschikking van de luisteraar te stellen. Zonder twijfel een van de allerbeste comebackplaten van de laatste jaren, misschien zelfs van de laatste decennia.

(Dit bericht komt van mijn muziekblog The Irresistibles. Het is zeker niet de bedoeling dat al mijn blogposts op musicmeter terechtkomen, dus wie benieuwd is naar meer mag altijd de facebook-pagina liken. Bedankt!)

The Black Angels - Passover (2006)

4,0
De Arthur-Recensies deel 23:

Als ik The Black Angels ergens mee zou moeten vergelijken, dan vergelijk ik ze nog het liefst met een almachtig leger dat vol vechtlust alles op zijn pad kapotschiet. Je voelt gewoon de geldingsdrang en de intensiteit uit je boxen stromen bij het beluisteren van Passover.

Ik leerde deze band een kleine twee maanden geleden kennen aan de hand van hun nieuwe single Don’t Play With Guns. Sterk nummer, maar wat ze op dit album laten horen is inderdaad nog wel een paar klassen hoger. Het begint al met het verschroeiende Young Men Dead, dat het album heerlijk gruizig opent. Wapens, geweld en oorlog lijken trouwens het thema te zijn van de meeste nummers nummers op deze plaat als we op de songtitels mogen afgaan, vandaar ook mijn vergelijking met een leger tijdens de intro van mijn stukje. Hoe dan ook, al snel verlies je uit het oog naar welk nummer je nu precies zit te luisteren, omdat het hele album in principe één zalige maalstorm van elektrische gitaren is. The Black Angels spelen zowat alle bands uit het ‘redders van de rock n’ roll’-kliekje helemaal weg. Verdere favorieten zijn trouwens The First Vietnamese War, Manipulation en Call To Arms.

Het enige minpuntje aan deze plaat is dat ie toch net ietsje te lang duurt. Ergens in het midden ontstaat er namelijk jammer genoeg een licht meer van hetzelfde-gevoel. Gelukkig worden op de epische afsluiter Call To Arms nog eens alle remmen losgegooid, hoewel ook dat nummer op zich wel een stuk korter had gekund. En nu ik toch aan het zeuren ben, je album afsluiten met een hidden track, hoe gedateerd is dat nu weer niet? Vroeger was het natuurlijk altijd leuk om te ontdekken dat een album uit je collectie eigenlijk nog een extra nummer had, maar in deze tracklijsten-op-wikipedia-opzoeken-tijden is het verassingseffect compleet weg. Wat overblijft is een hoop moeilijkdoenerij.

Dus om af te sluiten: Passover is een sterk album, dat meermaals uitnodigt om vol overgave je airguitar weer eens boven te halen. De euforie wordt niet de volle 55 minuten vastgehouden, maar op dit album staan niettemin meer dan genoeg leuke momenten.

The Black Keys - El Camino (2011)

4,0
De Arthur-Recensies deel 29:

Eind 2011 hoorde je het opeens overal: oh-oh-oh-oh/ I got a love that keeps me waiting. Eindelijk was er weer eens een liedje dat iedereen wilde horen, een liedje dat mensen voor eventjes weer dichter bij elkaar bracht. Metalheads die het aanvroegen op de radio, tienermeisjes die erop dansten tijdens feestjes, en ouders die de radio niet zachter draaiden wanneer het in de auto voorbijkwam: Lonely Boy oefende een universele aantrekkingskracht uit op alles en iedereen. De vrees dat de liedjes op El Camino wel eens zwaar in de schaduw van de grote hit kunnen staan werd er wel heel plausibel door.

Maar is dat wel zo? Opener Lonely Boy is zeker wel het beste nummer van het album, maar dat betekent niet dat de andere songs het beluisteren niet waard zijn. Integendeel, het zijn allemaal mini-Lonely Boys in stijl en benadering. Vrolijk en swingend, onweerstaanbaar en moddervet. Muziek om met je vuisten bij te zwaaien. Gold On The Ceiling, het tweede, kleinere hitje van deze plaat, heeft dat heerlijke Doors-orgeltje. Little Black Submarines begint breekbaar mooi en eindigt snoeiend hard. Run Right Back is simpel en aandoenlijk tegelijkertijd. Nova Baby is jaren ’80-rock door een stoffige versterker, met een meeslepende outro. En als de band in afsluiter Mind Eraser ‘oh don’t let it be over’ zingt, zingen ze dan vanuit het perspectief van de luisteraar? Het mag duidelijk zijn, El Camino is een toffe plaat geworden, zonder mindere momenten.

En toch en toch en toch, van een meesterwerk kan je hier niet spreken, vind ik. Daarvoor missen de songs toch een beetje aan emotionele diepgang. De plaat heeft een heel recht toe recht aan-karakter en daar is natuurlijk niks mis mee, maar het zorgt er wel voor dat de nummers – hoe fijn ook – amper onder de huid kruipen. Sowieso is dit wel een album met beperkte houdbaarheidsdatum, vermoed ik. Maar dat laatste zal de toekomst wel uitwijzen. Voor nu een welverdiende 4*

The Blue Aeroplanes - Swagger (1990)

4,0
De Arthur-Recensies deel 14:

Dit is opnieuw zo’n album waarvan je je afvraagt waarom dit in godsnaam geen groot succes is geworden. Muzikaal is het allemaal behoorlijk spannend en divers, en het songmateriaal is ook heel sterk, maar het is vooral de stem van zanger Gerard Langely die dit album zo’n meerwaarde geeft. Heerlijk hoe zijn stem over de muziek kronkelt en volledig zijn eigen weg lijkt te gaan, terwijl op hetzelfde moment muziek en stem toch zo goed bij elkaar passen.

