menu

Hier kun je zien welke berichten BoyOnHeavenHill als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

B.B. King - Blues in My Heart (1962)

2,0
Ik sluit me bij mijn voorganger aan. Alles in praktisch hetzelfde tempo, niet van elkaar te onderscheiden arrangementen (inclusief een orgeltje dat af en toe klinkt als een stoffige tuba), gelijksoortige couplet-refrein-structuren en bijna steeds hetzelfde palet qua emotionele dynamiek, en hoewel B.B. alles met zijn gebruikelijke overtuiging zingt maakt de plaat als geheel toch een vrij plichtmatige en haast bloedeloze indruk.

B.B. King - Blues on the Bayou (1998)

2,5
Toen ik een week of wat geleden vermeldde dat ik dit album aan het draaien was vonden vier gebruikers hier dat een leuk bericht – altijd dankbaar als zoiets opgemerkt wordt. Des te meer voel ik me nu bijna schuldig dat ik helaas moet bekennen dat ik dit toch wel een heel matig album vind. Er is in feite niets mis mee, de band speelt prima, de eerste twee nummers swingen echt behoorlijk, King is nog altijd goed bij stem en het is duidelijk dat iedereen zich uitstekend op z’n gemak voelt, maar juist dat gemak resulteert in een vlak album waarop de blues in een risicoloze mix van up-tempo en ballades worden gebracht zonder dat er sprake is van zweetdruppels, tanden, hartzeer of opwinding. Ik ben de afgelopen jaren bijna ongemerkt een groot liefhebber geworden van Kings gitaarspel, stem en algehele warme uitstraling, maar op dit album is zijn relaxte vibe verworden tot kleurloze ambachtelijkheid. Een paar nieuwe nummers, een paar oude eigen nummers in een nieuw jasje (Understand –“Cause I’m a poor man, but I’m a good man, understand”– heet nu Blues man –“Because I’m a blues man, but I’m a good man, understand”–), alles veilig binnen de parameters van de goede smaak, en als dat laatste iets is dat sowieso al voor Kings latere werk geldt zakt de pijnloosheid hier een beetje door de ondergrens, hetgeen nog eens wordt verergerd door de zeer lange speelduur van het album.

B.B. King - Completely Well (1969)

3,5
Ik las ergens dat veel B.B. King-fans van het eerste uur deze plaat liever links laten liggen vanwege "die ene hit", maar feit is dat dit album los daarvan gewoon een degelijke bluesplaat is met geen missers, een paar hoogtepunten en een lekkere sound van een stevige band. De opener knalt er al meteen goed in, met z'n aardige afwisseling tussen de 4/4-instrumentale stukjes en de coupletten met "gebroken" ritme, hoewel vier coupletten en een speelduur van 5½ minuut wat mij betreft wel wat veel van het goede zijn (sowieso is dit een erg lange plaat, met acht nummers van gemiddeld 5 minuten en één van 10 – het zal de tijdgeest wel zijn geweest). Even daarna heeft het derde nummer You're losin' me een erg grappig intro, met een gitaarloopje met losse nootjes staccato gespeeld alsof iemand met z'n eerste gitaarles bezig is, maar dan komen de funky bas, de bubbelende piano en een paar blazers erbij en zit je opeens midden in een heerlijk arrangement. En een ander hoogtepunt is Confessin' the blues met z'n loodzware openingsriff (is dat een partij van tweede gitarist Hugh McCracken?); jammer dat het een volle drie minuten duurt voordat we daar een herhaling van krijgen, maar King komt de tijd wel door met enorme lappen tekst.
        Uiteindelijk zal de meeste aandacht toch uitgaan naar de laatste drie nummers, met eerst een aardige "ge-update" versie van Kings oude hit Crying won't help you now uit 1956, naadloos overgaand in het tien minuten lange You're mean waarop King en McCracken solo's uitwisselen (ook weer een beetje veel van het goede naar mijn smaak, vooral omdat de solo's niet per definitie steeds interessant zijn) terwijl King afwisselend de andere bandleden aanvuurt ("Go ahead Jerry! Whatcha doin' over there Herbie?!"), en eindigend met The thrill is gone, Kings "grote" hit (#15 in de Amerikaanse charts, niet bijzonder spectaculair maar schijnbaar toch succesvol genoeg om de deuren van aanzienlijk grotere concertzalen voor B.B. geopend te krijgen). En ja, dat slotnummer – sinds ik het heb ontdekt heb ik het al tientallen malen gedraaid, en ik ben het nog steeds niet zat. Prachtig soulful gezongen met een mooie sobere gitaarpartij en door de band subtiel ingetogen begeleid, ergens tussen blues en soul in, prachtig. (De strijkerspartij doet me steeds denken aan die van Dark eyed cajun woman van de Doobie Brothers, ook zo'n arrangement dat het nummer op knappe wijze voortstuwt.)
        Zoals gezegd een degelijke bluesplaat die nergens door een ondergrens gaat en constant blijft boeien, mede dankzij de lekkere sound en de prima band. De door mij recent gekochte versie van dit album zit in de "Blues & Co. – The Chess Collection"-reeks, uitstekend geremasterd door Eric Labson in 1997 met als resultaat een heerlijk fel en gedetailleerd geluid, en met in het boekje keurig alle credits, maar zonder de "liner notes" die Ralph J. Gleason blijkbaar voor het album had geschreven, en met deze hoes (geen schoonheid, maar dat is de oorspronkelijke hoes ook amper).

