menu

Hier kun je zien welke berichten BoyOnHeavenHill als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

Machinefabriek - Huis (2007)

3,0
(Na 9½ jaar radiostilte!) Moeilijk om hier wat over te zeggen. Een soort mengelmoes van "gevonden geluiden" à la John Cage, minimal music en vervreemdende, Pere Ubu-achtige, schurende geluidscollages, alles toch wel vrij dwingend en inventief geserveerd, bijna een instrumentale versie van Spinvis. Twintig minuten intrigerende associatieve geluidsstromen, en na afloop vraag ik me af waar ik naar geluisterd heb, wat het me waard was en wat ik zou hebben gemist als ik het nooit had gehoord. Dat laatste is zeker niet nihil, maar is het ook véél?

Magazine - Real Life (1978)

4,5
Prachtige plaat met een heerlijk vol en warm geluid (was op vinyl al zo) dat mij persoonlijk af en toe deed denken aan het debuut van Roxy. Groot nadeel vind ik toch de "zang" van Devoto; waar ik andere aparte vocalisten die mij in het begin nogal tegen de haren instreken na verloop van tijd toch wel ben gaan waarderen, blijf ik bij Devoto toch vooral horen dat hij gewoon niet kan zingen, en van zijn half-zing-half-irritante-wijsneus-spreekstem had ik na Secondhand daylight echt genoeg.

En om ook nog maar even een duit in het zakje van een oude discussie te doen: ik prefereer deze ook boven de tweede, ondanks de aanwezigheid daarop van een geweldige plaatopener en -afsluiter.
 

Magna Carta - Seasons (1970)

4,5
Het is natuurlijk een kniesoor die zich druk maakt om genrebepalingen, maar in mijn beleving is dit meer fraaie dromerige softpop met folkinvloeden en folky arrangementen, met slechts hier en daar traditionele "volksdans"-momenten, zoals de fluitjes en de vogels tijdens de Spring poem waarbij ik in de vrolijker momenten van mijn verbeelding wel eens in jurken gestoken leden van Monty Python voorbij zie zwieren.
        Van deze band kende ik alleen Airport song, dat ik vroeger via een oud cassettebandje heb leren kennen en dat me altijd is bijgebleven. Nu kwam ik toevallig de CD tegen in een kringloopwinkel, en wat een verrassing om er achter te komen dat de prachtige harmonieën verzorgd worden door drie mànnenstemmen, want ik had er een eed op durven doen dat er een vrouw in het koortje zit. Het lange titelnummer op kant 1 is onvolprezen met z'n mooie afwisselingen (inclusief het grappige psychedelische "Hey Mr Sandman, I'm a paper kite and I'm floating far away"...), de nummers op kant 2 zijn kwalitatief wat onevenwichtiger, met het ietwat zoete Goin' my way en de sitar van Give me no goodbye tegenover het strakke Ring of stones en het mij nog altijd ontroerende Airport song (waarvan de akoestische gitaren me aan het werk van Maury Muehleisen op de nummers van Jim Croce doen denken). Heerlijk in z'n tijd passend, romantisch en zeer fraai geproduceerd en gearrangeerd – ik kan niet zeggen hoeveel plezier ik aan deze ambachtelijke plaat beleef.
        Mooie credits trouwens: het album werd geproduceerd door Gus Dudgeon (die in de jaren 70 de extreem succesvolle albums van Elton John zou produceren), de arrangeur is Tony Visconti (die met tussenpozen zou werken met David Bowie tot en met Blackstar), en bij de muzikanten vinden we onder andere Rick Wakeman (spoedig toetredend tot Yes), Davey Johnstone (een paar jaar later –wellicht via Dudgeon– de vaste gitarist van Elton John) en Tim Renwick (hier fluitist, maar ik neem aan dat dat dezelfde man is die later gitaar zou spelen bij onder andere Al Stewart [Year of the cat ] en Pink Floyd).

Man - Slow Motion (1975)

3,5
Een plaat die ik vrij regelmatig in mijn CD-speler aantref, niet omdat ik hem zo geweldig vind maar omdat het zo'n merkwaardige mix van stijlen is: feestelijke boogie, mooie statige ballades met strijkers, stevige rock en Gentle Giant-achtige prog (dat gebroken begin van Bedtime bone) met solo's die de ene keer psychedelisch zijn (You don't like us) en dan weer een lekkere Southern-slide-vibe hebben (Hard way to die) – kortom, voor iedere smaak is hier wel iets te vinden, hoewel ik niet zou durven zeggen of dat nu een lekker afwisselende of juist een tamelijk stuurloze plaat oplevert. Volgens de officiële site manband-archive.com weet gitarist/zanger Deke Leonard zelf ook niet zo goed wat hij van dit album moet vinden, en hoewel ik me daar wel in kan vinden draai ik deze plaat zoals gezegd toch best vaak; van die knauwende stem à la Meat Loaf op bijvoorbeeld Rock and roll you out en You don't like us ben ik niet dol, en op het openingsnummer wordt zo'n vervelend "sloffend" drumritme afgewisseld met een gitaar die tijdens het couplet heel goedkoop gewoon de zangmelodie meespeelt, maar verder is dit een inventieve plaat die zich niet gemakkelijk in een hoekje laat duwen en die juist daardoor een heel eigen gezicht heeft (ook al weet ik dan niet precies in welke mate de gelaatstrekken mij bevallen). En een plaat die eindigt met zo'n hectische rocker als Day and night (geweldig intro ook) kan ook niet ècht slecht zijn.

Mando Diao - Bring 'em In (2002)

4,0
Ontdekt via Lady bij een reclamespotje, zoals hierboven al genoemd. Op hun latere en meer evenwichtige albums vervingen ze het overdreven hektische geschreeuw door perfecte powerpop, maar hier zitten toch ook al een aantal briljantjes op: Mr Moon, To China with love, het voornoemde Lady en het broeierige slotnummer. Boven alles uit echter torent The band, met dat heerlijk aanzwellende orgel en dat briljante refrein. Een onvoorstelbaar energiek nummer dat bij mij altijd een glimlach op het gezicht tovert.
 