Die zang is, naast het grote pluspunt, misschien ook het grootste minpunt. Hoe heerlijk ook, het hele album steunt er wel erg op en dat geeft het allemaal toch wel een beetje een one trick pony-sfeer. Het hele album is ook ietsje te lang. Na 53 minuten ben ik het ‘praatgezing’ van Langely wel een beetje zat. The Applicant is het keerpunt op dit album vind ik: tot en met dat nummer werkt alles perfect, daarna zakt het album enigszins in, het gastoptreden van Michael Stipe op What It Is ten spijt. Afsluiter Cat-Scan Hist’Ry is dan weer wel een droom van een afsluiter: één van de beste nummers op dit album.

Dus even samengevat: sterk, origineel album met geweldige zanger en heerlijke drive, dat misschien net iets te lang duurt om over de gehele lijn te blijven boeien. Maar vooral het eerste deel van dit album is ijzersterk, en daarom nog een mooie 4.5*

The Cars - Candy-O (1979)

4,0
Een typisch Amerikaans rockalbum zoals je ze wel vaker tegenkwam eind jaren '70 en begin jaren '80. Perfecte productie, perfect ingespeeld. Resultaat: het klinkt ongeloofelijk lekker. Maar zoals meestal bij dit soort albums staan ook hier alle goede nummers vooran, zodat de laatste vier nummers toch een minder groot feest zijn dan de eerste zeven. Niettemin 4 sterren!

The God Machine - One Last Laugh in a Place of Dying... (1994)

3,5
De Arthur-Recensies deel 27:

Af en toe kan je als muziekliefhebber op een album stoten dat je wel oprecht goed vindt, maar waar de klik toch bij ontbreekt. Dat je eigenlijk gewoon niet snapt waarom het album toch enigszins langs je heen gaat.

One Last Laugh In A Place Of Dying van The God Machine is zo’n album voor mij. Ik kan er prima naar luisteren, maar tegelijkertijd kan ik het niet helpen dat mijn aandacht af en toe verslapt. Dat probleem heb ik nochtans niet bij Dirt van Alice In Chains, een soortgelijke therapieplaat uit dezelfde periode.

De hoofdreden hiervoor is denk ik dat de plaat eigenlijk behoorlijk kaal is. Van de basisbezetting gitaar-bas-drum wordt niet al te vaak afgeweken, en elk nummer ligt een beetje in het verlengde van het vorige. Dat hoeft geen probleem te zijn, maar bij dit album werkt het op de een of andere manier gewoon niet echt. De plaat krijgt er iets eendimensionaal en onafgewerkts van. Ik word nergens geprikkeld om de plaat vaak op te leggen.

Maar misschien kom ik hierboven iets negatiever over dan ik eigenlijk wilde, want er staan zeker mooie nummers op dit album. In Bad Dreams lijkt de favoriet onder de liefhebbers te zijn en ik snap wel waarom, het is toch het nummer die het makkelijkst in je hoofd blijft plakken. Ook The Life Song en The Hunter zijn erg geslaagd. Hier is het de band wel gelukt om met minimale middelen (de basisbezetting en de occasionele viool) de nummers een episch karakter mee te geven. Het zijn dit soort nummers waardoor ik dit album uiteindelijk nog een dikke 3.5 sterren heb gegeven.

Irritante nummers zijn er overigens ook: Evol is nogal repetitief, en de afsluiter begint erg mooi, maar wordt na een tijdje behoorlijk enerverend en vals.

Samenvattend: zeker geen slecht album, maar ik verwacht niet dat ik hem nog vaak op ga leggen. Wellicht een los nummertje zo nu en dan.

The Modern Lovers - The Modern Lovers (1976)

5,0
De muziekwereld staat de laatste tijd stil bij de Ramones, die precies veertig jaar geleden de punkbeweging in gang schopten met hun klassieker van een debuutalbum. Toffe plaat ja, maar persoonlijk niet mijn favoriete punkalbum van 1976. Mijn lievelingetje kwam namelijk een paar maanden later uit, al bestaat ie uit opnames van jaren eerder. The Modern Lovers heet het, net als het bandje dat ervoor verantwoordelijk is. Een zootje ongeregeld eerste klas met aan het hoofd Jonathan Richman, de eerste openlijke dork in de rock. Het was per ongeluk ook een supergroep in wording, want de toetsenist kwam later in Talking Heads terecht, terwijl het volgende bandje van de drummer toevallig genoeg The Cars heette. Een duik in de ontstaansgeschiedenis en subject matter van deze unieke plaat.

De wereld van The Modern Lovers is een speciale. Minimalistische Velvet Underground-gitaarriffs en een krakkemikkig Doors-orgeltje ondersteunen Jonathan Richmans passionele odes aan vallen op de verkeerde meisjes, dromen over een mooie toekomst, en het op- en afrijden van de snelweg om verveling tegen te gaan. Zijn tienerkopzorgen-lyriek verschilt van elke andere muzikant voor of na hem en is van een ontwapenende schoonheid. Het zijn verhalen over de eenzaat die zijn verlegenheid niet kan of wil wegstoppen, verhalen waarin Jonathan zich onverbloemd kwetsbaar en klunzig opstelt, soms ondersteund met een plagerig gevoel voor humor (“Pablo Picasso never got called an asshole…not unlike you” gaat het in het nummer waarin niet ‘s mans schilderijen, maar zijn versierkunsten uitvoerig geprezen worden). Tegelijkertijd probeert hij nergens medelijden af te dwingen, noch zich stoerder of onverschilliger voor te doen dan hij is. The Modern Lovers is de oprechtste plaat van de hele jaren ’70, Jonathan Richman de ware uitvinder van ‘adorkable’.

En oh ja, Hospital is het mooiste, eerlijkste liedje over een gebroken hart ooit. “And when you get out of the dating bar/I’ll be here to get back into your life […] And when I walk down your street/Probably be tears in my eyes”.