B.B. King - Easy Listening Blues (1962)

2,0
Een geheel instrumentale plaat met als begeleiding een band met kleine bezetting (piano en/of orgel, bas en drums). Hoewel B.B. King bekend staat om zijn gitaarspel is zijn stem een belangrijk en onderschat wapen, dus om het daarzonder te moeten stellen is zeker een gemis, maar een serie sfeervolle instrumentals zou best goed kunnen werken. En bij met name de eerste twee nummers lijkt dit ook een warmbloedig "late-night"- album te gaan worden, maar helaas worden diverse andere tracks ontsierd door een bijzonder cheesy orgelsound, suf slagwerk alsof de drummer net bij een Ventures-coverbandje is ontslagen, en flauwe melodielijntjes die willekeurig welke andere gitarist ook had kunnen spelen – ikzelf had bij veel nummers in ieder geval niet het idee dat hier één van de meest geprezen en unieke bluesgitaristen aan het werk was (zegt een titel als Hully gully al niet alles?). Een raar tussendoortje dat wat mij betreft een heel andere kant op had moeten gaan om echt de moeite waard te kunnen zijn.

B.B. King - Indianola Mississippi Seeds (1970)

4,5
In een interview in het tijdschrift Blues guitar van juli 1993 zei B.B. King dat hij Indianola Mississippi seeds "the best album I've done artistically" vond. De omstandigheden om een goede plaat te maken waren in ieder geval optimaal: achter de knoppen zat Bill Szymczyk, die een jaar eerder ook al Kings vorige album Completely well (met zijn grote doorbraakhit The thrill is gone) had geproduceerd, onder de muzikanten bevonden zich Leon Russell en Carole King op piano, Joe Walsh op gitaar en Bryan Garofolo en Russell Kunkel als ritmetandem, en acht van de negen nummers werden geschreven door King zelf (waarvan drie in samenwerking met zijn kompaan Dave Clark).
        Het vervelende is echter dat juist dat repertoire King af en toe in de steek laat. Zo eindigt de eerste vinylkant met een enigszins melige instrumental die ook nog eens veel te lang doorgaat, en daarna begint het volgende nummer eveneens met een instrumentaal gedeelte, waarna het eigenlijke nummer (een variant op Big Maceo Merriweathers Worried life blues) vervolgens ontsierd wordt door Carole Kings lelijke solo op een elektrische piano die klinkt als een kinderinstrument van vijf euro bij Bart Smit. Wat mij betreft is dat een lichte doodsteek voor de flow van een album als dit, net zoals het vreselijk is wanneer daarna het briljante Chains and things gevolgd wordt door het suffe Go underground met een slaapverwekkend drumritme en een belegen wah-wah-slaggitaar van Hugh McCrackin (zoals McCracken –met een e dus– in het boekje bij mijn CD genoemd wordt).
        En dat is jammer, want voor het overige bevat dit album zeer acceptabele tot zelfs geweldige muziek. Het begin en het einde zijn met name ijzersterk: de plaat opent met King die zelf een stukje piano speelt en "Nobody loves me but my mother" zingt ("and she could be jivin' too") en knalt dan in één keer door naar het geweldige You're still my woman, en als slotnummer vergast King ons op zijn bewerking van Leon Russells Hummingbird, compleet met spannende zangmelodie en solide drumwerk (hoewel dat hemelse slotkoor op het einde mijns inziens niet nodig was geweest).
        Het absolute hoogtepunt is voor mij echter Chains and things, een "nightmare blues" met perfecte strijkers die op de muziek neerdalen en weer opstijgen en zo een afwisselend verdovende en naargeestige sfeer creëren, terwijl King met zijn precieze gitaarspel en warme zang precies het midden weet te houden tussen oprechte zorgen en onsentimentele standvastigheid, met als resultaat een even donker als spannend nummer. Opmerkelijk is hierbij trouwens dat King op dit nummer na ongeveer drie-en-een-halve minuut bij het ingaan van zijn tweede solo een verkeerde noot speelt, maar "If you've got a good take going and then hit one wrong note, you don't ever want to stop," dus liet arrangeur Jimmie Haskell de strijkers keurig in de pas lopen zodat die opname van Kings gitaar gebruikt kon worden (hoewel het wel een bizarre bocht in het nummer is). King: "Now you're getting all my secrets!"
        Naar mijn smaak dus geen 100% geslaagd album, met een paar dode momenten die de vaart er ernstig uit halen, maar ook met een paar hoogtepunten die de plaat toch de moeite waard maken.

B.B. King - King of the Blues (1960)

2,5
Zoals spinout zegt, een standaard blueswerkje van King. Hetgeen voor mij persoonlijk betekent dat ik het als lekker voortneuriënde achtergrondmuziek kan gebruiken als ik er in de stemming voor ben, maar als ik behoefte heb aan wat emotionelers ga ik me ergeren aan steeds weer die bloedeloze arrangementen vol brave blazers en aan de gemakzucht die uit veel nummers klinkt. Een beetje zoals hoe Van Morrison vanaf de jaren negentig de blues zingt : lekker, maar na een paar nummers ook wel dertien in een dozijn. Uiteraard zegt dat allemaal evenveel over mij en mijn muzikale voorkeuren als over B.B. King : ik denk dat hij gewoon niet echt mijn ding is. Maar die stem, ja, die kan wel wat. . .