Mando Diao - Give Me Fire! (2009)

3,0
Beetje wisselvallig, en daardoor niet zo leuk als hun vroegste werk, maar nog altijd de moeite waard. Blij dat ze er nog zijn.
 

Mando Diao - Hurricane Bar (2004)

4,5
Voor mijn gevoel vond Mando Diao op dit album z'n definitieve draai.

Ik zie hierbij als het ware een welbepaalde fysieke situatie voor me. De heren zitten rond de tafel en draaien alle klassieke popsingles die ze kennen: de Beatles, de Stones, de Kinks, de Who, de Small Faces… ongetwijfeld zijn er nog wel een paar meer, maar om de één of andere reden kom ik uit bij (1) Engelse bands uit (2) de sixties die (3) powerpop maakten.

En vervolgens maken onze Zweedse vrienden een lijstje van alle klassieke trucs die ze in die singles tegenkomen: zúlke koortjes, zó'n intro, zó'n gitaarsolo, zó'n basloopje, zó'n orgelarrangement, zúlke geluidseffecten, zó'n gebruik van een effectpedaal, zó'n orgeltje, zó'n orkestarrangement, zúlke manieren om nummers op te nemen… Een enorm lange lijst met honderden slimmigheidjes.

En die lijst zie ik zo duidelijk voor me omdat het wel lijkt alsof ze de nummers die ze voor deze plaat componeerden hebben volgestopt met de trucs die ze in hun lijstje hebben gevonden. Vrijwel elk nummer zit propvol met muzikale riffs en hooks en contrasten die me doen denken aan de klassieke popsongs uit de jaren 60, alles perfect ingepast en met de juiste eerbied gebracht.

Het is ondoenlijk om een compleet overzicht te maken van alle momenten waarop ik opveerde met het euforische gevoel van "Ja, dat is hier nou precies het juiste muzikale effect, dat is echt zó perfect gevonden, dat moet inderdaad zó en niet anders, o wat is dat geweldig!" Maar als ik een aantal momenten zou mogen opsommen : het "YEAH! YEAH! (yeah! yeah!)"-koortje op God knows, het nèt iets langer wachten bij het laatste "She said she didn't want your…… LOOOOOVE!" plus het sixties-drumritme op Clean town, de vertraging bij het derde couplet en refrein plus het zingen van een alternatief couplet ("Honey I love you like the summer falls…") over het eindloopje van You can't steal my love, de achterstevoren-gitaarsolo op Annie's angle, de accenten van de invallende slaggitaar in de tweede helft van het intro plus het "Come on!"-koortje op If I leave you, het zachtje Beatleskoortje in het refrein en vóór de solo ("Though it's been far away") op White wall en de fantastische Hammondsolo op All my senses – allemaal perfect.

Natuurlijk is het niet zo gegaan. Voorop staan drie kwaliteiten die samen de unieke eigen inbreng van deze band vormen: een vrijwel eindeloze voorraad ijzer- en ijzersterke melodieën, twee leadzangers met allebei een krachtige en persoonlijke stem, en een grenzeloos enthousiasme en spelplezier. Bovendien denk ik op geen enkel moment: o, dat is wel héél erg gejat van specifiek de Kinks, en dát is een typisch Who-effect, en daarbij hebben ze íéts te goed geluisterd naar Steve Marriott… Het is gewoon hun liefde voor klassieke powerpop die ze steeds belijden en die in al hun arrangementen te horen valt, en gecombineerd met een enorme creativiteit en inventiviteit leidt dat tot de perfecte powerpopsongs.

Maar als ik zulke muziek zou maken zou ik van deze plaat een lijstje gaan aanleggen.
 

Mando Diao - MTV Unplugged: Above and Beyond (2010)

4,5
Ontzettend leuke plaat waarbij ik vooral onder de indruk ben van hoe de band duidelijk moeite heeft gedaan om de nummers ècht "anders" te brengen en iets aan de studioversies toe te voegen. En dat ze daar voor mijn gevoel ook in geslaagd zijn blijkt mij voor mij mede uit het feit dat ik sommige nummers (Sheepdog, Gloria, High heels) door déze versies pas echt ben gaan waarderen.

Overigens bestaat hier ook een dubbel-CD-versie van, met alle 24 nummers van het concert (zie Wikipedia).
 

Mando Diao - Never Seen the Light of Day (2007)

3,0
Wat meer afwisseling, af en toe folky invloeden en afwijkende instrumenten en songopbouw. Allemaal zeker niet slecht, alleen was ik zelf nog absoluut niet uitgekeken op wat Mr Mucho hierboven treffend de "spring-rock"-nummers noemt. De laatste twee tracks vind ik compositorisch wel grappig, maar de zestien-en-een-halve minuut die ze samen duren slaat wat mij betreft de plaat helemaal dood. Gelukkig bevat mijn versie nog een paar bonusnummers die voor een gezonde wederopstanding zorgen (o.a. de knaller Last time infected, ik zit weer tegen het plafond). Hoogtepunt van de plaat : het subliem-melancholische Not a perfect day.
 

Mando Diao - Ode to Ochrasy (2006)

4,5
Wat de lof betreft sluit ik me bij de voorgangers aan, maar niet als het om favoriete nummers gaat, want You don't understand me vind ik één van hun beste nummers ooit. Als de tweede helft van het album even consistent was als de eerste, zou dit voor mij een top-10-aller-tijden-kandidaat zijn. De beste plaat van een waanzinnig energieke band die het begrip "catchy" een geheel nieuwe invulling geeft.
 