Het is duidelijk, The Modern Lovers spraken de tot punk aangetrokken outsiders op een heel andere maner aan dan de Ramones. Ze waren dan ook alles wat de Ramones niet waren: ze waren niet stoer, niet nihilistisch, en ze kwamen niet uit het hippe New York maar uit diens nerdy kleine broertje Boston. Maar ze hadden dezelfde rusteloosheid, power en goede oor voor pakkende liedjes.

Wat ze niet hadden, was uithoudingsvermogen. Toen hun enige claim to fame uitkwam, was de band al bijna twee jaar gesplit. Jonathan richtte de groep namelijk al in 1970 op, terwijl latere prijsnummers als Hospital en Roadrunner nog ouder waren. Tegen begin 1974 voelde hij zich niet meer voldoende verbonden met het materiaal, en wilde hij van voor af aan beginnen met het opnameproces. Dat vond de rest van de band natuurlijk niet leuk, nadat al twee jaar met verschillende producers (waaronder John Cale van The Velvet Underground) was geprobeerd om een debuutalbum te creëren. Het leidde tot een spilt, en wat je op dit album te horen krijgt, zijn demo’s uit de verschillende opnamesessies. Jonathan ging solo en richtte later wel nog een nieuwe versie van The Modern Lovers op als achtergrondband, maar dit is ironisch genoeg de enige plaat waarop ie zijn genie voor de volle honderd procent wist vast te leggen. Een prachtplaat van begin tot einde, en na veertig jaar nog steeds even uniek.

(Dit bericht komt van mijn muziekblog The Irresistibles. Het is zeker niet de bedoeling dat al mijn blogposts op musicmeter terechtkomen, dus wie benieuwd is naar meer mag altijd de facebook-pagina liken. Bedankt!)

The National - Boxer (2007)

5,0
De Arthur-Recensies 16: muziek is een vreemd iets

The National is zonder twijfel de meest gerespecteerde alternatieve rockband van de laatste jaren, samen met misschien Arcade Fire. En van al hun albums wordt deze Boxer dan ook nog eens het hoogst gewaardeerd, althans op musicmeter. High Violet ken ik al, en vind ik een erg tof album, maar vooralsnog ontbreekt die echte klik met The National bij mij, in tegenstelling tot het eerder genoemde Arcade Fire. Zal Boxer daar verandering in kunnen brengen?

Het meest in het oor springende kenmerk van deze plaat is toch wel de bariton van zanger Matt Berninger. Zijn diepe stem geeft de nummers van The National iets zwaarmoedigs, en ook de muziek en teksten gaan hierin mee. Tegelijkertijd zorgt het opzwepende drumwerk ervoor dat het allemaal nog leuk om naar te luisteren blijft. Die wisselwerking tussen de energieke drums en de zware stem van Matt is de kracht van dit album en van de muziek van The National in het algemeen. Dit is best wel zware kost, dat zeker, maar dit is ook geen album waar je alleen maar naar kan luisteren als je een depressie hebt. Een beetje zoals Joy Division, maar dan toch nog iets anders eigenlijk. Muziek is een vreemd iets.

Bovendien is het songmateriaal ook gewoon van hoog niveau. Hier staat geen slecht nummer tussen, het is allemaal erg aan elkaar gewaagd. Dit lijkt me echt zo’n album waar iedereen zijn eigen favorietje heeft, waar geen song uit de boot valt. Zelf geniet ik voor het moment overigens het meeste van Fake Empire, Squalor Victoria en Apartement Story. Ook nog een pluspunt voor de teksten. Die zijn meestal heel mooi, en passen perfect bij zang en muziek.

Maar goed, het mag duidelijk zijn dat ik dit een erg mooi album vind. Zeker geen tijdsverspilling om naar te luisteren!

The Roots - ...And Then You Shoot Your Cousin (2014)

4,0
The Roots gaven de doorslag: de allerbeste hiphop werd verleden jaar door de veteranen gemaakt (zie ook het geweldige Southsiders van Atmosphere). En veteranen, dat zijn de leden van dit hiphopbandje ondertussen zeker geworden, al houden ze de vinger nog steeds moeiteloos aan de pols in een permanente staat van eeuwige frisheid.

Zo ook op dit album, waar stokoude soul- en jazzsamples in een moderne cross-over van hiphop en indie worden geïntegreerd. Retro en futurisme gaan hand in hand op deze hypergefocuste plaat, dat ondanks de korte speelduur van dertig minuten meteen imponeert. De mannen van The Roots hebben de straat voorgoed achter zich gelaten op …And Then You Shoot Your Cousin en rappen vanaf nu voor het conservatorium. Toch hebben ze zichzelf ook op deze plaat niet verloochend. Je kan immers de artiest wel uit de ghetto krijgen, je krijgt de ghetto nooit helemaal uit de artiest.

The Smiths - The Queen Is Dead (1986)

5,0
Het derde studioalbum van m'n favoriete bandje The Smiths wordt vaak gezien als hun beste en meest legendarische werkstuk. Hoewel elke Smiths-plaat meer dan de moeite waard is en je die algemene consensus dus gerust mag gebruiken als wc-papier, hebben we hier toch te maken met een zekere kern van waarheid. Met The Queen Is Dead zette de groep de grootste stap voorwaarts in haar bliksemschicht van een carrière en dat is eraan te horen.