B.B. King - King of the Blues: 1989 (1988)

2,0
Hoe ging dit? Zei de platenmaatschappij: "Riley, je laatste platen verkochten niet best, tijd om eens een wat hippere sound te nemen óf een ander label te zoeken" ? Of wilde King zelf "aansluiting vinden bij een jonger publiek" en koos hij daarom voor deze producers en arrangementen? Hoe dan ook, ik kon me niet voorstellen dat het zó erg zou zijn als heartofsoul hierboven het vindt. En inderdaad – het is zo mogelijk nog èrger. Met de nummers (geen van alle overigens van de hand van King) is niet zoveel mis, want hoewel het dertig-in-een-dozijn-composities betreft kun je er met een sympathiek arrangement en Kings warme stem en karakteristieke gitaarspel nog wel wat van maken, maar waar deze plaat echt de mist ingaat is niet alleen bij de arrangementen vol drumcomputers, laffe saxen en overbodige dameskoortjes, maar ook en vooral bij het feit dat Kings gitaar soms totaal niet te horen is. Sterker nog, bij de vijf nummers die werden geproduceerd door Jerry Williams (één der vier verschillende mannen achter de knoppen) hoor je af en toe een geluid dat het midden houdt tussen een lelijke sax en een vervormde en "trekkende" synthesizer, en de reden waarom ik aanvankelijk niet precies kon zeggen wat voor instrument dat was is omdat Williams het helemaal in de mix heeft begraven, gelukkig zou je bijna zeggen – totdat ik besefte dat dat vermoedelijk Kings gitaar is die vreemd verwrongen klinkt, alsof iemand het geluid van een metalgitaar door zo'n ouderwetse klerenpers heeft gehaald. Werkelijk verschrikkelijk hoe Lucille daar wordt behandeld.
        Gelukkig zorgt de tweede producer Al Kooper voor een wat organischer geluid en krijgt King in diens nummers wat meer gelegenheid om zijn persoonlijke stempel op het eindgeluid te drukken, en de twee nummers van componist en producer Frederick Knight (Lay another log on the fire en Take off your shoes) klinken zelfs ouderwets warm en intiem, met veel ruimte voor Kings stem en vooral zijn heldere gitaar. Met name het slotnummer is een verademing, met ook een aardige tekst – je verwacht dat Take off your shoes net als de titels van de twee voorafgaande tracks een uitnodiging is aan een vrouw om het zich gemakkelijk te maken voor een romantische avond, maar uit de verontwaardiging in Kings stem wanneer hij de refreinregel zingt spreken bepaald geen amoureuze bedoelingen: "If you're gonna walk on my love baby / the least you can do is take off your shoes..." Zo vormt het laatste trio nummers een bescheiden hoogtepunt van een plaat die voor de rest ongetwijfeld gemaakt is met de bedoeling om Kings muziek een lekker modern sausje te geven, maar die dertig jaar later hopeloos gedateerd overkomt en bovendien uiterst lelijk klinkt. De beroemde namen onder de begeleidende musici (Mick Fleetwood, Stevie Nicks, Steve Cropper, Tom Scott, Bonnie Raitt, Randy Brecker) zullen zich nu wel achter de oren krabben wanneer ze zich afvragen hoe ze zich er in 's hemelsnaam toe hebben kunnen laten verleiden om hier aan mee te werken. (Zoek op youtube eens naar b.b. king change in your lovin en je weet wat ik bedoel, en dan hoor je daar nog een hèldere Lucille!)

B.B. King - Live at the Regal (1965)

4,0
Amen, Jelle78, want het is een vriendelijke man met een mooi en sympathiek oeuvre.
        Toch kan ik me ook wel vinden in het bericht van the hustler van 30-10-2010 hierboven. B.B. King geniet duidelijk net zoveel van zijn muziek als zijn publiek, en dat levert een warmbloedige liveplaat op, en ik zou niemand z'n plezier hierin willen ontzeggen, maar het is ook wel een beetje gelikt.
        Ik ben eigenlijk pas een jaar of twee serieus bezig met naar blues te luisteren, en daarbij kwam ik na een aantal andere artiesten automatisch terecht bij B.B. King, van wie ik inmiddels bij een aantal platen (allemaal van vóór dit live-album) een bericht heb geschreven. En mijn algemene indruk is dat dit zeer toegankelijke en openhartige blues is, maar door die arrangementen met big-band-blazers ontstaat er vaak een al te vriendelijk sfeertje waar ik niet per se van houd. Misschien klinkt dit wel erg romantisch (niet in de zin van romcom-liefdesromantiek maar in de zin van Sturm und Drang), maar voor mij mag de blues best wat serieuzer zijn, wat intenser, verdrietiger, onopgesmukter, bluesier. De All Music Guide noemt B.B. King live at the Regal "A high point, perhaps even the high point, for uptown blues", en dat "uptown"-element is misschien wel de sleutel hier – dit is meer nachtclubmuziek voor de gegoeden dan juke joint-barmuziek, meer "having a good time playing the blues" dan "a good man feeling bad". Zelf zoek ik het liever in de "gekwelde" blues van bijvoorbeeld Robert Johnson of Elmore James of Howlin' Wolf, maar B.B. King is meer de "master showman" die een goede show neerzet, en Live at the Regal staat voor mij dichter bij Sam Cooke live at the Harlem Square Club 1963 dan bij Me and the devil blues of Smokestack lightnin'. Niet voor niets vind ik het met alleen piano en ritmesectie in één dag opgenomen My kind of blues (1961) de beste plaat die ik (tot nog toe) ken van B.B. King (en dat vond hij zelf trouwens ook).
        Helemaal mijn eigen mening dus, mijn persoonlijke insteek, en dat gezegd hebbende vind (ook) ik dit een heerlijke liveplaat waar niets op aan te merken valt als ik ervoor in de stemming ben. De geremasterde versie heeft een perfect geluid, de songselectie is prima, King goochelt met z'n stem, de gitaarsolo's komen scherp en fel door, en het publiek wordt oprecht gek. Geweldige plaat. Maar.