Manfred Mann's Earth Band - Manfred Mann's Earth Band (1972)

3,0
Een rare mix van pop, funkrock en prog, en waar dat bij sommige platen of bands nog wel kan worden gezien als een bewijs van veelzijdigheid levert het hier alleen maar een onsamenhangende lappendeken op. Absoluut niet slecht dankzij de professionele aanpak en het stevige spel (waardoor zelfs een vervelende cover van Dylans suffe Please Mrs Henry nog nèt beluisterbaar blijft), en met een paar sublieme hoogtepunten (Sloth, Tribute, Jump sturdy met die bizarre slotsolo, het voortdenderende Prayer), maar als geheel te heterogeen om echt te boeien. (Hoewel, té heterogeen voor mij – voor de band zelf was dit wellicht een mooie verzameling experimentele probeersels om te kijken welke richting ze uit wilden, en zoals bekend wierp dat later wel z'n vruchten af.)

Manfred Mann's Earth Band - Nightingales & Bombers (1975)

5,0
Fantastische plaat die in mijn oren vooral hard klinkt, niet in de zin van Ritchie-Blackmore-versus-Jon Lord-knallend maar omdat de totaalsound klinkt alsof elk geluidje voor maximale helderheid uit de groeven wordt geperst zonder dat dat leidt tot overmatige drukte of vermoeidheid aan de oren of een gevoel van over-produktie. Hoe het zware baswerk bijvoorbeeld vanuit Spirits in the night en Time is right omhoog dreunt, of het slag- en bekkenwerk op het sowieso al magnifieke titelnummer, dat brengt die nummers als het ware nog dichterbij en geeft ze een extra intensiteit. Ook los van die explosiviteit is dit echter een prachtig album zonder ook maar één matig nummer; Fat Nelly vind ik de minste track, maar zelfs dat heeft nog zó'n "schwung" dat ik het niet slecht kan vinden, en verder begint de plaat al sterk en wordt daarna alleen maar beter, met Visionary mountains en het titelnummer voor mij als hoogtepunten. Tevens subliem gezongen met een stem die (zoals Bluebird hem op 15-10-2010 omschrijft) "cynisch, verhalend, zakelijk en dreigend" is en "uitstekend in het progrockplaatje van MMEB" past.
        Wat dat dreigende betreft, ik zou Nightingales & bombers vanwege de overrompelende arrangementen, de donkere solo's en de vele bijgeluidjes (zoals niet alleen de bommenwerpers maar ook het achterstevorene dameskoortje in het slotnummer) haast beklemmend noemen, maar dat gaat dan voorbij aan de levenslust die musician in zijn bericht van 16-11-2018 bij Solar fire noemt als belangrijk kenmerk van zowel dàt als dít album. Bizar dat Mann zèlf zich in het boekje bij de geremasterde uitgave uit 2013 herinnert dat "We really were reaching the end of where we knew where we were going. Towards the end of the album, we were thrashing around in the dark", want niet alleen hoor ik niets van die onzekere gemoedsgesteldheid terug, maar die twijfel heeft ook nog eens een album opgeleverd dat op mijn oren juist een enorm gefocuste indruk maakt.

Manfred Mann's Earth Band - Solar Fire (1973)

4,0
Na mijn enthousiasme over The roaring silence ben ik nu in de tijd teruggereisd naar Solar fire en Nightingales & bombers, maar van die drie vind ik dít album toch het minste. Het begint eigenlijk al bij het lange openingsnummer : Father of day, Father of night is natuurlijk prachtig uitgevoerd, maar ik kan er toch niet onverdeeld enthousiast over zijn. Via de twee latere Springsteen-covers wist ik al hoe MMEB gebruikt maakt van composities van andere artiesten om er dan een (aanzienlijk) langere en spectaculaire work-out van te maken, en ook hier klinkt het allemaal weer fantastisch met gitaar- en synthesizersolo's bovenop die mellotron, maar ik vind het wat èrg lang duren, en dan zit er voor mij in die bijna tien minuten te weinig melodische en ritmische variatie om het echt te ervaren als het meesterwerk dat de meeste mensen er hier in horen (getuige ook het aantal gebruikers dat het als favoriet heeft aangevinkt: 32, 20 meer dan nummer 2, de titeltrack). In the beginning, darkness zet de zaak wat meer op scherp, en het grappige instrumentaaltje daarna heeft een bijzonder mooie en subtiele afronding.
        De tweede helft van de plaat bevalt me eigenlijk een stuk beter. Het elegante titelnummer zet de toon, en de daaropvolgende instrumental is werkelijk geweldig, met gitaarsolo's die in Saturn al sterk zijn maar in Mercury echt subliem, mijn favoriete (dubbel)nummer van het album. De twee Earth-nummers vormen een sfeervolle afsluiting van het album, en zo kom ik uiteindelijk toch nog aan 4*, ook al omdat de kosmische insteek qua teksten en sfeer mij wel aanspreekt. Ergens comfortabel tussen 70's-rock, prog en jazzy in; hoe de mannen hun instrumenten beheersen is verder boven alle kritiek verheven, en hoewel ik bij The roaring silence totaal platging voor de stem van Chris Thompson moet ik zeggen dat zijn voorganger niet voor hem onderdoet en zowel de rustiger als de steviger nummers probleemloos over het voetlicht brengt (met uitzondering misschien van de "lichte" stem die hij opzet in het slotnummer, die past misschien wel in de compositie maar vind ik zelf niet zo geslaagd).
        Beluisterd als MMCD06 op het Creature Music-label, (ook) via Manns eigen website te bestellen; het geluid is zoals gezegd geweldig en het boekje niet onaardig, maar op aandringen van Mann zelf is de tracklisting van het oorspronkelijke vinyl-album aangehouden, zodat de twee bonustracks nu alleen als gratis download (192 kbps) van zijn eigen site te halen zijn.