Uiteindelijk niet eens zo vreemd. Brombeer Morrissey werd vanaf 1985 steeds controversiëler in interviews, en de felle reacties uit de pers zorgden voor nog fellere tegenreacties van the Bigmouth himself. De eerste grote hitparadevoltreffer van The Smiths bleef ook uit, en Morrissey hield hun label Rough Trade daarvoor verantwoordelijk. Ondertussen was het een chaos van jewelste op het kantoor van die platenmaatschappij. Problemen met de cashflow zorgden ervoor dat niemand nog wist hoe alle artiesten in godsnaam op tijd betaald moesten worden, wat de frustratie bij de band alleen maar vergrootte. Volgens Johnny Marr was zijn levendigste herinnering uit de Queen Is Dead-periode dat hij het ene moment lekker stond te rocken in de studio, om het volgende moment in de lobby met hun advocaat of label telefonisch over contracten te negotiëren. Het ventje was toen ocharme amper 22 jaar oud.

Maar ondanks alle frustraties was de groep nooit zo goed op elkaar ingespeeld als ten tijde van hun derde album. In 1985 speelden The Smiths hun grootste aantal liveconcerten ooit, wat hen op het podium en in de studio tot een nog beter geoliede machine maakte.

Het is er op muzikaal vlak zo aan te horen, dat er wel een aparte alinea voor mag worden vrijgemaakt. De gitaarintro van Some Girls Are Bigger Than Others! De baslijn in Cemetry Gates! Het einde van het titelnummer! The Boy With The Thorn In His Side (het was lente in de gitaar van Johnny Marr)! Voorganger Meat Is Murder was instrumentaal misschien net iets avontuurlijker, maar op The Queen Is Dead klinkt hun geluid pas echt om van te smullen.

Maar laten we good ol’ Morrissey niet vergeten. Ook hij profiteerde van het vele touren. Niet om achter de chicks aan te gaan (hij ging na bijna ieder concert meteen naar zijn hotelkamer en werd in de hele tourcarrière van The Smiths slechts één keer dronken), maar om zijn stemspieren te trainen. Vocale hoogstandjes te over op dit album. Als hij op het einde van rockabillyliedje Vicar In A Tutu opeens ‘I am the living sign’ kweelt, dan wordt hij ook de dominee in de tutu. Op I Know It’s Over, één van de beste ballads in hun oeuvre en daarbuiten, geeft hij de zangprestatie van zijn leven. Maar eigenlijk is zijn stem over de gehele linie om door een ringetje te halen.

Een ringetje dat je crush je gaf, voordat hij/zij ervandoor ging met iemand die wel veel knapper is dan jij, maar die niet eens Oscar Wilde van WB Yeats kan onderscheiden, waarna jij onder de brug hebt staan huilen omdat je alleen daar beschutting had voor de regen. Je leest het, we zijn aanbeland op het departement ‘songteksten’, ook altijd belangrijk bij dit bandje. Hier voelen we eveneens de invloed van 1985. Na de plaat over Manchester (The Smiths) en de plaat over Engeland (Meat Is Murder) is The Queen een album over de staat van de band anno ’85-’86 geworden. Op Cemetrey Gates en Bigmouth Strikes Again krijgt de betweterige en Morrissey-misbegrijpende pers ervan langs, op Frankly Mr. Shankley vraagt Morrissey Rough Trade-platenbaas Geoff Travis om geld (en het blijft niet boven de gordel), en op Never Had No One Ever serveert hij een haast expres zo cliché mogelijke Smiths-tekst als een soort zelfparodie. Op There Is A Light That Never Goes Out gaan de zwarte humor en verloren zielen-dramatiek die zo kenmerkend zijn voor de band nog het meeste hand in hand. Morrissey’s teksten maken de nummers af en voorzien de liedjes nog meer een eigen smoel.

Maar het gaat bij het werk van The Smiths uiteraard vooral over de combinatie van teksten en muziek. En op de koningin versmelten Morrissey en Johnny, maar ook ritmesectie Andy Rourke en Mike Joyce, het meest tot ‘one but not the same’. Dit maakt The Queen Is Dead tot dé archetypische Smiths-plaat. Dat hoeft niet gelijk te staan aan ‘de beste plaat’, maar het mag wel.

(Dit bericht komt van mijn gloednieuwe muziekblog The Irresistibles. Het is zeker niet de bedoeling dat al mijn blogposts op musicmeter terechtkomen, dus wie benieuwd is naar meer mag altijd de facebook-pagina liken. Bedankt!

The Steve Miller Band - Sailor (1968)

Alternatieve titel: Living in the U.S.A.

4,0
De Arthur-Recensies deel 5, vol met zee-en bootmetaforen

Zelden was de naam van een album zo van toepassing op de muziek als deze Sailor van Steve Miller Band, jammer dat ze het later hebben aangepast. Vooral de eerste twee nummers zijn het muzikale equivalent van een kalme, open zee. Psychedelica en bluesrock, ondergedompeld in een heerlijk laidback sfeertje. In het begin van Song For Our Ancestors horen we zelfs iets dat lijkt op walviskreten.

De zee wordt wat woeliger bij de volgende twee nummers, we gaan namelijk rocken. Living In The USA is met afstand het beste nummer van het album, zijn rockbroeder My Friend is een stuk minder.

In het volgende nummer Quicksilver Girl neemt de psychedelica die als een nevel rond dit album sluimert vaste vorm aan. Uiteindelijk vind ik de song niet al te best uit de verf komen. Om bij mijn zeemetafoor te blijven: het nummer kabbelt wat te veel door terwijl het best wel een vloedgolf had kunnen gebruiken. Ook Lucky Man is in het zelfde bedje zeeziek. Een mooie Jimi Hendrix-achtige intro, daarna zakt het niveau een beetje in.

Maar Steve Miller en z’n band herpakken zich snel met Gangster Of Love, een heerschap die in hun klassieker The Joker ook zal worden genamecheckt. Geweldig bluesy nummer, kort maar heel krachtig! Op een mooie manier loopt het nummer over in You’re So Fine, een andere bluescover die nog maar eens toont dat deze band zeer goed was in het interpreteren van andermans werk.