B.B. King - More B.B. King (1962)

2,5
Volgens de All Music Guide zouden de meeste nummers hiervan zijn opgenomen vlak voordat King van label wisselde, en als dat klopt zou dat in ieder geval verklaren waarom deze plaat af en toe klinkt als een verzameling restopnames. De opener was een klein hitje en vormt hier het hoogtepunt van deze collectie, en ook de daaropvolgende nummers zijn (hoewel niet geweldig) zeker niet slecht, redelijk standaard up-tempo B.B. King-bluesjes met een paar big-band-blazers op de achtergrond, maar vanaf het zevende nummer stort het album helemaal in dankzij eerst twee suikerzoete want met strijkers overladen en totaal gitaarloze ballades (alsof de platenmaatschappij van King een tweede Nat King Cole wilde maken) en daarna twee onbenullige instrumentals waar kraak noch smaak aan zit (één daarvan, Blues for me, heeft overigens niets te maken met het gelijknamige nummer op Kings Easy listening blues). Uiteindelijk dus een zeer middelmatig geheel. (Overigens is dit album soms ook onder de titel Blues for me te vinden met een andere trackvolgorde.)

B.B. King - My Kind of Blues (1961)

4,5
Vanwege de afwezigheid van die balsemende big-band-achtige blazers inderdaad een prima album. Volgens zijn biograaf Charles Sawyer was dit Kings eigen favoriete plaat, hetgeen misschien ook wel met de intieme ontstaansgeschiedenis te maken heeft, want dit album werd opgenomen op één dag (om precies te zijn op 16 maart 1960), met Lloyd Glenn op piano en vermoedelijk als ritmesectie Ralph Hamilton op bas en Jessie Sailes op drums. Bovendien is het songmateriaal door de bank genomen zeer sterk, met de lange opener ("Oh baby, you done lost your good thing now / The way I used to love you baby, baby that's the way I hate you now") meteen als hoogtepunt, maar ook met prachtige nummers als Mr. Pawn Broker (met de aardige invalshoek van een pandjesbaas die over de meer materiële aspecten van de liefde mijmert), Walking Dr. Bill (dat niet over een soort Doctor Robert gaat maar zoiets betekent als "ik heb zóveel pijn dat ik een wandelende doktersrekening ben") en het subtiele Catfish blues ("Well I wish I was a catfish swimming in the deep blue sea / I'd have all you women fishin' after me, fishin' after me, fishin' after me"). Ook al heet het dan in Lee Roy "Lasses" White's Nigger blues dat "The blues ain't nothing but a good man feeling bad", als ik B.B. King hier met de blues bezig hoor ga ik me vanzelf weer good feelen.

B.B. King - Singin' the Blues (1957)

3,5
Bij de strooptocht die ik sinds een paar jaar door de blues onderneem, ben ik (onvermijdelijk) aangekomen bij B.B. King. Ik moet echter zeggen dat deze plaat niet meteen goed viel; waar ik zelf vooralsnog het meest van een beetje rafelige en donkere blues houd, zo in de buurt van Robert Johnson, Howlin' Wolf en Elmore James, hoor ik hier toch meer een master showman die de blues als een bepaalde vorm van entertainment hanteert (en daarbij overigens uitstekend onder de knie heeft), en bovendien doen die dubbele blazers me op onaangename wijze denken aan die gelikte semi-big-band-achtige arrangementen bij het repertoire van crooners uit die tijd, zeker wanneer die blazers de sound van het hele nummer gaan bepalen (zoals bij Woke up this morning en You know I love you).
        Uiteindelijk ben ik hier toch wel voor gewonnen, gedeeltelijk vanwege een paar èrg lekkere nummers (met name You upset me en het innemende Did you ever love a woman), gedeeltelijk vanwege Kings aparte gitaarspel met die korte knetterende nootjes, maar uiteindelijk misschien vooral dankzij zijn stem, die op het eerste gehoor nogal ongekunsteld en achteloos overal-heen-en-weer-schietend klinkt, maar die na verloop van tijd toch een soepel instrument blijkt te zijn waarmee hij op knappe wijze zowel vrolijkheid als verdriet kan uitdrukken (vooral in het slotnummer legt zijn stem een wonderbaarlijke elasticiteit aan de dag - misschien zou King ook wel een uitstekende soulzanger zijn geworden).
        Overigens is B.B. King hier niet echt piepjong meer, want ten tijde van de release van deze plaat was hij toch al 32 of 33 jaar, en warm en diep zou ik zijn stem ook niet willen noemen, wel uitdrukkingsvol en elastisch (zoals gezegd).