Manfred Mann's Earth Band - The Good Earth (1974)

3,5
Ook ik vraag me af hoe het kan dat een plaat middenin de reeks van Solar fire, Nightingales & bombers en The roaring silence kwalitatief zo uit de toon valt. Zelf denk ik dat dat toch veel met de composities te maken heeft; het titelnummer heeft bijvoorbeeld een melodie die ik al na twee minuten zat ben, en of de gitaarriff nou saai is of alleen maar te mechanisch wordt gespeeld weet ik niet, maar het lukt mij in ieder geval niet om geboeid te blijven. Het instrumentale tussenstuk is dan weer wèl sterk, en zo zit ik al meteen in de spagaat.
        Het risico is bij mij altijd een beetje dat ik een stok ga zoeken om de hond mee te slaan: dan vind ik Launching pad bijvoorbeeld een mager en slecht gezongen nummer, en dan val ik over het feit dat het slot bestaat uit een melig instrumentaal stuk dat als een nachtkaars uitgaat, maar als ik het nummer wèl leuk had gevonden had ik er slechts de schouders over opgehaald als iemand van dat einde een punt had gemaakt.
        Zo is alles op kant 1 eigenlijk niet slecht maar een beetje middelmatig, en dan knalt kant 2 er opeens in met een spannend intro dat overgaat in een geweldig sfeervol en melodieus nummer inclusief scherpe gitaarpartij en mooie basloopjes, gevolgd door een heerlijk instrumentaal tussenstuk met lekkere synthesizersolo's en een ritmesectie met een aan Ian Paice en Roger Glover herinnerende voortstuwing. En Sky high gaat nog even door, ook weer met zo'n geweldige ritmesectie – als de hele plaat van dit niveau zou zijn kwam ik gevaarlijk dicht in de buurt van de 5*, maar Be not too hard is daarna weer te melig voor woorden (inclusief percussie die mij doet denken aan dat feest dat ik juist aan het eind van de vorige maand weer voor een vol jaar achter mij hoopte te hebben gelaten), en het slotnummer is dan weer wel mooi maar telt voor mijn waardering maar half mee, want tezeer afgeleid van "part 1". Hoewel, als ik dat lekker vette synthesizer-intro hoor vraag ik me ook híérbij af of ik niet een stok zoek...
        Conclusie : op z'n (twee) beste momenten fantastisch, maar verder te middelmatig om veel indruk te maken of achter te laten. Denk ik. Moeilijk om dit album op z'n ware merites te beoordelen.

Manfred Mann's Earth Band - The Roaring Silence (1976)

5,0
Ik loop over straat en opeens springt er een fragment van een liedje in mijn hoofd, en ik verbaas me er over dat ik me nog nooit heb gerealiseerd hoe geweldig die melodie eigenlijk is. Helaas weet ik niet uit welk nummer die noten stammen, dus ik laat ze in alle rust steeds verder omhoog komen in mijn bewustzijn, en eindelijk weet ik het... En er ontstaat een nieuwe liefdesverhouding met dat ene nummer waarvan ik nú pas begrijp hoe diep het in mijn muzikale bewustzijn is doorgedrongen, of met de hele plaat, en vandaaruit misschien zelfs met de hele artiest of band. Dit is me een paar maal in mijn leven overkomen, maar de duidelijkste herinnering daaraan heb ik aan de eerste keer dat het gebeurde – bij Mirror in the bathroom, het openingsnummer van I just can't stop it, het debuutalbum van The (English) Beat. Ik had die plaat zelf niet eens, maar vermoedelijk is dat nummer ergens op de radio of in een platenzaak als een virus mijn oren binnengeslopen, in mijn on(der)bewuste gaan broeien en uiteindelijk als volwaardige verslaving boven komen drijven (en natuuurlijk sindsdien nooit meer weggegaan). Wellicht is dit voor wel meer muziekliefhebbers herkenbaar...
        Soms gebeurt dat ook niet eens met een sterk melodietje of een oorwurmig nummer, maar met een stem die me eigenlijk toch al behoorlijk lang vertrouwd is, zoals die van Chris Thompson, mij vooral bekend vanwege zijn bijdrage aan Thunder child op Jeff Wayne's The war of the worlds uit 1978 en vooral zijn zang op een aantal nummers van Manfred Mann's Earth Band (op mijn plank via een bescheiden via-via verkregen compilatie). Zo kwam plotseling Questions weer bij me op, en toen ik dat vervolgens draaide hoorde ik opeens hoe mooi rafelig Thompsons stem klonk. Waarom had ik me dat nooit gerealiseerd? Zijn warme en licht "ongeruste" stem maakte die toch al prachtige compositie nog een paar klassen beter, en op bijvoorbeeld Davy's on the road again kwam zijn zang al net zo goed tot zijn recht.
        Aldus kwam ik dan bij The roaring silence als mijn eerste èchte MMEB-album, en als ik al niet bij zowel MusicMeter als de All Music Guide had gezien dat dat een goede plek was om te beginnen, zou ik dat ook na de eerste luisterbeurt al hebben begrepen. Ook na meerdere keren draaien blijft dit echter een geweldige plaat, qua keyboardsounds misschien typisch een kind van z'n tijd maar qua totaalgeluid heerlijk vol en warm en toch kraakhelder (althans in de remaster van 2013). Het materiaal zelf is eveneens geweldig, melodieuze poplijnen gevat in afwisselende arrangementen met symfonische inslag, en zelfs de twee kortste nummers (ingeklemd tussen het spectaculaire The road to Babylon en het heilige Questions) zijn absoluut geen opvullers. (Bij This side of paradise begin ik overigens altijd "Time passes slowly" in plaats van "Life..." te zingen vanwege de associatie met Dylans nummer met die titel, aangezien dat te vinden is op dezelfde plaat [New morning] als Father of night dat ik van MMEB in een wonderbaarlijk opgerekte en totaal onherkenbare versie ken, nu Father of day, father of night geheten.)
        Hoe dan ook, een lang verhaal (waarvoor excuses aan wie dit al niet meer leest) om duidelijk te maken dat ik met deze plaat tegelijkertijd me bewust word van iets dat ik eigenlijk altijd al geweten heb èn iets ontdek dat er altijd al (nou ja, al ruim 40 jaar) geweest is. Maar ik moet wel goed onthouden dat op de enige plaat die op MusicMeter hoger dan dit gewaardeerd wordt (voorganger Nightingales and bombers) Chris Thompson nog niet de zanger is...
        Bizar trouwens wat ze met de teksten doen. Het boekje vermeldt al dat je in de openingstrack "wrapped up like a deuce" als "douche" zou kunnen verstaan (hetgeen er toe zou hebben geleid dat het nummer op sommige zuidelijke radiostations niet zou zijn gedraaid), maar ook in de tekst van The road to Babylon zijn de twee regels "By the waters of Babylon, we lay down and wept, and wept for thee Zion / We remember, we remember, we remember thee Zion" veranderd in "...and wept for these I am / [...] we remember these I am". Vond Mann als niet-blanke dat hij geen recht had om zich met Zion (de heilstaat der Rastafari's) te associëren? Maar waarom dan dit fragment van Rivers / Waters of Babylon überhaupt opgenomen? Of was het gewoon een grapje?