Het volgende nummer Overdrive is de Steve Miller Band op hun Dylanesquest. Lekker rammelend start het schip de motoren om ander vaarwater op te zoeken. De derde voltreffer op rij!

We hadden al psychedelica, bluesrock, folkrock en met het laatste nummer Dime-a-Dance Romance kunnen we ook hardrock aan het lijstje toevoegen. Scheurende gitaren en energieke schreeuwzang sluiten het album mooi af. Een laatste storm die overwonnen wordt, terwijl de thuishaven al in zicht is.

Steve en zijn mannen zijn op dit album duidelijk nog op zoek naar een eigen geluid en Sailor is dan ook een album geworden dat alle kanten opgaat. Toch bevind zich op dit album voldoende samenhang om van een echt ‘albumalbum’ te spreken, en niet van een ‘liedjesalbum’, als je begrijpt wat ik bedoel

The Stranglers - The Raven (1979)

3,5
The Stranglers- The Raven

Hoewel Golden Brown en No More Heroes zo in mijn top 500 aller tijden kunnen, heb ik nog nooit een studioalbum van deze groep beluisterd. Ik heb wel een Greatest Hits liggen, maar The Raven word het eerste studioalbum dat ik van ze luister.

Longships brengt de stemming er meteen in, de soundtrack voor een stormachtige nacht op zee. Je hoort de golven al bijna tegen het schip beuken terwijl de meeuwen zingen. Wat een geluk dat dit een instrumetal is, want meeuwen kunnen niet zingen.

Daarna volgt het titelnummer. Voor een punkband in die tijd best experimenteel. De keyboards doen erg psychedelisch aan, en ik hoor ook wat proginvloeden. Natuurlijk mogen we niet de hele tijd in hokjes denken, dat is iets voor universitairen en brengt je bij muziek toch nergens, we mogen het totaalbeeld niet uit het oog verliezen. Het totaalbeeld is dit: geweldig nummer met als grootste pluspunt een enorm lekkere bas en heerlijke fluisterzang.

The Raven is nog maar net gepasseerd, of daar komt de volgende prachtige baslijn al aan. Maar…wacht, zijn dit de Stranglers? Of is dit een Doors-outtake die Morisson Hotel niet gehaald heeft omdat Jim Morisson het nummer niet nuchter wilde inzingen? Zo klinkt het wel, maar het is niettemin een heerlijk nummer.

Ondanks de hypnotiserende keyboards vind ik Ice een minder nummer op het album. Stond deze trouwens ook niet op de soundtrack van Space Invaders? Nooit iets gevonden aan dat spel.

In Baroque Bordello is psychedelica opnieuw troef, hoewel dit een minder nummer is dan het titelnummer, die een beetje dezelfde sfeer uitstraalt. De zang is heerlijk nonchalant, daar hou ik wel van.

Nuclear Device begint lekker weird, en blijft dat eigenlijk tot de laatste seconde. Toch kan ik dit nummer erg smaken, het heeft iets ongrijpbaars, bij gebrek aan een beter woord. Alsof je nooit het hele nummer zal kunnen achterhalen. Ik voel me plots weer 5 terwijl ik toekijk hoe mijn oudere neef op zo’n grote, oude arcadekast aliens, zombies, bankovervallers, dino’s en meer van dat soort fraais tot pulp schiet.

Shah Shah a Go Go begint met een sample van een islamdienst uit Jeruzalem, zo lijkt het.Het zet meteen de toon voor een geweldig, oosters aanvoelend nummer die pas echt van de grond komt van zodra de gitaar het nummer komt binnenknallen . Die vervelende piep die ergens op het einde van het nummer acte de precense geeft, kan de pret gelukkig niet bederven, want vlak daarna volgt een heerlijk keyboarddeuntje, dat het nummer waardig afsluit.

Daarna volgt het geweldig nummer Don’t Bring Harry, die dus blijkbaar niet over de Blondie-frontvrouw gaat, maar over heroïne. De keyboards op het nummer doen wat denken aan pianostukken uit de Nieuwe Tijd(Oude Tijd ondertussen?), alsof je op een tuinfeest van Louis XIV bent terechtgekomen. Ook één van de betere nummers op dit album.

Van de tuinen van Versailles naar een houseparty van het populairste meisje van de school anno 1979. Je kijkt op een afstandje toe hoe de gastvrouw zich amuseert met een stoere bink, terwijl jij met de muur staat te dansen. Je vraagt je af of je niet nodig eens iets aan je conditie moet doen, of aan je zelfvertrouwen misschien. Teleurgesteld ga je een biertje halen en kijken waar je vrienden uithangen. Of ten minste, zo komt de sfeer van het nummer op mij over. Zonder twijfel mijn favoriet op dit album. Is ook de leadsingle geweest geloof ik.

Ik ben geen fan van robotstemmetjes, dus ook niet echt van deze Meninblack, hoewel de instrumentatie wel dik in orde is. De zanger zingt wel dat hij een man in het zwart is, maar ik vind hem toch maar klinken als een robothamster, iets dat bevestigd word omstreeks 1:56, wanneer hij opeens begint te piepen. Of is dat een effect?

Dan komt de afsluiter Genetix. Een leuk nummer met een fijne drive. Leuk gezongen ook, met leuke achtergrondkoortjes en een leuke basriff. Het mag duidelijk zijn, ik vind dit een leuk nummer die het album waardig afsluit.

Ik ben zeer positief over The Raven, slechts 2 nummers vind ik minder, en er staan een hele reeks topsongs op. Ik ga naar dit album op zoek in diverse uitverkoopbakken, of desnoods op het internet. Favorieten zijn het titelnummer, Don’t Bring Harry en Duchess. Nu snel naar de andere 2 albums uit Dazzler’s reviewweek luisteren.