B.B. King - Sings Spirituals (1959)

Alternatieve titel: Rock Me Lord

2,5
Dat deze plaat "absolutely no guitar" bevat (zoals de All Music Guide stelt) is niet helemaal juist, want op enkele nummers zijn toch wel degelijk een paar kleine functionele gitaarloopjes te horen, maar duidelijk is wel dat alles in dienst staat van arrangementen met meer met gospel geassocieerde instrumenten zoals zo'n aanzwellend Hammond-achtig orgel, strijkers, handgeklap en vooral stevige koren (soms overdonderend, soms call-and-response). Allemaal ouderwets-degelijke klassieke gospel waarbij onze man uitstekend gebruik maakt van zijn soepele stem. Dat ik er zelf niet kapot van ben is eigenlijk niet van belang.

B.B. King - The Blues (1958)

3,0
Zoals spinout hierboven al zegt is dit net als B.B. Kings debuutalbum Singin' the blues (1957) een compilatie van eerdere singles (in dit geval van tussen 1954 en 1958), maar waar op die voorganger nog acht top-10-hits (waaronder vier nummers 1) uit de Amerikaanse R&B-charts stonden, bevat deze collectie slechts één top-10-hit (When my heart beats like a hammer). Dat hoeft natuurlijk niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat de muziek op dit album minder sterk is, maar helaas is de doorsneekwaliteit van de nummers op deze plaat toch wel een stukje lager, met wederom wat te veel en te volle blazersarrangementen naar mijn smaak. Wie hem echter samen met het debuut op een 2-for-1-CD kan vinden moet dat vooral niet laten, want vooral dankzij die eerste plaat levert dan toch 68 aardige minuten luisterplezier op.

B.B. King - There Is Always One More Time (1992)

3,0
Een lekker warm, organisch en ongekunsteld-modern klinkend bluesalbum, een hele opluchting na de afschuwelijke pogingen van drie jaar eerder op King of the blues : 1989 om B.B. Kings emotionele directheid te kleden in een modieus elektronisch jasje dat nu hopeloos gedateerd en vooral bijzonder lelijk aandoet. Zes van de negen nummers hier komen uit de ambachtelijke koker van Crusaders-pianist Joe Sample en songschrijver Will Jennings, en in combinatie met de smaakvolle arrangementen van de doorgewinterde muzikanten (waaronder Sample zelf) en een gelukkig zeer beperkt en oordeelkundig gebruikt dameskoortje vormt dat materiaal een warm bed waarin Kings gloedvolle stem en precieze "dunne" gitaarsolo's prima gedijen, met een mooie mix van up-tempo en ballades. Het voornaamste bezwaar dat ik zou kunnen inbrengen is dat er wat erg veel nummers opstaan met refreinen die lang in dezelfde akkoordensoort doorgaan, zodat je wel eens verlangt naar de afwisseling van een (wat vroeger geplaatst) "oplossend" akkoord, maar de sterke melodieën vangen dat bezwaar gelukkig grotendeels op.
        Er staan verder sowieso ook geen echt slechte nummers op, ook niet bij de twee nummers die gitarist Arthur Adams inbracht, maar de meeste aandacht zal toch uitgaan naar het titelnummer met lyrics van de beroemde Doc Pomus (1925-1991), tekstschrijver van onder andere Save the last dance for me, A teenager in love, Sweets for my sweet, Viva Las Vegas, Can't get used to losing you en Lonely Avenue, enorme hits die hij vaak in samenwerking met Mort Shuman of Mac Rebennack (aka Dr John the Nighttripper) schreef. There is always one more time (dat Pomus samen met Ken Hirsch schreef) was al in 1985 door Joe Cocker opgenomen als One more time, de B-kant van zijn single Shelter me ; toen King zijn eigen versie op de band had gezet liet producer Stewart Levine het horen aan Pomus, die op dat moment in een Newyorks ziekenhuis aan longkanker lag te sterven, en volgens David McGee's biografie van B.B. King (die zijn titel aan dit nummer ontleent) was dit het laatste nummer dat Pomus hoorde voordat hij 14 maart 1991 overleed. (De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ikzelf het nummer nergens zo indrukwekkend vind als de bedoeling is, mede omdat Kings intieme gitaarspel –waar ik een groot liefhebber van ben– niet extatisch genoeg is om de slotsolo van drie-en-een-halve minuut echt meeslepend te maken.)
        Goed, niet alles is even hoogstaand : Jim Keltner heeft wel eens subtieler gedrumd dan op Fool me once, en bij een titel als Roll, roll, roll stel ik mijn verwachtingen onmiddellijk naar beneden af (hoewel het dan wel weer leuk is om B.B. tijdens de pianosolo van dat nummer op de achtergrond te horen meebrullen), maar een nummer als Back in L.A. (over een ex-gevangene die bij zijn terugkeer in de stad uit de titel voelt hoe hij zijn schreden onwillekeurig weer naar het verkeerde pad richt) maakt heel veel goed. Een eenvoudige, degelijke, fijn klinkende en warme plaat met alle ruimte voor Kings belangrijkste troeven, zijn gitaar en zijn stem, en als zodanig een prima aanvulling op Kings discografie. Producer Stewart Levine zei dat hij "wanted to make just a pretty comfortable record", en daar is hij uitstekend in geslaagd.