Manfred Mann's Earth Band - Watch (1978)

3,5
Moeilijk om hier een precies oordeel over te vellen. Op de een of andere manier haalt Watch het voor mij niet bij z'n twee voorgangers, maar als ik precies zou moeten zeggen waaróm sta ik met een mond vol tanden. Er staan geen zwakke plekken op, het klinkt als een klok, de solo's zijn strak en hard, Martha's madman is spannend, Chicago institute is mooi mysterieus, California (voor mij hoogtepunt 1) is prachtig melancholisch en kwijnend, en de melodie van Davy's on the road again (hoogtepunt 2, Robbie Robertson is wel een beetje een held van mij) is zó klassiek dat ik steeds denk dat dit een enorme Amerikaanse radiohit is geweest, maar het haalde niet eens de hitlijsten daar. En toch ontbreekt er iets, misschien een totaalsfeer die op Nightingales en Silence wèl aanwezig was.
        Overigens vind ik het wel een beetje een zwaktebod om een oude hit als Mighty Quinn van stal te halen (ook al is het dan in een onherkenbaar jasje gestoken) – me dunkt dat deze mannen inmiddels toch wel zó'n uitgebreid modern repertoire hebben dat ze dat nummer niet meer van onder het stof vandaan hoeven te halen, laat staan het op een album te zetten. (Wat ook wel zal meespelen is dat ik het sowieso een suf nummer met een ontzettend flauwe tekst vind, ook al is Bob Dylan dan wel heel erg een held van mij.) Deze versie is verder niet slecht, maar ik ervaar het een beetje als een anticlimax dat dit als afsluiter wordt gebruikt, en dan gaat het ook nog eens als een nachtkaars uit.
        Enfin, om op de plaat als geheel terug te komen, zoals gezegd absoluut niet slecht, maar de magische vonk van de twee voorgangers ontbreekt, zonder dat ik precies de vinger op de zere plek kan leggen.

Manic Street Preachers - This Is My Truth Tell Me Yours (1998)

4,0
Het gebeurt me niet vaak dat ik een stuk "moet" schrijven over een plaat waarover ik zúlke gemengde gevoelens heb. Aan de minkant staat allereerst die stem: soms mooi emotioneel en daardoor passend bij de kwetsbaardere nummers, soms een ergerlijke piepstem waarvan ik me afvraag of hij wel geschikt is voor de steviger uithalen van bijvoorbeeld You're tender and you're tired, Be natural en Nobody loved you (om nog maar te zwijgen over die mislukte "What is there to believe in?"-schreeuw in Ready for drowning). Daarnaast kleinere details: die pretentieuze openingszin van S.Y.M.M. ("The subtext of this song..."), de ergerlijke gewoonte om melodische accenten te leggen op lettergrepen die geen klemtoon hebben ("And I wish I had been born a girl", "Ma-hass mur-de-rer"), dat dwaze fluitje in het emotionele You're tender and you're tired (opeens zit ik met Blurs Top man in m'n hoofd), en vooral dat afschuwelijke Born a girl – allemaal dingen die me elke keer weer opvallen en storen. Aan de pluskant staan elf (van de dertien) nummers die op z'n minst boeiend zijn en op hun best werkelijk geweldig, een soort mix van rock en soul met goede melodieën, pakkende arrangementen en een (ja, daar gaat ie) mooi emotionele stem die als enige nadeel heeft dat hij vaak hoger zingt dan ik kan meebrullen. En elf sterke nummers op één CD, dat tikt toch aan, en dus geef ik dit album vier sterren, en hoop ik maar dat ik door hem (nog) vaker te draaien steeds minder allergisch ga worden voor die pijnpunten.

Marillion - Afraid of Sunlight (1995)

5,0
Majesteuze melodieën, mysterieuze sfeer, een ongrijpbare plaat die me ook na vele malen luisteren verrast, bij de lurven grijpt, ontroert. In de zachtere passages doet Hogarth me soms denken aan het latere werk van Mark Hollis, wanneer hij de lettergrepen meer neuriet dan zingt. Fantastisch album, stiekem een half sterretje aan m'n waardering toegevoegd. Hoe ik negen maanden geleden heb kunnen schrijven dat ik me "in ongeduldiger buien wel eens stoor aan de manier waarop dit album wankelt op de dunne grens tussen atmosferisch en mat" kan ik nu absoluut niet meer begrijpen – het was kennelijk een moeizame zwangerschap. Ik heb nu de eerste negen platen van deze band: Script 5*, Fugazi 5*, Childhood 5*, Clutching 4½*, B'sides 4½*, Seasons 4*, Holidays 4*, Brave 4½* en Afraid 4½*. Dat kan slechter.

Marillion - An Hour Before It's Dark (2022)

4,0
Wonderbaarlijk hoe deze mannen na 40 jaar nog zo gretig kunnen klinken én nog zulke mooie muziek kunnen maken. Halverwege de plaat wordt het soms een beetje té mooi en slepend, maar dat past misschien ook wel bij de serieuze zaken waarover H zingt – en wat dat betreft: petje af voor zijn ijzersterke, zeer geïnspireerde en vaak ook ontroerende teksten. Het is verder weer klassieke Marillion, met de band die haarfijn aanvoelt hoe ze de melodieën van H zo effectief mogelijk in de muziek en de begeleding kunnen laten vallen, en Steve Rothery die weer een paar smaakvolle gitaarsolo's ten beste mag geven; ik kan nog niet precies overzien hoe het niveau van deze plaat zich ten opzichte van eerdere albums verhoudt, maar ik heb er wel vertrouwen in dat An hour before it's dark over een jaar nog beter zal zijn geworden.