The Streets - Original Pirate Material (2002)

5,0
Het werd toch wel eens tijd om een berichtje te schrijven over een van mijn favoriete albums ooit:

Lang geleden, in 2002 om precies te zijn, sleutelde een straatschoffie uit Birmingham genaamd Mike Skinner in zijn slaapkamer een album in elkaar. Een album volledig bestaande uit goedkope UK Garage-beats, waarop Mike uit pure armoe zelf maar een beetje overheen praat-rapte met zijn vet Brits accent. Het resultaat: Original Pirate Material werd een revelatie en een van de grote cult-meesterwerken van vorig decennium. Waar de meeste artiesten kiezen voor ofwel vorm ofwel inhoud, daar slaagde Mike Skinner aka The Streets erin om vorm voor inhoud te laten werken en omgekeerd. Elk nummer is aldus een kleine sfeerimpressie over het leven van jongeren uit stedelijk Groot-Brittannië aan het begin van de 21ste eeuw, gedeclameerd in de taal van de straat en ondersteund door knullige maar aanstekelijke instrumentatie die een leven van stoned op je beurt wachten in de McDonalds en eenzaam naar huis wandelen na alweer een teleurstellende uitgaansavond oproept. Ontroerend maar ook grappig, net als het leven zelf. Soms wint een underdog wel eens.

De wereld van The Streets is een kruising tussen de ik-doe-het-omdat-ik-me-verveel-rusteloosheid van Trainspotting en de inner city-klunzigheden van The Inbetweeners door de ogen van een soort Brits equivalent van Luc De Vos. Een treurige muurbloem met stemmingswisselingen die slechts de helft begrijpt van wat hij analyseert. ‘Turn the page on the day, walk away’ opent Mike de plaat, maar het is iets waar hij gedurende de volgende 45 minuten nooit in slaagt.

Bijna elk jeugdcultureel aspect komt onder Mikey z’n telescoop terecht, van verveling in Geezers Need Excitement (‘it’s never going to be the Jackie Chan scene it coulda been’) en liefdesverdriet in It’s Too Late (‘Couldn’t see past the end of my beer what was getting near’) tot het bespreken van de vorige avond met de mates in Don’t Mug Yourself (‘A new day another morning after, leaning back on my chair in a greasy spoon cafeteria’). Verder wordt er ook veel gezopen, gerookt, gesnoven en gefeest, om met Stay Positive eerder wanhopig af te sluiten, als een neerslachtige man die over een brug loopt en zich plots afvraagt of hij er niet beter gewoon van kan springen alvorens gewoon verder te lopen. De scenario’s op zich zijn niks bijzonder, maar door de manier waarop Mike Skinner zijn zinnen intoneert en aan elkaar rijgt, worden ze episch in hun conventionaliteit. Hij probeert de Britse alledaagsheid nergens te ontstijgen, maar sluit ze net liefdevol in de armen.

En zo komen we tot de kern van wat dit album zo speciaal maakt. Het onbenullige groots laten lijken in diens kleinheid, Mike Skinner kon het één album lang als geen ander. Daarna werd het stukje bij beetje minder, totdat het gevaar van zelfparodie zodanig op de loer lag dat The Streets gewoon ophield te bestaan. Maar één goddelijk album viel alles op de juiste plek. En dat is meer dan genoeg geweest. Sta jezelf als het even kan toe om je te laten betoveren door dit unieke werkstuk.

(Dit bericht komt van mijn gloednieuwe muziekblog The Irresistibles. Het is zeker niet de bedoeling dat al mijn blogposts op musicmeter terechtkomen, dus wie benieuwd is naar meer mag altijd de facebook-pagina liken. Bedankt!)

The Tallest Man on Earth - The Wild Hunt (2010)

3,5
De Arthur-Recensies deel 7: waarin Arthur ongegeneerd de betweterige folkpurist uithangt

Tja, als je als muzikant echt wil opvallen moet je natuurlijk geen singer-songwriterplaat maken. Het recept is al bijna net zo klassiek als het oude Griekenland: een mannetje met een gitaar, liefst eentje met mooie teksten en een stemmetje die de minder geoefende luisteraar afschrikt, en eventueel nog wat piano-of vioolbegeleiding. Die elementen zijn op deze plaat allemaal netjes aanwezig, dus ik begrijp wel waarom de man besloten heeft om tenminste in zijn artiestennaam wat originaliteit aan de dag te leggen. The Tallest Man On Earth noemt de Zweedse Kristian Matsson zichzelf, maar met stoere bombast heeft zijn muziek niks te maken.

Goed, The Tallest Man On Earth is niet bijster origineel, maar hoeft dat erg te zijn? Helemaal niet, maar het zorgde er wel voor dat ik bij de eerste paar luisterbeurten moeite had om mijn aandacht erbij te houden. Alsof ik naar afgekeurd materiaal van een niet goed bij stem zijnde-Bob Dylan aan het luisteren was. Ik raakte er simpelweg niet enthousiast van.

Nu ben ik een paar luisterbeurten verder en inmiddels is het me gelukt los te komen van het bronmateriaal, en de plaat gewoon op zichzelf te beoordelen. Conclusie: hier staan enkele bijzonder mooie liedjes op (The Wild Hunt, The Burden Of Tomorrow en King Of Spain, ik kijk naar jullie) maar helaas ook enkele liedjes die nog steeds overkomen als oninteressante Dylanouttakes (You’re Going Back en Thousand Waves, nu mogen jullie je aangesproken voelen). Het is moeilijk om in dit classic folk-genre uit te blinken als je kleppers als Bob Dylan, Leonard Cohen en Nick Drake tot je voorgangers mag rekenen, en The Tallest Man On Earth slaagt er deze keer niet in om uit te blinken met zijn album. Misschien de volgende keer, want deze jongen lijkt wel nog meer in zijn mars te hebben.