Bacamarte - Depois Do Fim (1983)

5,0
Wat een heerlijke plaat – klassieke seventies-symfo met invloeden van Yes (met name de sound van Steve Howe's gitaar en Rick Wakemans bliepende keyboards), vol rijke melodieën en warme arrangementen onder leiding van een meestergitarist en met een zeer hoge draaibaarheidsfactor. Hélemaal in mijn straatje. Gauw ook Sete cidades proberen. (Met dank aan Aproxis voor de tip.)

Bacamarte - Sete Cidades (1999)

4,5
Eigenlijk net zo'n mooie en veelgelaagde plaat als het debuut, ook al is de bezetting dan compleet anders. Canto da esfinge eist het meeste aandacht op vanwege z'n lengte, z'n plaats als slotnummer en z'n fraaie gitaarsolo op het einde, maar Espiritos da terra is een persoonlijke favoriet vanwege dat melancholische loopje van vier xylofoonnootjes met daaroverheen zo'n verdrietig piepende synthesizer die op 4:55 bijna geen lucht lijkt te kunnen krijgen. Prachtig album.

Band of Horses - Everything All the Time (2006)

3,5
Ik sluit me bij vele van mijn voorgangers aan : een aantal briljante nummers (met The funeral voorop), maar ook wel een groot contrast met de mindere nummers. Wat mij betreft toch het sympathiekste album van deze band omdat Ben Bridwells stem hier nog zo aangrijpend-ijl-hoog is.

Bastille - Bad Blood (2013)

3,0
Moeilijke plaat, dit. Mooie stem, teksten die wat te melden hebben, aardige melodieën (vooral op de eerste helft van de CD), een paar prima singles, kortom het lijkt wel een singer-songwriter-album - en dan komen die synthetische arrangementen voor mij de hele boel verpesten, echt een doorn in het oog. Waarom niet een band ingehuurd en wat warme organische arrangementen geschreven? Wat overblijft is een aardige poppy plaat die zoveel beter had kunnen zijn.

Beardfish - +4626-Comfortzone (2015)

3,5
Zo jammer bij dit soort "kleine" bands: kort na het verschijnen (in dit geval de eerste vier maanden na de release) buigen de fans zich over de plaat, en daarna valt het stil en komen er weinig of geen nieuwe liefhebbers meer bij. Jammer, want voor een noviet als ik is dit een aparte plaat, qua stijl dikwijls in de proghoek maar evenzovaak teruggrijpend naar jaren-70-symfo of –rock met theatrale elementen en zelfs singer-songwriter-arrangementen, alles vrij onweerstaanbaar en met teksten die soms abstract of cryptisch zijn maar soms ook plastisch-schrijnend (Daughter/whore) of uiterst grappig (Ode to the rock'n'roller). Lekker springerige, stevige en vaak ongrijpbare muziek. En is het begin van Comfort zone een knipoog naar of eerbetoon aan het intro van Starless and bible black (het nummer) van King Crimson?

Ben Arnold - Almost Speechless (1995)

4,0
Debuutplaat van een jonge Amerikaanse singer-songwriter, helaas gezonken zonder enig spoor. En dat is jammer, want Ben Arnold heeft een mooie schorre stem, elf uitstekende songs en een hechte band met twee prima gitaristen tot zijn beschikking. Qua stijl lijkt hij nog het meeste op de jonge Elvis Costello en John Hiatt, waarbij vooral opvalt hoe kwalitatief consistent zijn repertoire op deze plaat is, met afwisselend sardonische up-tempo-nummers ("My inner voice has got laryngitis") en kwetsbare ballades. De hoogtepunten van het album bevinden zich vooral op het einde: Here in the mountain, een portret van plattelanders in de knel tussen vechtende guerrilla-milities; Help myself, waarin Arnold zijn frustratie over zijn tabaksverslaving lijkt uit te schreeuwen ("Did my daddy in / He never read the general's warning"); en het absolute prijsnummer Soar, over de gebroeders Orville en Wilbur Wright, Amerikaanse luchtvaartpioniers van eind 19de en begin 20ste eeuw, met een meeslepend refrein en de subtiele begeleiding van een elektrische Wurlitzer-piano (een "Wurly") en een mooie slide-gitaar: "Wilbur we'll try again tomorrow / I can see there's a storm cloud rollin' in". Geen gangbare onderwerpen voor popteksten, wel getuigenissen van een eigenzinnige invalshoek en een aparte "stem". Zeker de moeite waard voor liefhebbers van de betere scherpe singer-songwriter-pop.