Marillion - Anoraknophobia (2001)

2,0
Bij het selectief doorspitten van de discografie van deze band heb ik me tot nog toe beperkt tot de bij MusicMeter hoogstgenoteerde platen en/of de albums die ook daarbuiten de grootste reputatie hebben (op mijn plank nu 12 in totaal), maar nu ben ik dan toch aangekomen bij een plaat die beduidend minder hoog staat aangeschreven. En het is wel even schrikken, want bij het openingsnummer val ik na het mooie piano-intro opeens in een groove die bij mij onmiddellijk associaties oproept met U2 ten tijde van She moves in mysterious ways en andere bands à la de Stone Roses en EMF, en die sound was in 2001 volgens mij al passé. Of de drums hier akoestisch of elektronisch zijn weet ik niet, maar ze klinken ontzettend synthetisch, en in combinatie met de wah-wah-gitaar, de lage bas, de zang die soms als Neil Finn klinkt en het algemene kunstmatige geluidsbeeld levert dat een plaat op die mij maar zelden raakt. En nee, het is niet vanwege hun poging tot vernieuwing dat ik afhaak, dat vind ik prima en juich ik toe, het is het resultaat ervan, het grove bandgeluid dat ook in de composities doorsijpelt en dat veel nummers de nek omdraait – This is the 21st century heeft bijvoorbeeld een prachtige melodie, maar het kost me echt moeite om door de bijbehorende synthetische en monotone begeleiding "heen te luisteren", en die eindeloze echoënde gitaarsolo op het einde doet de zaak ook geen goed. Ik kan aan deze plaat maar weinig plezier beleven.

Marillion - B'sides Themselves (1988)

4,0
Mooie actie om alle nooit op elpee verschenen B-kantjes van Marillion op één compilatie uit te brengen – je zou willen dat dat gebeurde bij àl je favoriete bands. Maar wat je dan óók zou willen is dat het bij al die favoriete bands ook zo'n kwalitatief hoogwaardige verzameling opleverde, want hoewel je B'sides themselves natuurlijk niet met een zorgvuldig samengesteld studio-album mag vergelijken ligt de lat ook hier behoorlijk hoog. Grendel spring uiteraard het meest in het oog, maar als persoonlijke favorieten heb ik toch Three boats down from the candy en Cinderella search aangemerkt. Die composities zijn als geheel al sterk, maar dat maakt eigenlijk niet eens uit, de eerste minuten zouden bij wijze van spreken uit niets anders dan een kiestoon hoeven bestaan, want zodra in beide nummers de melodische wending en de daaropvolgende climactische passage aanbreken ga ik bij allebei voor de bijl, ik ben nou eenmaal een sucker voor zulke triomfantelijke finales. (Wat jammer toch dat ik voor de volledige versie van Cinderella search naar mijn bonus-disc van Fugazi moet grijpen – die 71 extra seconden hadden hier toch óók nog wel op gepast?)
        Ik moet overigens bekennen dat ik deze band toch wel met héél andere ogen ben gaan bekijken sinds ik in Martin C. Strongs The great rock discography (1998) zag dat het zesde nummer van deze CD eigenlijk niet Lady Nina heet maar Lady Ninja...

Marillion - Brave (1994)

4,5
Ik ben haast huiverig om mijn two cents' wisdom aan alle loftuitingen toe te voegen, maar vooruit: dit is een superbe plaat die door vele muzikale stemmingswisselingen toch steeds een sfeer van weerspannige melancholie (zoals ik het voel – "ze willen me kopje onder krijgen, maar daar ga ik niet aan meedoen") weet vast te houden. De steviger nummers vind ik ook prima in het geheel passen, maar wel heb ik soms last van de associatie van de pianopartijen in de openingsmaten van Goodbye to all that, The hollow man en The great escape met Supertramp, een band die ik persoonlijk nergens in terug hoef te horen. Dat is echter slechts een klein minpuntje; verder heb ik hier weinig tot niets op aan te merken. Waarom dan toch niet de maximale score? Wel, omdat ik bij Brave om de een of andere reden niet de stap kan maken van zéér diepe bewondering naar onvoorwaardelijke liefde. Ik kan daarvoor niet zo gauw een reden verzinnen (of liever gezegd bespeuren), hoogstens dat ik de stem van Steve Hogarth na zeventig minuten wel een beetje zat ben (zonder dat hij daar overigens wat aan kan doen, want hij zingt de hele plaat lang uitstekend); de lengte van het album zèlf is verder geen struikelblok, en nogmaals, muzikaal is het perfect. Sterker nog, dit is het soort album dat, àls het kwartje dan eenmaal valt, dan ook meteen doorstoot naar mijn persoonlijke top-10. Tot die tijd is dit "gewoon" een fantastische plaat.
        Ben ik overigens de enige die bij de hoes hiervan steeds aan de hoes van Eurythmics - 1984 moet denken?

Marillion - Clutching at Straws (1987)

4,5
Toen ik een paar jaar geleden de Fish-albums van Marillion ontdekte, kwam ik om de een of andere onnaspeurbare reden tot de conclusie dat Clutching at straws niet het niveau van de eerste drie platen haalde. Toch raar, dacht ik een paar weken terug, waarom zou déze nou opeens zoveel minder zijn?
        Inmiddels heb ik hem opnieuw opgediept, en zoals gezegd kan ik nu eigenlijk niet meer begrijpen hoe ik indertijd tot die conclusie ben gekomen. Het is eigenlijk van a tot z een absoluut superbe plaat, aan de ene kant zeer afwisselend, aan de andere kant met genoeg tekstuele, emotionele en muzikale echo's om er een mooi samenhangend geheel van te maken.
        Een indrukwekkende plaat, maar tegelijkertijd moeilijk om er over te schrijven: óf ik hou het bij een korte (en zeer positieve) waardering, óf ik voel me verplicht om er meerdere kantjes over te schrijven om alle nuances te belichten, want zoals gebruikelijk boort Fish weer een heleboel schrijnends aan (en gebruikt daarbij en passant ook weer een enorm vocabulaire, ook altijd leuk). Muzikaal zo mooi en afwisselend dat je deze plaat vaak kunt draaien, emotioneel zo beladen dat ik echt de momenten moet kiezen om op de onderstroom in te gaan.
        Wederom valt me op wat een enorm verschillende stemmen Fish en zijn opvolger hebben. Kunnen Marillion-kenners mij vertellen of ze bij de audities voor een nieuwe zanger opzettelijk een totaal andere stem zochten, of was Steve Hogarth gewoon de beste kandidaat om de lege plek op te vullen?