The Velvet Underground - The Velvet Underground & Nico (1967)

5,0
Deze staat nu al op 2 in mijn top 10... dat had ik niet kunnen bedenken bij de eerste luisterbeurt. Ik vond hem zeer goed, maar ook niet meer dan dat.

Maar hoe meer ik hiernaar luisterde, hoe mooier hij werd. op European Son na vind ik nu alle nummers geweldig. In het begin dat ik hiernaar luisterde vond ik The Black Angel's Death Song zelfs afschuwelijk, ook had ik moeite met de Nico-nummers. Ik vond dat accent en die zangstijl vervelend. Nu hou ik van die stem.

Het grootste pluspunt van de plaat is de verscheidenheid: van de pop van Sunday Morning naar de rock n' roll van I'm Waiting For The Man over de mystiekheid van Femme Fatale naar het avant-gardische van Venus In Furs. Dan weer rock n' roll in Run Run Run, mijn favoriet van het album met die ge-wel-dige gitaarsolo van Lou Reed. Dan volgt de psychedelica van All Tomorrow's Parties(die intro !!). Heroin is dan weer meer folkachtig, daarna volgt het rockabilly There She Goes Again. Het slaapliedje I'll Be Your Mirror en het experimentele Black Angel's Death Song volgen. Ze zijn allemaal even geweldig!

Enkel met Europian Son heb ik het moeilijk. Het blijft maar pijn aan mijn oren doen...

Nietemin een geniaal prachtalbum waarvoor ik alleen maar diep kan buigen en "I am not worthy" kan roepen, en blijven luisteren, natuurlijk

The Walkabouts - Devil's Road (1996)

4,0
Ik rij in mijn oude, stoffige roestbak over een verlaten Amerikaanse highway(Devil's Road?). Ik heb al uren niemand meer gezien, en overal ligt stof. Ik stik van de dorst en besluit af te slaan in een piepklein voormalig mijnwerkersdorpje niet ver van de grote weg. Gelukkig is er in zowat elk Amerikaans dorpje een bar. Daar ga ik heen. Ik sla de krakende saloondeur open, bestel een pint en ga alleen aan een tafeltje zitten, nagekeken door de vragende ogen van de nieuwsgierige locals. Ik werp een blik op het piepkleine podium, en daar staan ze: vier muzikanten en een zangeres. Wat zingt ze mooi en vol emotie. Het maakt de troosteloos ogende bar een stuk gezelliger.

Dat miniscenario schoot me te binnen nadat ik na mijn eerste luisterbeurt de sfeer van het album wilde beschrijven. De muziek heeft iets troosteloos, maar ook iets dat heel hoopvol is.

Een minpunt vind ik dat het songmateriaal niet altijd van even hoog niveau is. The Light Will Stay On, door heel wat mensen hier geroemt, is natuurlijk geweldig maar is niet mijn favoriete song van het album. Dat zijn het magische Rebecca Wild en het nog magischere Christmas Valley. Grote klasse! Verder zijn ook When Fortune Smiles en Forgiveness Song zeer sterk. Ze zijn alle 5 heel sterk gezongen, of het nu de mannenstem of de vrouwenstem is(ik ken geen namen ). Met veel gevoel, daar hou ik van.(wie niet?)

De andere nummers zijn natuurlijk ook heel mooi ingezongen, maar muzikaal vind ik niet alles even interessant. Cold Eye en Blue Head Flame zijn bijvoorbeeld een heel stuk minder in mijn ogen. Van nummers als The Stopping Off Place en All For This word ik ook niet echt warm, hoewel die nummers me ook niet storen.

Dus: veel moois en hier en daar iets minder mooi. Toch wegen de minpunten veel minder aan dan de pluspunten. Dat komt doordat vooral doordat The Light Will Stay On, Rebecca Wild en Christmas Valley zo ontzettend mooi zijn. Deze plaat ga ik in ieder geval nog veel luisteren en wie weet, misschien vallen sommige, nu voor mij mindere nummers uiteindelijk toch nog op zijn plek. Dan sta ik hier natuurlijk meteen terug om mijn stem omhoog te wijzigen, maar voornu moet deze puike plaat het doen met een verdienstelijke 4*

The War on Drugs - A Deeper Understanding (2017)

4,0
Een tijdje terug schreef ik voor Cutting Edge trouwens een recensie over deze plaat, die ik net zo goed ook hier kan plaatsen. Enjoy!

Waar het bij A Deeper Understanding uiteindelijk op neerkomt, is dat het album perfect symmetrisch in het verlengde ligt van diens voorganger. Vond je Lost In The Dream een sterke plaat, dan mag je deze blind aanschaffen. Snap je nog steeds niet waarom al die mensen drie jaar geleden zo enthousiast waren over dat nasale mannetje met zijn gezapige gitaargepingel? Wel, maak je borst dan maar opnieuw nat. De criticasters op andere gedachten brengen, was geen prioriteit voor Adam Granduciel en zijn mannen.

Dat vasthouden aan de stijl en geluidstextuur van Lost In The Dream klinkt gelukkig niet als een bedacht manoeuvre, of als een geforceerde poging om een beproefd recept toch maar niet te veranderen. Alles lijkt nog steeds recht uit het hart te komen, alsof Granduciel zijn abstracte innerlijke belevingswereld in liedjes heeft proberen om te zetten. Wie op zo’n manier muziek maakt, hoeft niet om de haverklap krampachtig nieuwe sonische wegen te verkennen. Het machtige 11 minuten-durende opus Thinking Of A Place bewijst bovendien dat hij zich als songwriter wel blijft pushen.

Die naar muziek omgezette belevingswereld van The War On Drugs is nog steeds warm en rustgevend, maar ook broeierig. Door dit spanningsveld steeds opnieuw te zetten, slaagt de band erin de luisteraar binnen te trekken zonder dat alles steeds flashy en puntig hoeft te klinken. De liedjes krijgen volop tijd om zich te ontpoppen tot de prachtigste vlinders, terwijl de melancholische ondertoon de muziek vaak donkerrood kleurt.