Big Big Train - The Underfall Yard (2009)

3,5
Mooie prog met hedendaagse instrumenten, fijne koortjes en een frisse sound, en met teksten die echt een meerwaarde vormen met hun (niet nostalgische maar) melancholische blik op het verleden waardoor de muziek iets folkachtigs krijgt (ook al door het incidentele gebruik van een fluit en blazers). Zanger David Longdon doet me soms aan Steve Winwood denken, maar af en toe is zijn stem misschien net iets te saai om de kleurrijke arrangementen de juiste drive mee te geven. Over de muziek verder geen kwaad woord, petje af voor de reikwijdte en de ambitie.
        Beluisterd via de geremixte en geremasterde dubbel-CD uit 2021, een mooi vormgegeven uitgave inclusief een geïllustreerd boekje met alle teksten (ook die van de nieuwe nummers). Of de circa 13 minuten echt nieuwe muziek (of slechts 7 wanneer je Fat Billy shouts Mine al via de EP Far skies deep time had) voor de fan ook direct een aanleiding moeten zijn om de oorspronkelijke versie te vervangen durf ik niet te zeggen, hoewel met name het nieuwe Brew and burgh erg mooi is.

Bill Fay - Bill Fay (1970)

4,5
Mooie plaat met prachtige miniatuurtjes. De nummers zijn zo kort dat ze niet alleen niet kunnen gaan vervelen maar eigenlijk ook steeds doen verlangen naar meer. Dichterlijke teksten die doen vermoeden dat er geheimen achter liggen die niet verklaard kunnen worden: waar moet het personage uit Be not so fearful geen spijt van hebben? wat is er gebeurd op Cannons Plain? en hoe moet Stan zichzelf in 's hemelsnaam verdedigen met een gieter?

Een echt mooie stem vind ik Fay niet hebben, daarvoor is hij af en toe te onvast, maar hij heeft wel een expressieve stem vol persoonlijkheid, en dat is bij zijn soort muziek minstens zo belangrijk.

Twee vergelijkingen met mensen van eigen bodem die voor velen hier vermoedelijk helemaal nergens op slaan. Tekstueel proef ik bij Fay hetzelfde gevoel van mysterie als soms bij Spinvis, en hoewel er een wereld van verschil is met de zorgvuldige multi-instrumentale arrangementen van Bill Fay hoor ik bij Jaap Fischer (eveneens een meester van de miniatuurtjes) dezelfde zorgvuldigheid van compositie. Zoals gezegd zal die laatste vergelijking de meesten wellicht totaal onbegrijpelijk voorkomen... maar ik moest hem toch even kwijt.

Overigens doet Fay's zang op Screams in the ears (de B-kant van de single Some good advice uit 1967 en dus officieel niet van deze elpee) mij sterk denken aan de vroege Bowie.
 

Bill Fay - Time of the Last Persecution (1971)

3,0
Muzikaal wat minder suggestief en sterk dan het debuut, en wat mij betreft bovendien ook nogal ontsierd door de sterke Christelijk-apocalyptische inslag van een aantal teksten.
 

Bill Withers - Greatest Hits (1981)

4,0
Volgens mij heb ik Ain't no sunshine via een diverse-artiesten-verzamelelpee leren kennen, en dat vond ik toen zó mooi dat ik daarna deze Greatest hits van hem kocht, ergens begin jaren 80. (Ik dacht eveneens dat dit zijn allereerste compilatie was, maar AllMusic noemt nog twee eerdere verzamelplaten, uit 1975 en 1980.) Dat was wel een rare ervaring, want naast de intimiteit van Ain't no sunshine en Grandma's hands trof ik hier ook lounge-jazz, funk, smooth-soul en folk-blues aan, en nog afgezien van het feit dat ik niet al die genres evenzeer waardeerde maakte die diversiteit hier ook wel een rare verzameling van. Decennia later kan ik het allemaal veel beter plaatsen en hoor ik ook wel hoe dit het werk kan zijn van één man, die dus in relatief korte tijd veel terreinen heeft bestreken. Zeker zo a-chronologisch blijft het een rare compilatie, en een enkel nummer is wat te stroperig (met name I want to spend the night en Hello like before), maar de voornaamste indruk blijft toch die van een enorme muzikale en emotionele rijkdom en warmte.

Bill Withers - Just as I Am (1971)

4,0
Een heerlijke mix van folk en soul met een sausje van blues en gospel (en op Do it good zelfs een beetje jazz), alles tot een eenheid gesmeed door de uitstekende composities, de teksten met een afwisselend persoonlijke en maatschappelijke inslag, de sobere maar swingende arrangementen en bovenal Withers' warme zang. De produktie is zó helder dat het soms lijkt of de muzikanten naast me in de kamer zitten, en Withers' innemende en bescheiden persoonlijkheid doet de rest. (Overigens ook complimenten aan de platenmaatschappij die er geen problemen mee heeft dat een debuterende zanger zijn allereerste plaat besluit met een nummer over alcoholverslaving en zelfmoord inclusief bijbehorend pistoolschot.)
        Wel moet ik toch even kwijt dat dit album ook twee enorme missers bevat. De covers zijn echt gênante pogingen om een eigen stempel te drukken op twee perfecte originelen, en voor mij twee momenten waarop Withers' goede smaak (elders juist steeds zo aanwezig) hem in de steek laat. Los van die twee nummers blijft dit in z'n geheel toch een sterk en intiem debuut.
        Ook mijn jonge neefje was hiervan onder de indruk. "Zo zeg, dat Ain't no sunshine is wel een geweldig nummer. Eens kijken waar ik het kan downloaden zónder dat I know, I know-stukje!"