Marillion - F​.​E​.​A​.​R. (2016)

Alternatieve titel: Fuck Everyone and Run

5,0
Met het klimmen der jaren wordt hij voor mij moeilijker om complexe muziek te "doorgronden",
hetgeen zich bijvoorbeeld uit in het feit dat ik ook na meerdere malen luisteren bij sommige passages nog niet weet wat de volgende minuten zullen brengen, terwijl ik vroeger na een keer of vijf luisteren ook de meer gecompliceerde muziekstukken al "begreep". Nu lijkt me dat dus moeilijker af te gaan, hetgeen lastig is wanneer prog/symfo/progmetal je favoriete genre is. Maar waar ik bij sommige platen niet weet of mijn gebrek aan waardering nu te wijten is aan mezelf óf aan het feit dat de muziek misschien wel gewoon een ongestructureerd zootje is, beschouw ik F.E.A.R. juist als een groeibriljant die bij elke keer draaien nog nieuwe dingen prijsgeeft. Het moest eigenlijk verboden worden dat een band 33 jaar na z'n debuut nog een album met zoveel melodisch vernuft en zoveel emotionele diepte maakt, maar zolang die wetswijziging nog niet is doorgevoerd verhoog ik tot de maximale score. Wát een plaat.

Marillion - Holidays in Eden (1991)

4,0
Ik ben zelf niet per se blij met een verschuiving richting mainstream, maar wanneer de composities zo ijzersterk zijn als hier kan ik er goed mee leven – sterker nog, ik vind dit een prachtige plaat met diverse uitstekende nummers en zonder ook maar één zwakke broeder. Bovendien vind ik nummers als Splintering heart (voor mij het absolute hoogtepunt van de plaat, en blijkens de statistieken sta ik daarin bepaald niet alleen) en The party muzikaal maar ook tekstueel toch wel iets te donker om echt mainstream te mogen heten.
        Het enige dat me in het begin even tegenstond was de 80's-gedateerdheid van de gitaarsound, met als duidelijkste voorbeelden Cover my eyes (dat als U2 begint) en No one can (waarvan het intro me sterk aan Every breath you take doet denken en de korte solo aan Mark Knopfler). Maar uiteindelijk vervliegt dat bezwaar toch in de kwetsbaarheid van de prachtige melodieën, de intensiteit van de zeer overtuigende zang, en de prima en vaak mooi suggestieve teksten. (Eervolle vermelding voor het even simpele als effectieve en bijzonder opzwepende drumwerk dat This town in gang zet.)

Marillion - Live from Loreley (2009)

Van het bestaan van dit concert was ik niet op de hoogte, maar ik kwam hem net toevallig op DVD tegen (wel even diep in de buidel moeten tasten: €2,50 bij de kringloopwinkel). Goed beeld, prima geluid, setkeuze uitstekend (helaas dus zonder de laatste twee nummers), band op dreef, Fish goedgemutst en beweeglijk, Rothery scherp, en achtergrondzangeres Cori Josias voegt echt wat toe (zeker bij de climax van The last straw). Ik ga hier geen stem op uitbrengen omdat ik natuurlijk niet weet hoe de CD-mix klinkt, maar wat ik op de DVD hoor (en zie) is in ieder geval magnifiek.

Marillion - Marbles (2004)

4,0
Beetje onduidelijk hoe nou al die releases in elkaar zitten, want je hebt dus kennelijk de oorspronkelijke enkele CD, daarna de "limited edition"-dubbele, en wat momenteel te koop is (en wat ik kortgeleden heb aangeschaft) is vooral de inmiddels kennelijk gewone dubbele maar dan met bovenstaande nummers in een iets andere volgorde (en minus de singlemix van You're gone), hetgeen mij doet afvragen of er wel straffeloos geschoven kan worden binnen de tracklisting van een album dat toch zó duidelijk een bepaalde sfeer probeert over te brengen. En waar ik helemaal niet bij kan is dat het magnum opus Ocean cloud niet op het oorspronkelijke album zou hebben gestaan... Enfin.
        Wat ik hier in de huidige 2-CD-constellatie hoor is in ieder geval een prachtig album met de band gefocust en in topvorm, Hogarth geïnspireerd en met een sterke set teksten, een goede afwisseling tussen puntig en uitwaaierend, en een hang naar nummers die meer zijn gestructureerd rondom zangmelodieën met minimale of beperkte begeleiding, sfeer en soundscape dan rondom traditionele arrangementen waarin elk instrument min of meer constant aan bod komt (ik moest soms dan ook wel denken aan de latere Talk Talk). De hoogtepunten (naast Ocean cloud de indringende opener en het perfecte Don't hurt yourself) behoren dan ook tot het beste dat ik van de inmiddels 12 albums van deze band ken.
        Uiteindelijk kom ik toch niet tot de maximale score omdat sommige nummers voor mij net te veel leunen op sfeer en te weinig op melodie en afwisseling, en dan betrap ik mezelf erop dat mijn interesse wegzakt en mijn gedachten afdwalen (net als bij de latere Talk Talk). Daarnaast behoor ik ook tot degenen die vinden dat het slot van Neverland niet het einde is dat dit album verdient, met z'n overdaad aan stemecho's en daarna z'n overdreven belletjes wanneer het nummer zelf al lang is weggestorven. Niet dat het slecht of vervelend is, maar het voegt niets toe en het doet voor mij afbreuk aan de rest van de compositie. 4* voor het geheel is voor mij een mooi begin, en/maar wanneer ik over een poosje mijn hele Marillion-collectie weer ga draaien zou Marbles best eens hoger kunnen uitkomen.