Dus ja, wie zijn of haar rockmuziek graag al eens bitterzoet en meanderend heeft, mag A Deeper Understanding niet overslaan. Maar wie bij Lost In The Dream al de schouders ophaalde, zal dat nu waarschijnlijk weer doen.

The Weeknd - House of Balloons (2011)

3,5
De Arthur-Recensies deel 8: de moeilijkste tot nu toe!

Tussen mij en al die dubstep-toestanden zal het nooit wat worden, vrees ik. Ofwel is het te druk, ofwel gaat het gewoon compleet langs me heen. Deze plaat zit in de tweede categorie, de minst erge van de twee.

Nu is ‘minst erge’ ook niet erg flatterend als beschrijving, en ik zal eens proberen uitleggen waarom ik deze House Of Balloons die beschrijving toe eigen.

Ik heb hetzelfde probleem bij zowat elk electronic-album dat ik luister. Het komt op me over als goede achtergrondmuziek, maar puur als luisterervaring doet het me niks nada noppes. Soms kan een leuk stukje even mijn aandacht trekken, maar net zo snel als het gekomen is verslapt het weer.

Helaas is dit album geen uitzondering op deze trieste regel. De Beach House-samples waren wel leuk, en de zang is best ok, maar uiteindelijk pakt het me gewoon niet. Eigenlijk weet ik ook niet goed wat ik verder over deze plaat kan vertellen…

Sorry, maar naar dit album luisteren is als toekijken hoe verf opdroogt

Tom Waits - Rain Dogs (1985)

5,0
Aanschouw uw exemplaar van Rain Dogs, als u het album bezit tenminste. Bekijk de plaat/CD/cassette (of hebt u hem alleen op uw pc?) eens goed. Merkt u iets speciaals op? Nee? U kan het aan de buitenkant natuurlijk niet zien, maar van zodra u het album begint af te spelen moet u er maar eens op letten: er staat niet alleen muziek op. Er kleeft ook een heuse wereld aan vast.

Een wereld die bevolkt wordt door onder andere éénarmige dwergen, vrouwen met houten benen en heel veel bijna permanent dronken mensen. Het is er altijd nacht en het is er altijd vuil. Maar op de één of andere manier is het er wel gezellig. In het midden van de nacht komt dit album dan ook het beste tot zijn recht.

Het lot van mensen aan de zelfkant van de maatschappij wordt door Tom Waits bezongen terwijl hij zelf in de goot ligt. Of zo wil hij het ons toch doen geloven. Tom Waits is namelijk de geknipte man om met zijn kapotgerookte, grommende stem het lot van de armen te bezingen. Zijn verleden als barpianist in downtown Los Angelos heeft hem zonder twijfel geholpen om de personages in bijvoorbeeld ‘Tango Till They’re Sore’ zo levensecht mogelijk te maken. Misschien heeft hij het tafereel zelf gezien. Mensen die niet naar huis willen, bang voor de realiteit, en op de dansvloer blijven zwalpen terwijl de schoonmaker al aan het vegen is. Dit album staat er vol van, nummers waarvan een paar zinnen een hele wereld kunnen oproepen, zoals naast het al genoemde ‘Tango Till They’re Sore’, vooral ook ‘Downtown Train’, ‘Singapore’ en het titelnummer. Een ronduit geweldig album!

Trentemøller - The Last Resort (2006)

4,0
De Arthur-recensies deel 17: Arthur als rockisme-patiënt

Eigenlijk vind ik het helemaal niet zo leuk als ik een recensie moet schrijven bij een album dat niet in mijn straatje ligt. Over een plaat die ik ‘gewoon niet snap’ kan ik niet alleen weinig kwijt, ik heb ook het gevoel dat wat ik dan wel kwijt kan weinig relevant is. Toen kwam de dag waarop user Arrie mij op questee stuurde om deze electronica-plaat te recenseren. Maar kan hij mij wel van mijn rockisme afhelpen? En kan ik wel een recensie schrijven over een drum-, en arrogante zangerloos album?

Maar goed, ik ben dus totaal niet thuis in het electronic-genre. Het mag dus als een groot compliment beschouwd worden dat deze plaat ‘iets’ met mij doet. Ik heb namelijk, zoals wel meer mensen, de neiging om te stoppen met luisteren indien muziek mij niet aanstaat. Dan speelt de muziek verder voor piet snot terwijl ik helemaal niet meer aan het opletten ben. En hoewel ik het ergens wel verwacht had, gebeurde dat niet met dit album. Niet dat ik elk nummer goed vind (vooral Chameleon vind ik vrij irritant), maar hier staat genoeg leuks op om mij, als rockisme-patiënt, bezig te houden.

Ik merk dat ik vooral een voorkeur heb voor de wat weirdere nummers als Vamp en The Very Last Resort. Het zijn nummers die je als luisteraar uitdagen, en daar hou ik wel van, blijkbaar ook bij nummers zonder gitaarsolo. Ook Like To Strangers en Moan kunnen mij erg bekoren.

De reden waarom ik deze dan toch maar drieënhalve ster geef, is omdat dit album toch net iets te lang duurt. Het gekke hierbij is dat mijn aandacht ondanks de lengte nooit verslapt. Ik had op den duur gewoon zoiets van ‘’oké, nu heb ik het wel gehoord, tijd voor iets met een baslijn”. Dus, beste Arrie, van mijn rockisme heb je me niet afgebracht, maar ik ben dankzij jou wel aangenaam verrast door dit onverwacht boeiende album. En ik heb er toch een degelijk verslag over kunnen schrijven. Zo kwam alles dus toch nog goed.