Bill Withers - Live at Carnegie Hall (1973)

3,5
Wie problemen heeft moet dit album opzetten, zegt gebruiker Matt Theodo op AllMusic. “Bill Withers is big enough to take on your burden. And he will. This is what music is when it’s more than music. Direct, honest, not flashy or showy. Straight up soul.” En zo is het. Veertien uitstekende nummers (waaronder vijf nieuwe die gemakkelijk hetzelfde niveau halen als de rest), een goede en op gezette tijden zeer swingende band met een hoofdrol voor gitarist Bernorce Blackman, Withers zelf meer dan uitstekend bij stem en het publiek vakkundig en met plezier bespelend zonder ooit de indruk te maken dat dat enkel een maniertje is, en een uitstekend geluid.
        Hoogtepunten zijn nauwelijks aan te wijzen omdat het niveau van de uitvoeringen en de algemene sfeer zo gelijkmatig zijn, maar een dieptepunt (of liever gezegd minpunt) is er wel. Het verbaast me dat tot nog toe niemand hier valt over die kleine lettertjes in het boekje: “String and Horn Overdubs Recorded at The Record Plant, Los Angeles”. Withers wordt begeleid door een vijfkoppige band, en dat is voor mij meer dan genoeg, maar iemand heeft het onzalige idee gehad om bij minstens acht nummers achteraf nog strijkers en blazers (en op World keeps going around volgens mij zelfs een fluit) aan de opnames toe te voegen. Je kunt wel zeggen dat het uiteindelijk toch gaat om de plaat zoals die er nu is en dat er op studioplaten ook vaak genoeg strijkers of blazers of zelfs een heel orkest worden toegevoegd, maar dit is een plaat die wordt gepresenteerd als het intieme samenzijn met een artiest die laat horen waartoe hij in staat is wanneer hij in direct contact met zijn publiek staat, en als hij (of iemand anders) dat achteraf op zó’n manier probeert te verfraaien voel ik me toch een beetje bekocht.

Bill Withers - Still Bill (1972)

2,0
Een fikse teleurstelling. Withers zet hier duidelijk meer in op funky dan op folky, met meer nadruk op wah-wah-gitaren, sturende strijkers en ingetogen drums en minder op pakkende liedjes met goed doortimmerde songstructuren. Daar heeft hij natuurlijk alle recht toe, hij heeft er zeker de muzikanten en de arrangementen voor, en het legde hem ook bepaald geen windeieren (album USA #4, Lean on me USA #1, Use me USA #2), maar de intimiteit en de warmte van Just as I am zijn wat mij betreft op een enkele uitzondering na verdwenen. De singles doen me ook niet veel (dat vervelende op-en-neergaande pianoloopje op Lean on me, brr), en eigenlijk vind ik alleen Who is he (and what is he to you) een echt geweldig nummer. Wat ik hier gewoon mis zijn echte liedjes; van de funk die daarvoor in de plaats is gekomen ben ik nooit een liefhebber geweest, en deze plaat gaat daar geen verandering in brengen.

Billion Dollar Babies - Battle Axe (1977)

2,0
Nadat de wegen van Alice Cooper (de zanger dus) en de vier leden van zijn begeleidingsband zich hadden gescheiden, probeerden de laatsten het ook eens alleen. Dat ze zich daarbij vernoemden naar het grootste succes uit het verleden is al een teken aan de wand. Het zijn en blijven fantastische muzikanten, maar de abominabele composities zorgden er voor dat de honden er geen brood van lustten. Einde avontuiur.

Billy Cobham - Spectrum (1973)

3,0
Ik heb grote bewondering voor het swingende drumwerk, het superbe gitaarspel en de heerlijke sound, maar de cheesy synthesizer is mij vaak een doorn in het oog, en het aan deze muziek soms eigene om de groove en de lange solo's op een beperkt akkoordenpalet te laten prevaleren boven een structuur met kop en staart gaat mij wel eens tegen staan. Als Tommy Bolin los gaat kun je me wegdragen, en het drumwerk op bijvoorbeeld Quadrant 4 en Stratus (voor mij duidelijk de beste nummers van de plaat) is echt subliem, maar er zitten ook teveel momenten bij waarop ik me weer realiseer dat ik binnen jazzrock toch meer naar de rock dan naar de jazz zoek. De fade-outs van Stratus en Red Baron zijn echte afknappers.

Bjørn Riis - Lullabies in a Car Crash (2014)

2,5
Excuses voor de liefhebbers, maar ik kan hier nauwelijks naar luisteren. Steeds maar weer die associaties met Pink Floyd (en dan met name Animals), Porcupine Tree en Airbag (waar ik al last van had voordat ik wist dat Riis daarvan de frontman is), dat wordt me allemaal te veel. Er gebeurt op dit album te weinig, ik laat me meedeinen op heerlijke gitaargolven maar word daarna op de kust geworpen zonder dat ik ook maar één meter zelf gezwommen heb.