Marillion - Misplaced Childhood (1985)

5,0
Altijd een hekel gehad aan Kayleigh : steeds maar dat "gebroken" ritme, een zangmelodie die vervelend is in het couplet en voorspelbaar in het refrein, en een paar jaar later plotseling al die kindjes op het schoolplein die allemaal Kelie bleken te heten . Binnen de flow van het gehele album moet ik echter toegeven dat het toch wel een redelijk sterk nummer is, al was het alleen maar vanwege de emotionele punch (en bovendien heeft het ook een zeer fraai instrumentaal gedeelte met een prima gitaarsolo), en de overgang naar Lavender is daarna weer een kippevelmoment. Sowieso vormen de overgangen vaak een hoogtepunt, soms vanwege het overvloeien (bijvoorbeeld Bitter suite in Heart of Lothian en Blind curve in Childhood's end?), soms juist omdat het contrast zo scherp is dat het naar adem doet snakken (zoals tussen Lords of the backstage en Blind curve).

Maar wat misschien nog het meest opvalt is de schier eindeloze hoeveelheden sterke en vooral toegankelijke melodieën die de band hier tot z'n beschikking heeft: wie de plaat kocht op basis van de top-40-notering van Kayleigh zal misschien even verbaasd zijn geweest toen hij het hele album op de draaitafel legde, maar ik denk dat hij er toch gauw genoeg door zal zijn gegrepen. (In Engeland haalde de single de tweede plaats en kwam het album op 1 binnen, om na vier weken al uit de top-10 te vallen, maar acht weken later stond het nóg eens vijf weken in de top-10 – kennelijk werd daar een gevoelige snaar geraakt. In Nederland kwam de elpee tot de achtste plaats en haalde de single niet eens de top-10, maar staat het wel steeds bij de bovenste 200 van de Top-2000.)

Commerciële uitverkoop? Gewoon een eerlijke en intense plaat met bovendien een enorm hoge draaibaarheidsfactor.
 

Marillion - Radiation (1998)

4,0
Ik heb deze binnengekregen in de 1998-versie en plaats mijn bericht dus ook op déze plek, maar ik kan me voorstellen dat de 2013-mix voor veel luisteraars een verademing is, want nog voordat ik van deze discussie over de twee verschillende versies op de hoogte was viel het me al op dat het drumgeluid soms uitgesproken lelijk is, terwijl ook sommige stukken van de zangpartij van Three minute boy en de eindsolo van These chains een beetje in de mix verzuipen. En dat is jammer, want hoewel Radiation van alle (op het moment van schrijven twintig) studioplaten van Marillion met afstand de laagste gemiddelde score heeft (3,10) bevalt hij mij verrassend goed. De composities zijn redelijk straightforward en vrij kort (met uitzondering van het slotnummer), maar alle melodieën zijn behoorlijk sterk (met uitzondering van Born to run), en omdat H in tekstueel opzicht eigenlijk maar zelden teleurstelt levert de combinatie van tekst en muziek ditmaal een heel consistente en voortreffelijke plaat op. Mooi hoe H op A few words for the dead eerst een beangstigend beeld van paranoia, angst en geweld door de eeuwen heen kan schetsen ( “See the weirdos / On the hill / Come to get you / If you stand still") en daarna een boodschap van liefde kan verkondigen zonder klef te worden (vind ík althans). Een toegankelijk en solide album.

Marillion - Script for a Jester's Tear (1983)

5,0
Indertijd door mij niet opgepikt, gedeeltelijk omdat het teveel een Genesis-rip-off zou zijn, gedeeltelijk omdat ik met heel andere muziek bezig was (Cave, Smiths, Sylvian, Echo & the Bunnymen).

Vijfentwintig jaar later en helemaal in de symfo (oude, maar ook wat er aan nieuwe is), vond ik dat ik dit toch eens moet proberen, en na een paar keer draaien trok ik m'n haren uit dat ik hier niet eerder aan was begonnen. Natuurlijk, de Genesis-link is er: incidenteel het gitaargeluid en het orgeltje, het ritme hier en daar, de zang van Fish die soms aan die van Gabriel doet denken (maar soms ook aan Geoff Tate van Queensrÿche), en de opbouw van nummers (maar soms zijn die ook een stuk minder labyrintisch dan die van Genesis). Even zo groot zijn echter de verschillen; met name de emotionele oerschreeuw die Fish van zijn zang maakt en de intense teksten vol littekens geven aan deze muziek een totaal andere gevoelskleur dan de sprookjesachtige en soms vervreemdende spinsels van Genesis.

Wat deze muziek echter ook kenmerkt is de manier waarop Steve Rothery en Mark Kelly met hun smaakvolle arrangementen de lange nummers zodanig inkleuren dat ze de perfecte achtergrond vormen voor de lange lappen tekst die Fish zingt, met zijn karakteristieke stem die misschien niet technisch perfect is maar wel zo uitdrukkingsvol dat ze die teksten een extra emotionele dimensie geven. En daardoor worden zelfs de nummers die misschien compositorisch niet uitblinken toch meegezogen in het geheel, als één lange trip waarvan je eigenlijk geen stukje zou willen missen. Alles hoort bij elkaar op deze plaat, alles vormt één gemoedstoestand.

Wellicht gooide Fish hier in één keer alle opgespaarde woede, rancune en gekwetstheid eruit, zodat je je zou kunnen afvragen wat hij voor toekomstige platen nog in petto zou kunnen hebben. Meer dan genoeg, naar zou blijken, maar dit debuutalbum is in ieder geval een linkse directe die voor mij inmiddels totaal los is komen te staan van elke (positieve dan wel negatieve) Genesis-associatie.